vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
DJHB/AS
zaaknummer / rolnummer: 131638 / KG ZA 11-316
Vonnis in kort geding van 8 september 2011
[NAAM EISER],
wonende te Ulvenhout,
eiser,
advocaat mr. T.P.A.M. Reynaers te Roosendaal,
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
[NAAM GEDAAGDE],
gevestigd te Wierden,
gedaagde,
advocaat mr. U. Santi te Waalwijk.
Partijen zullen hierna [eiser] en de [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Ter terechtzitting van 7 september 2011 heeft [eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
1.2. De [gedaagde] heeft de vordering bestreden.
1.3. Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van [eiser] de originele dagvaarding en van de zijde van de [gedaagde] een pleitnota, overgelegd en vonnis gevraagd.
1.4. De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. De feiten
2.1. [eiser] is eigenaar van diverse historische rijtuigen. [eiser] ment deze rijtuigen, hetgeen wordt aangeduid als traditioneel gerij.
2.2. [eiser] ment eveneens rijtuigen van derden, waaronder het rijtuig van [naam]. Laatstgenoemde is eigenaar van een rijtuig, maar verkiest niet (meer) zelf te rijden. In 2009 heeft [eiser] met het rijtuig van [naam] het Nederlands Kampioenschap (NK) traditioneel gerij gewonnen en hierdoor is [eiser] de facto aan te merken als titelverdediger.
2.3. De [gedaagde] is een vereniging die zich bezig houdt me traditioneel gerij. In de statuten van de [gedaagde] is in artikel 2 onder andere bepaald dat de vereniging als doel heeft een organisatie in stand te houden en te leiden ter bewaring en vermeerdering van de kennis van authentieke rijtuigen en aanspanningen. Het lidmaatschap staat ingevolge art. 5 lid 1 open voor (onder meer) natuurlijke personen in het bezit van een authentieke aanspanning.
2.4. In artikel 22 van het reglement klassenritten [gedaagde] is bepaald dat deelnemers aan een klassementsrit die geen lid zijn van de [gedaagde] geen kandidaat kunnen zijn voor deelname aan het NK indien zij zich niet drie weken voor het NK hebben aangemeld als lid en de contributie hebben voldaan.
2.5. In artikel 6, eerste lid, onder a en d, van de statuten van de [gedaagde] is bepaald dat leden verplicht zijn de statuten en reglementen van de [gedaagde] en de besluiten van de organen van de [gedaagde] na te leven respectievelijk de belangen van de [gedaagde] in het algemeen en/of van de paardensport te bevorderen en niet te schaden.
2.6. Bij brief van 21 maart 2010 heeft [eiser] zijn lidmaatschap bij de [gedaagde] opgezegd. [eiser] heeft zich op 13 augustus 2011 (opnieuw) opgegeven als lid en op 17 augustus 2011 een bedrag aan contributie betaald van [euro] 20,00. Bij brief van 19 augustus 2011 heeft de [gedaagde] de ontvangst van de aanmelding van [eiser] bevestigd. In deze brief is voor de aanmelding als voorwaarde gesteld dat [eiser] zich in de toekomst loyaal zal opstellen jegens de leden en het bestuur van de [gedaagde] en zich aan de statuten en reglementen te houden. Bij e-mail van 19 augustus 2011 heeft [eiser] bevestigd hiermee akkoord te gaan.
2.7. Bij brief van 28 augustus 2011 heeft de [gedaagde] aan [eiser] laten weten dat hij in zijn reactie van 19 augustus 2011 niet aan alle voorwaarden heeft voldaan die de [gedaagde] heeft gesteld.
3.1. [eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de [gedaagde] te gelasten [eiser] per direct in te schrijven als lid van de [gedaagde], alsmede te bewerkstelligen dat [eiser] volwaardig kan deelnemen aan het NK Traditioneel Gerij op 10 september 2011 te Nunspeet, op straffe van een dwangsom van [euro] 25.000,00 indien de [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, met veroordeling van de [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij zowel voldoet aan de formele toelatingscriteria voor het lidmaatschap van de NTVG, als aan de aanvullende voorwaarden die de [gedaagde] heeft gesteld. Volgens [eiser] heeft hij de belangen van de [gedaagde] nimmer heeft geschaad. [eiser] heeft voorts gesteld dat zijn belang bij inschrijving groter is dan het belang van de [gedaagde] hem het lidmaatschap te weigeren.
