ECLI:NL:RBALK:2012:BV6385

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
21 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
810113-11
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van zorgverlener voor ontucht met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 21 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorgverlener die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met twee minderjarige jongens. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum], heeft in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009 en van 1 juni 2010 tot en met 19 maart 2011 verschillende seksuele handelingen gepleegd met de slachtoffers, die beiden jonger waren dan 16 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van de slachtoffers, wat resulteerde in ernstige strafbare feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 40 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte ter beschikking gesteld (TBS) met voorwaarden, waaronder een behandelverplichting en een verbod op het uitoefenen van werkzaamheden met minderjarigen. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot schadevergoeding aan de wettelijk vertegenwoordigers van de slachtoffers uitgesproken. De rechtbank heeft de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, zodat de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie kan beginnen. De zaak heeft grote impact gehad op de slachtoffers en hun families, en de rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd zwaar laten meewegen in haar oordeel.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.810113-11 (P)
Datum uitspraak: 21 februari 2012
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Vught.
1. Het procesverloop
Naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2011 heeft de rechtbank op 29 november 2011 een tussenvonnis gewezen, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast geldt. Bij dit vonnis (hierna: het tussenvonnis) is het onderzoek ter terechtzitting heropend teneinde de officier van justitie de gelegenheid te geven om Reclassering Nederland op te dragen een nieuw Maatregelrapport TBS met voorwaarden te doen opstellen. Op 14 februari 2012 heeft de voortgezette behandeling van de zaak plaatsgevonden, waarna het onderzoek op de terechtzitting is gesloten en de uitspraak is bepaald op 21 februari 2012.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 november 2011 en 14 februari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. H.K. ter Brake, advocaat te Hoorn, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 31 december 2009 op een of meer verschillende tijdstippen in de gemeente Alkmaar en/of te Zuid-Scharwoude in de gemeente Langedijk, (telkens) met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
-zijn penis en/of vinger(s) gebracht in de anus van die [slachtoffer 1] en/of
-zijn penis gebracht in de mond van die [slachtoffer 1] en/of
-de penis van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, mond gebracht en/of gelikt aan die penis en/of balzak en/of
-de penis van die [slachtoffer 1] betast en/of die [slachtoffer 1] afgetrokken en/of
-gebeten in de kont van die [slachtoffer 1] en/of
-zijn penis doen of laten betasten door die [slachtoffer 1];
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2010 tot en met 19 maart 2011 op een of meer verschillende tijdstippen te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk, met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
-zijn penis gebracht in de mond van die [slachtoffer 2] en/of
-zijn vinger(s) gebracht in de anus van die [slachtoffer 2] en/of
-die [slachtoffer 2] een tongzoen gegeven en/of die [slachtoffer 2] op de mond gezoend en/of
-zijn penis doen of laten likken door die [slachtoffer 2] en/of
-de penis van die [slachtoffer 2] in zijn mond gebracht en/of gelikt aan die penis en/of
-de penis en/of de kont van die [slachtoffer 2] betast en/of die [slachtoffer 2] afgetrokken en/of
-zijn penis en/of kont doen of laten betasten door die [slachtoffer 2].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
Zoals de rechtbank bij het tussenvonnis onder 3 heeft vastgesteld, is de dagvaarding geldig, is zijzelf bevoegd tot kennisneming van de zaak, is het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vervolging en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in het tussenvonnis onder 4.4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009 op verschillende tijdstippen in de gemeente Alkmaar en te Zuid-Scharwoude in de gemeente Langedijk, telkens met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
-zijn penis en vingers gebracht in de anus van die [slachtoffer 1] en/of
-de penis van die [slachtoffer 1] in zijn, verdachtes, mond gebracht en gelikt aan die penis en balzak en/of
-de penis van die [slachtoffer 1] betast en die [slachtoffer 1] afgetrokken en/of
-gebeten in de kont van die [slachtoffer 1] en/of
-zijn penis doen of laten betasten door die [slachtoffer 1];
2.
hij in de periode van 1 juni 2010 tot en met 19 maart 2011 op verschillende tijdstippen te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk, telkens met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
-zijn penis gebracht in de mond van die [slachtoffer 2] en/of
-die [slachtoffer 2] op de mond gezoend en/of
-zijn penis doen of laten likken door die [slachtoffer 2] en/of
-de penis van die [slachtoffer 2] in zijn mond gebracht en gelikt aan die penis en/of
-de penis en de kont van die [slachtoffer 2] betast en/of
-zijn penis en kont doen of laten betasten door die [slachtoffer 2].
5. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
6. De strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank verenigt zich met de in het tussenvonnis onder 8.3 weergegeven conclusies van de gedragsdeskundigen en beschouwt de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar.
