ECLI:NL:RBALK:2012:59

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
12 januari 2012
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
AWB-11_1085
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en last onder dwangsom na aantreffen hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 12 januari 2012 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, woonachtig in een woning waar op 3 november 2010 een hennepkwekerij werd aangetroffen, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar. Dit besluit, genomen op 5 november 2011, hield in dat bestuursdwang werd toegepast en een last onder dwangsom werd opgelegd. Eiser moest een keuringsrapport van de elektrische installatie overleggen, reparaties laten uitvoeren indien nodig, en een herkeuringsrapport na de reparaties indienen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de hennepkwekerij met 220 planten en bijbehorende apparatuur op 3 november 2010 werd aangetroffen. De gemeente heeft de hennepplantage onmiddellijk laten verwijderen. Eiser heeft in zijn beroep enkel de last onder dwangsom betwist. De rechtbank heeft overwogen dat de elektriciteitsvoorziening in de woning niet voldeed aan de wettelijke voorschriften, zoals vastgelegd in de Woningwet en het Bouwbesluit. De rechtbank heeft geen reden gevonden om te twijfelen aan de bevindingen van de gemeente en de rapporten van deskundigen die de brandgevaarlijke situatie bevestigden.

De rechtbank oordeelde dat het bestuursorgaan bevoegd was om handhavend op te treden en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een weigering van handhaving rechtvaardigden. Eiser had niet aangetoond dat hij aan de opgelegde last kon voldoen zonder de kosten te dragen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat de situatie van eiser niet vergelijkbaar was met eerdere gevallen van handhaving. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR

Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/1085

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2012 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, verweerder

(gemachtigden: V.M. Berends, E. van der Sijde en M. Blom).