3.3. De [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Hierop wordt bij de gronden van de beslissing, voor zover van belang, ingegaan.
4. De beoordeling
Voorvragen
4.1. De [gedaagde] heeft allereerst de bevoegdheid van de voorzieningenrechter bestreden. Volgens haar stond voor [eiser] een alternatieve rechtgang open: hij had zich schriftelijk tot de algemene ledenvergadering kunnen wenden met het verzoek stappen te nemen die er toe leiden dat [eiser] als lid wordt toegelaten.
4.2. De voorzieningrechter is van oordeel dat deze mogelijkheid niet als alternatieve rechtsgang kan worden beschouwd en dat het bestaan daarvan, wat daarvan verder zij, reeds daarom geen afbreuk kan doen aan de bevoegdheid van de rechter in kort geding.
4.3. De [gedaagde] heeft voorts het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vordering betwist. Volgens de [gedaagde] heeft [eiser] zich eerst op 13 augustus 2011 als lid aangemeld en was reeds twee jaar lang bekend wanneer het NK plaats zou vinden. [eiser] had dan ook al een jaar geleden een bodemprocedure aanhangig kunnen maken. [eiser] heeft hiertegen ingebracht dat hij er redelijkerwijs geen rekening mee heeft kunnen houden dat hij niet zou worden toegelaten bij herinschrijving. Dat is niet weersproken. Gelet hierop oordeelt de voorzieningenrechter dat [eiser] een voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
4.4. Niet in geschil is dat de beslissing van de [gedaagde] om [eiser] niet als lid toe te laten is genomen binnen het kader van wet, statuten en reglementen. Bij de beoordeling van de over en weer ingenomen standpunten is dan ook uitgangspunt dat het bestuur als terzake bevoegd orgaan de vrijheid heeft om vast te stellen of er gronden zijn om iemand die aan de formele criteria voor toelating voldoet, niettemin als lid te weigeren. De rechter past terzake terughoudendheid. Slechts indien aannemelijk is dat het bestuur in redelijkheid niet tot haar beslissing heeft kunnen komen, kan een voorlopige voorziening op haar plaats zijn.
4.5. Ter zitting heeft de [gedaagde] gesteld dat [eiser] niet aan alle aan hem gestelde voorwaarden heeft voldaan, omdat hij zich niet loyaal heeft verklaard jegens de leden en het bestuur van de [gedaagde]. Desgevraagd heeft de [gedaagde] verklaard dat deze voorwaarde erop is gericht dat [eiser] zijn lidmaatschap niet direct weer opzegt na het NK en dat [eiser] verder niets toevoegt aan de vereniging.
4.6. [eiser] heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij niet voornemens is zijn lidmaatschap na het NK weer te beëindigen. Verder heeft hij aangegeven dat hij wenst bij te dragen aan de kwaliteit van de rijsport. [eiser] heeft erop gewezen dat hij zich in het verleden ook altijd verdienstelijk heeft gemaakt voor de vereniging.
4.7. De voorzieningenrechter oordeelt hieromtrent als volgt. Gegeven het werkterrein van de vereniging en de toelatingsregeling in de staturen moet worden aangenomen dat het bestuur in geval van weigering om een belangstellende die aan de voorwaarden voor het lidmaatschap voldoet als lid toe te laten de plicht heeft om dat besluit te voorzien van een deugdelijke motivering. Aan die verplichting heeft het bestuur in casu niet voldaan, ook niet na aanvulling van de motivering ter zitting. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4.8. Voor zover de motivering erop berust dat [eiser] niet met zoveel woorden heeft verklaard dat hij zich in de toekomst loyaal zal opstellen jegens de leden en het bestuur van de [gedaagde], wordt allereerst opgemerkt dat de wet en de statuten deze eis niet stellen en dat de eis zich ook niet verdraagt met het in fundamentele rechtsbeginselen van de Nederlandse rechtsorde verankerde uitgangspunt dat democratie - ook verenigingsrechtelijke democratie - wordt gediend met vrijheid van meningsuiting, ook indien dat een het bestuur of andere leden onwelgevallige mening behelst.
