6. Eiseres heeft aangevoerd dat zij wel voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Eiseres stelt dat sommige feiten en omstandigheden zoals genoemd in het rapport van de arbeidsdeskundige bij de WIA-aanvraag onjuist zijn weergegeven dan wel niet zijn vermeld. Zo is onder meer uitgegaan van een onjuist beeld van de werkzaamheden van de werknemer; die bestonden voor 50% uit chauffeurswerkzaamheden en voor 50% uit werkzaamheden als heftruckchauffeur/loodsmedewerker. Eiseres heeft daar in haar bezwaarschrift uitgebreid op gewezen. Verweerder is hier niet op ingegaan in het bestreden besluit en in dat besluit staan ook onjuistheden vermeld.
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat eiseres niet in een duur re integratietraject wilde investeren omdat zij dat zelf kan. De mogelijkheid om zelf het tweede spoor in te zetten staat in verweerders folder die eiseres in 2008 is uitgereikt. Het inschakelen van een re-integratiebedrijf - wat geld kost - is niet verplicht. Dit staat in verweerders beleid en werd door de Arboarts bevestigd. Eiseres voert aan dat zij bij het inzetten van het tweede spoor zelf juist actief heeft gezocht naar werk voor de werknemer. Ten onrechte stelt verweerder dat sprake is van ‘slechts begeleidende en bemiddelende activiteiten’. Vanaf augustus 2008 heeft eiseres veelvuldig contact gehad met het CWI in Schagen.
In november 2009 is arbeidsdeskundige Izaks en in maart 2010 het Poortwachterscentrum geraadpleegd met de vraag of het zinvol was het tweede spoor alsnog uit te besteden. De reactie was dat men positief was over de door eiseres verrichtte inspanningen.
Verder benadrukt eiseres dat het poortwachterstraject en de loondoorbetalingsverplichting gedurende twee jaar ingaan op de dag van ziekmelding. In dit geval was dat 19 juni 2008 en niet 4 januari 2008. Tussen 4 januari 2008 en 19 juni 2008 heeft eiseres ook inspanningen verricht om te zoeken naar een oplossing. Verweerder houdt hier geen rekening mee. De werknemer heeft in deze periode ook bezwaar gemaakt tegen de intrekking van het groot rijbewijs, wat mogelijk tot volledige werkhervatting zou leiden. Het tweede spoor is in augustus 2008 opgestart met het contact met CWI. Dat is 2 maanden na de ziekmelding en derhalve tijdig.
De werknemer werkte voor 50% in aangepast werk bij eiseres, te weten de bestaande werkzaamheden als heftruckchauffeur/loodsmedewerker. De werknemer zou met ingang van januari 2009 aan het werk kunnen bij een tegelhandel voor de andere 50%, maar door de onredelijke eisen van verweerder (detacheringscontract) vond dit geen doorgang. De inspanning van eiseres die hiermee gepaard ging wordt door verweerder niet genoemd.
Verder betwist eiseres het standpunt van verweerder dat de werknemer met het verliezen van zijn groot rijbewijs vrijwel geheel zijn positie op de arbeidsmarkt verliest. De werknemer heeft immers ook 25 jaar ervaring als heftruckchauffeur en loodsmedewerker en kan dit werk voor 100% verrichten. Het ligt voor de hand om naar dit soort werk te zoeken in plaats van om te scholen. Hij kan met zijn BE rijbewijs ook nog tot 10 ton vervoeren en vele andere werkzaamheden uitvoeren.
Eiseres betoogt dat verweerders stelling dat eiseres pas eind 2010 een re-integratiebureau (arbeidsdeskundige Izaks) heeft ingeschakeld nadat de eigen inspanningen in het tweede spoor onvoldoende resultaat hadden ook onjuist is. Eiseres heeft dit gedaan om de eigen aanpak te laten toetsen en niet om het tweede spoor uit te besteden.
Eiseres voert aan dat het eerste spoor is gestart in april 2008 toen een flexibel inzetbare parttime chauffeur kon worden aangetrokken, die de vrachtwagenchauffeurswerkzaamheden van de werknemer heeft overgenomen. De werknemer behield een dienstverband van 50% voor de werkzaamheden als heftruckchauffeur/loodsmedewerker, aangevuld met chauffeurswerk waarvoor slechts het BE-rijbewijs is vereist.
Deze chauffeur kon echter niet blijven waarna andere chauffeurs werden aangetrokken, waaronder de heer [naam 3] die ook gedeeltelijk arbeidsongeschikt was en vanaf begin 2009 tot oktober 2009 bij eiseres werkzaam was als chauffeur. Door gebrek aan medewerking van verweerder, waarover nog een klacht loopt bij het UWV, leidde dit echter niet tot het beoogde resultaat. Dit had tot gevolg dat het eerste spoor eind 2009 eindigde.
Het tweede spoor liep vanaf augustus 2008 (vacaturebank CWI) tot het einde van het poortwachterstraject (indienen WIA-aanvraag) en zelfs daarna is eiseres blijven zoeken.
Het eerste en tweede spoor werden dus deels gelijktijdig gevolgd. De noodzaak van het volgen van het tweede spoor was tot het vertrek van de heer [naam 3] ook eigenlijk niet aanwezig. Normaal moeten tweede spoor-activiteiten na een jaar worden aangevangen. Eiseres wilde de werknemer liever niet kwijt en besloot de energie van het tweede spoor te richten op een deeltijdbaan elders, teneinde de werknemer in staat te stellen een (samengestelde) dienstbetrekking van 100% te bereiken.
Eiseres voert aan dat arboarts Speller op 4 november 2008 heeft gezegd dat bij stagnatie een arbeidsdeskundige ingeschakeld moest worden. Dat moment werd volgens eiseres eind 2009 bereikt, waarna arbeidsdeskundige Izaks werd ingeschakeld die op 9 december 2009 een rapport heeft opgesteld. Daarin staat dat de huidige re-integratie in het aangepaste werk als het maximaal haalbare wordt beschouwd. Het eerder inschakelen van deze deskundige zou volgens eiseres dus niet tot een andere aanpak hebben geleid.
Eiseres heeft ook in maart 2010 het Poortwachterscentrum geraadpleegd, nadat verweerder had geconcludeerd dat het traject uitbesteed moest worden. De consulent bij het Poortwachterscentrum heeft eiseres meegedeeld dat eiseres het maximale heeft gedaan voor het behoud van de werknemer voor de arbeidsmarkt.
Verweerder acht een loonwaarde van 65% een adequaat resultaat van re-integratie-inspanningen. Dit is slechts een verschil van 15% die door eiseres bij een gunstige economische situatie had kunnen worden opgevangen.
Eiseres vindt het onredelijk dat verweerder achteraf vraagt om alle werkzaamheden die zij heeft gedaan nogmaals door een re-integratiebureau te laten uitvoeren. Ten slotte stelt eiseres dat verweerder heeft verzuimd te omschrijven wat er mankeert aan het door eiseres gevolgde traject.