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder zijn beslissing om jegens eiser bestuursdwang toe te passé n ter zake van het op 3 november 2010 ontmantelen van een illegale hennepkwekerij in een woning gelegen aan de [adres 1] (de woning) op schrift gesteld.
Bij ditzelfde besluit heeft verweerder een last onder dwangsom opgelegd tot het overleggen van een keuringsrapport van de gehele elektrische huisinstallatie en het laten uitvoeren van reparaties, in geval gebreken worden vastgesteld, als ook tot het overleggen van een na afloop van de reparaties opgesteld herkeuringsrapport.
Bij besluit van 21 maart 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2011. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser is woonachtig in de woning. Op 3 november 2010 is hier bij een controle, uitgevoerd door medewerkers van de afdeling Bouwen van de gemeente Alkmaar en de politie, een hennepkwekerij aangetroffen met 220 hennepplanten en daarbij behorende apparatuur waaronder in ieder geval een afzuigmotor alsook dertien groeilampen. Verweerder heeft nog diezelfde dag de hennepplantage laten verwijderen.
2.
Ter zitting heeft eiser bevestigd dat het beroep zich enkel richt tegen de opgelegde last onder dwangsom. De rechtbank zal zich in deze uitspraak derhalve beperken tot de vraag of verweerder op goede gronden een last onder dwangsom heeft opgelegd.
3.1
In artikel 2, eerste lid, van de Woningwet, is bepaald dat uit het oogpunt van veiligheid technische voorschriften worden gegeven omtrent de staat van bestaande woningen. Deze voorschriften zijn neergelegd in het Bouwbesluit. Zo is in artikel 2.52 van het Bouwbesluit neergelegd dat een bestaand bouwwerk een veilige voorziening heeft voor elektriciteit. In artikel 2.55 is vervolgens bepaald dat een voorziening voor elektriciteit voldoet aan bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften. De hier bedoelde voorschriften betreffende de norm voor laagspanningsinstallaties zijn neergelegd in de NEN 1010-norm.
3.2.1
Ter zitting is door verweerder (nader) toegelicht dat er ten tijde van de controle op 3 november 2010 een brandgevaarlijke situatie werd aangetroffen en dat derhalve niet werd voldaan aan de onder 3.1 genoemde wettelijke voorschriften. Dat het hier een brandgevaarlijke situatie betrof wordt bevestigd in het door – niet nader genoemde –medewerkers(s) van Liander B.V. opgestelde rapport “Elektronische veiligheid en t.b.v. de hennepplantage op bovengenoemd adres” met bijbehorende foto’s, de “verklaring gevaarzetting hennepkwekerij” van 9 juni 2011 opgesteld door fraudespecialist [naam 1] , werkzaam bij Liander N.V. en het inspectierapport opgesteld door [naam 2] , werkzaam bij [bedrijf] van 30 november 2011.
3.2.2
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de mededeling van verweerder omtrent hetgeen bij de controle is aangetroffen, noch aan de inhoud van de nadien opgestelde rapporten waarin deze waarnemingen op schrift zijn gesteld en/of worden bevestigd, noch aan de deskundigheid van de waarnemers van de situatie en/of opstellers van de rapporten. Dat de bevindingen en conclusies enige tijd na de controle op schrift zijn gezet, maakt niet dat van de inhoud van deze rapporten niet zou kunnen worden uitgegaan. De rechtbank neemt dan ook als vaststaand aan dat ten tijde in geding sprake was van een brandonveilige situatie in de woning van eiser. Eiser is naar het oordeel van de rechtbank niet erin geslaagd om het tegendeel aannemelijk te maken, laat staan aan te tonen. Eiser heeft zijn stellingen, hoewel dat wel op zijn weg had gelegen, niet onderbouwd met – bijvoorbeeld - een keuringsrapport van een deskundig te achten persoon of instantie. Gesteld noch gebleken is tenslotte dat eiser zelf als zodanig is aan te merken.
3.3
Gezien het hiervoor overwogene moet derhalve ook als vaststaand worden aangenomen dat de elektriciteitsvoorziening in de onderhavige woning niet voldeed aan de wettelijke voorschriften zodat verweerder in beginsel bevoegd was ter zake handhavend op te treden.
4.
Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
5.1
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de handelwijze van verweerder in strijd komt met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Gelijk hiervoor reeds is overwogen bestaat de overtreding daaruit dat de elektriciteitsvoorziening van de woning van eiser niet voldoet aan de wettelijke voorschriften. De last onder dwangsom is eiser opgelegd ten einde elk risico op brand uit te sluiten. Daartoe dient hij een keuringsrapport van een onafhankelijke specialist over te leggen, inhoudende dat de voorziening in zijn woning voldoet aan de wettelijke voorschriften. Naar het oordeel van de rechtbank is het daarmee voor eiser volstrekt duidelijk wat hij moet doen om aan verbeurte van dwangsommen te ontsnappen. Eiser heeft een en ander ook niet betwist, doch hij kan zich er niet mee verenigen dat de kosten van de keuring voor zijn rekening en risico zijn gebracht. Dit bezwaar treft naar het oordeel van de rechtbank evenwel geen doel. Met het in bedrijf hebben van een hennepkwekerij in zijn woning en het ten behoeve daarvan manipuleren van de elektriciteitsvoorziening, heeft eiser er immers willens en wetens voor gekozen een illegale situatie te creëren. Niet kan daarom worden gezegd dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de kosten die gepaard gaan met het opheffen van deze situatie door eiser zelf moeten worden gedragen.
6.
Eiser beroept zich ten slotte op het vertrouwensbeginsel. Eiser verwijst hiertoe naar de ontmanteling van een hennepkwekerij op het adres [adres 2] waarbij niet is gelast de elektriciteitsinstallatie te laten (her)keuren. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat de ontruiming op last van de politie plaatsvond op grond van overtreding van de Opiumwet. De rechtbank is van oordeel dat nu er in bovengenoemd geval geen sprake is van bestuursrechtelijke handhaving, er geen sprake is van gelijke gevallen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt dan ook niet.
7.
Het beroep is ongegrond.
8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
9.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat er door verweerder geen bedrag is vastgesteld waarboven geen dwangsommen meer worden verbeurd. Eiser heeft evenwel geen beroepsgronden aangevoerd welke betrekking hebben op het ontbreken van een maximumbedrag. Dit aspect betreft voorts geen aangelegenheid van openbare orde en staat derhalve evenmin ter beoordeling in het kader van de door de bestuursrechter te verrichten ambtshalve toetsing. De rechtbank zal aan dit aspect dan ook verder geen consequenties verbinden. De rechtbank geeft verweerder wel in overweging om – indien en voor zover alsnog tot invordering van dwangsommen wordt overgegaan (ter zitting is gebleken dat dit vooralsnog niet in gebeurd) – in dit geval uit te gaan van een maximum van € 5.000,-, hetgeen – gelijk namens verweerder desgevraagd is medegedeeld – in overeenstemming zou zijn met het door verweerder op dit punt gehanteerde beleid.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van mr. C. van Steenoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2012.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.