4.9. De [gedaagde] heeft erop gewezen dat er in het verleden onenigheid is geweest tussen [eiser] en het bestuur en dat de vrees bestaat dat [eiser] de in het verleden gevoerde discussie weer zal aanwakkeren. [eiser] heeft in reactie laten weten dat hij geenszins van plan is "oude koeien uit de sloot te halen" en dat hij het doel en de belangen van de vereniging een warm hart toedraagt en zich daarvoor wil inzetten. Daarmee lijkt voldoende verzekerd dat het bestuur mag rekenen op een constructief samenwerkend lid.
4.10. Ten slotte heeft de [gedaagde] gesteld dat vele leden verbolgen waren over de artikelen in "Mensport". Zij is bevreesd dat er reuring zal ontstaan indien [eiser] weer en dat andere leden hun lidmaatschap zullen beëindigen.
4.11. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de [gedaagde] - mede gelet op hetgeen hiervoor over het democratisch karakter van een vereniging is opgemerkt - volstrekt niet onderbouwd dat [eiser] zich zodanig heeft gedragen dat dit in redelijkheid een grond zou kunnen zijn om hem toelating als lid te weigeren. Tegenover betwisting door [eiser] heeft de [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat hij de hand heeft gehad in de artikelen in Mensport, noch daargelaten dat de inhoud daarvan de grenzen van het betamelijke geenszins overschrijdt. Ook heeft de [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat een terugkeer van [eiser] als lid tot schade voor de vereniging zou kunnen leiden. Daarvoor is meer nodig dan het risico dat enkele andere leden hun lidmaatschap zullen opzeggen. Ook dat risico is overigens niet aannemelijk gemaakt.
4.12. Gelet op het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter dat de [gedaagde] in redelijkheid niet tot haar beslissing heeft kunnen komen om [eiser] als lid te weigeren. De gevorderde voorziening komt daarom voor toewijzing in aanmerking. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
4.13. De [gedaagde] heeft ter zitting heeft aangegeven bereid te zijn [eiser] in te schrijven als lid, zij het voorwaardelijk: [eiser] wordt lid tot de eerstvolgende algemene ledenvergadering en over zijn toelating na dat tijdstip wordt door het bestuur beslist gehoord die vergadering. Zij heeft op die grond bepleit dat een kostenveroordeling achterwege blijft.
4.14. Dat pleidooi wordt niet gevolgd. Het voorstel is door de [gedaagde] eerst aan het slot van de zitting en dan nog op aangeven van de voorzieningenrechter gedaan. Bovendien komt het voorstel op een belangrijk punt niet tegemoet aan de door [eiser] ingestelde vordering: [eiser] wil herstel van zijn status als volwaardig lid. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat [eiser] bij dat herstel spoedeisend belang heeft, nu niet onaannemelijk is dat de voorlopige oplossing die de [gedaagde] aanhangt binnen de wereld van het traditioneel gerij - waarbinnen [eiser] een bekende persoon is - stigmatiserend zou kunnen uitwerken, zoals [eiser] heeft betoogd. Dat brengt mee dat de [gedaagde] moet worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt de [gedaagde], direct na betekening van dit vonnis [eiser] in te schrijven als lid van de [gedaagde], alsmede te bewerkstelligen dat [eiser] volwaardig kan deelnemen aan het NK Traditioneel Gerij op 10 september 2011 te Nunspeet, op straffe van een dwangsom van [euro] 1.000,00 per dag dat de [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van [euro] 25.000,00;
5.2. veroordeelt de [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op [euro] 260,00 aan verschotten en op [euro] 816,00 aan salaris advocaat;
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. weigert de meer of anders gevorderde voorziening.
Gewezen door mr. A.H. Schotman, voorzieningenrechter in de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2011 in tegenwoordigheid van mr. D.J.H. Best, griffier.