De verdachte is strafbaar nu overigens ook niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
7. De straf en maatregel
7.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 14 februari 2012 gepersisteerd in haar vordering, inhoudende dat de verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel terbeschikkingstelling (hierna te noemen: TBS) met voorwaarden op te leggen, waarbij zij de rechtbank verzoekt te bepalen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. De officier van justitie heeft voorts te kennen gegeven dat zij het van belang acht dat als aparte bijzondere voorwaarde wordt opgenomen dat de verdachte zich onthoudt van werk, zowel in dienstverband als in vrijwillig kader, dat betrekking heeft op de hulp en begeleiding van minderjarige kinderen.
7.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft op de terechtzitting van 14 februari 2012 te kennen gegeven dat de verdediging zich kan vinden in de oplegging van een TBS met voorwaarden. De verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn tot het ondergaan van een behandeling en bereid te zijn zich te houden aan de ter terechtzitting besproken voorwaarden zoals deze in het maatregelrapport gedateerd 6 februari 2012 zijn opgenomen. Ook de raadsman verzoekt de rechtbank te bepalen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
7.3 Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte zoals in het tussenvonnis onder 8.3 is beschreven.
Gevangenisstraf
De rechtbank heeft in het tussenvonnis gemotiveerd waarom zij, naast de maatregel van een TBS met voorwaarden, de oplegging van een gevangenisstraf, zij het van een kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd, passend acht. Ook na het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2012 blijft de rechtbank bij dit oordeel.
Alle omstandigheden zoals beschreven in het tussenvonnis onder 8.3 in aanmerking nemende, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden.
TBS met voorwaarden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Maatregelrapport, gedateerd 6 februari 2012, opgesteld door de heer P.C. Olie, als reclasseringswerker werkzaam bij Reclassering Nederland. Uit dit Maatregelrapport blijkt dat de verdachte primair is geïndiceerd voor een behandeling bij de FPK Assen, maar dat geen zekerheid bestaat of de verdachte daar in het kader van een TBS met voorwaarden aansluitend aan zijn detentie kan worden opgenomen. Zonodig kan, ter overbrugging, wel een opname worden gegarandeerd door de kliniek van de Divisie Forensische Psychiatrie (DFP), voorheen geheten de FPA, van de GGZ Noord-Holland Noord te Heiloo. De intake-coördinator van de DFP te Heiloo heeft te kennen gegeven dat de verdachte niet geïndiceerd is voor een behandeling in Heiloo, omdat zijn problematiek als complex wordt ingeschat en zijn behandeling de beschikbaarheid van meer specifieke behandelingsmethodieken vraagt dan de DFP in Heiloo momenteel kan bieden. Maar mocht aansluitend aan de detentie nog geen behandelplek beschikbaar zijn in de FPK te Assen, dan kan de verdachte, in afwachting van plaatsing in Assen, in Heiloo worden geplaatst. Op de terechtzitting van 14 februari 2012 heeft de heer Olie aangegeven dat er een goede samenwerking bestaat tussen de FPK te Assen en de DFP te Heiloo. Het is mogelijk dat de specifieke deskundigheid waar de behandelaars in Assen over beschikken kan worden gedeeld met de behandelaars in Heiloo, zodat in overleg bepaald zal kunnen worden op welke wijze de DFP te Heiloo met de behandeling kan aanvangen, indien de verdachte eerst in Heiloo zal worden geplaatst.
Desgevraagd heeft de heer Olie op de terechtzitting van 14 februari 2012 te kennen gegeven dat hij de door de officier geëiste bijzondere voorwaarde niet in het Maatregelrapport heeft opgenomen, omdat Reclassering Nederland een zodanige aanwijzing niet kan geven. Hij ondersteunt het opnemen van een zodanige voorwaarde en hij heeft daarbij opgemerkt dat mevrouw M. Lith, als psycholoog werkzaam bij de DFP te Heiloo, te kennen heeft gegeven dat een dergelijke voorwaarde belangrijk is.
Nu het bewezen verklaarde misdrijven betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld alsmede gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en de in het tussenvonnis onder 8.3 weergegeven adviezen van de deskundigen – met name met betrekking tot de ernst van de stoornissen en het gevaar dat de verdachte zonder behandeling opnieuw tot een dergelijk feit zal komen – is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen de oplegging van de maatregel TBS met voorwaarden eist.
In het tussenvonnis is onder 8.3 overwogen op welke gronden de rechtbank, met de gedragsdeskundigen M. Boas, R. de Vries en M.L. van der Wielen, de officier van de justitie en de raadsman van oordeel dat, gelet op de persoon van de verdachte en zijn problematiek, een TBS met voorwaarden dient te worden opgelegd.
Uit het onderzoek op de terechtzitting van 14 februari 2012 is gebleken dat de verdachte bereid is de behandeling te volgen en zich aan de hierna in het dictum te vermelden voorwaarden te houden.
Omdat de rechtbank het van belang acht dat de behandeling van de verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, zal de rechtbank bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar zal zijn.
8. Vordering van de benadeelde partijen
Namens de (naar de rechtbank begrijpt: wettelijk vertegenwoordiger van) de benadeelde partij [slachtoffer 1], heeft mr. A. Koopsen vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 8.000,- wegens immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Namens de (naar de rechtbank begrijpt: wettelijk vertegenwoordiger van) de benadeelde partij [slachtoffer 2], heeft [moeders slachtoffer] vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 8.071,48 wegens materiële en immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Gelet op hetgeen in het tussenvonnis onder 10.3 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de vordering van [slachtoffer 1] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,- en dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.071,48.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vorderingen van de benadeelde partijen een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen in dat deel van de vorderingen niet ontvankelijk zijn.
De benadeelde partijen kunnen het deel van de vordering dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van de verschuldigde bedragen, heft de opgelegde verplichtingen niet op.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. Beslissing
De rechtbank:
• Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
• Gelast voorts de terbeschikkingstelling van de verdachte, onder de volgende voorwaarden:
Meldingsplicht
De verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. De verdachte moet hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als zij gedurende deze perioden nodig acht.
In ieder geval maakt deel uit van de aanwijzingen:
- de verdachte geeft inzage in zijn financiën;
- de verdachte geeft inzage in zijn sociale netwerk;
- de verdachte begeeft zich niet buiten de Nederlandse landsgrenzen.
Opname in een zorginstelling
Gezien de directe samenhang van de door de NIFP-gedragsdeskundigen geconstateerde ziektebeeld (ASS; Pedofilie; Persoonlijkheidsstoornis) met het criminele gedrag van de verdachte, wordt als voorwaarde gesteld dat de verdachte wordt verplicht om zich voor deze ziektebeelden te laten behandelen in een forensische behandelinrichting.
Deze intramurale behandeling zal plaatsvinden in de FPK te Assen, zo nodig voorafgegaan door een intramurale behandeling in de kliniek van de DFP van de GGZ Noord-Holland Noord te Heiloo.
De verdachte stelt zich behandelbaar en begeleidbaar op. Dit houdt in dat de verdachte zich actief opstelt, meewerkt, en openheid geeft over zijn “belevingswereld”, ook als dit inhoudt het bespreken van het delictscenario en het meewerken aan nadere diagnostiek.
Indien dat door de behandelaars noodzakelijk wordt geacht moet de verdachte voorgeschreven medicatie accepteren en gebruiken.
Behandelverplichting
Afhankelijk van het verloop van de behandeling en het ingeschatte recidiverisico kan de behandeling op termijn ook elders en/of extramuraal plaatsvinden. Indien die situatie zich voordoet wordt de verdachte verplicht mee te werken aan een eventuele vervolgbehandeling bij een andere geïndiceerde behandelinstelling of zelfstandig gevestigde deskundige.
Contactverbod
De verdachte wordt verboden om contact te (laten) leggen met de slachtoffers in deze strafzaak of met hun directe familie.
Andere voorwaarden het gedrag van de verdachte betreffende
De verdachte wordt verplicht om de volgende bijkomende bijzondere voorwaarde(n) na te leven en zich te houden aan de opdrachten van de reclasseringsorganisatie die in het kader van het toezicht op de naleving van deze voorwaarde noodzakelijk zijn:
- Voorafgaande aan een eventuele opname dient de verdachte een drie partijenovereenkomst af te sluiten met de zorginstelling en de reclassering. In deze overeenkomst staat beschreven wat belangrijk is in de behandeling en welke afspraken de GGZ en de reclassering met de verdachte maken. In de overeenkomst zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot uitwisselen van trajectrelevante informatie.
Verbod uitoefenen werkzaamheden
De verdachte onthoudt zich van werkzaamheden, zowel in dienstverband als in vrijwillig kader, die betrekking hebben op de hulp en begeleiding van minderjarige kinderen.
• Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 5.000,- (vijfduizend euro), als schadevergoeding aan de wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 1], zijnde [moeders slachtoffer 1].
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op € 0,00.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk.
• Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 5.000,- (vijfduizend euro), als schadevergoeding, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 5.071,48 (vijfduizendeenenzeventig euro en achtenveertig cent), als schadevergoeding aan de wettelijk vertegenwoordiger van [slachtoffer 2], zijnde [moeder slachtoffer 2].
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op € 0,00.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering niet ontvankelijk.
• Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] te betalen een som geld ten bedrage van € 5.071,48 (vijfduizendeenenzeventig euro en achtenveertig cent), als schadevergoeding, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. L.J. Saarloos en mr. N. Cuvelier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2012.