ECLI:NL:RBALK:2012:BV8916

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
8 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
14.811003-11
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en ontuchtige handelingen met twee slachtoffers, bezit van kinderpornografie

In deze kinderstrafzaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 8 februari 2012 uitspraak gedaan in een complexe zaak waarin de verdachte werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven. De zaak betreft onder andere een poging tot doodslag en ontuchtige handelingen met twee slachtoffers, alsook het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 januari 2011 in Alkmaar twee vrouwen heeft aangevallen, waarbij hij hen met geweld heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door meermalen te stompen en te schoppen, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. De verdachte heeft ook ontuchtige handelingen gepleegd, waarbij hij het slachtoffer heeft betast. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het in bezit hebben van kinderpornografie, wat hij ontkende door te stellen dat anderen ook toegang hadden tot zijn computer. De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, mede op basis van psychologische rapportages die wezen op een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 299 dagen opgelegd, gelijk aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, waarbij de verdachte verplicht werd om een bedrag van € 5.322,97 aan [slachtoffer 1] en € 1.403,06 aan [slachtoffer 2] te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer: 14.811003-11 + 14.701031-11 (ttzgev) + 14.702271-10 (tul) (P)
Datum uitspraak: 8 februari 2012
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor kinderstrafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende op de Forensisch Psychiatrische Afdeling van GGZ Noord-Holland Noord, Strandwal 8 te Heiloo.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
24 augustus 2011, 14 november 2011 en 25 januari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. J.Y Kuit, advocaat te Hoorn, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat
Ten aanzien van parketnummer 14.811003-11:
1.
Primair hij op of omstreeks 21 januari 2011 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet een of meerdere malen op/tegen het lichaam en/of op/tegen het hoofd te trappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te stompen waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of (vervolgens) deze [slachtoffer 1] terwijl zij op de grond lag een of meerdere malen op/tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair hij op of omstreeks 21 januari 2011 in de gemeente Alkmaar aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of een gebroken neus en/of een beschadigd oogvlies), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een of meerdere malen op/tegen het lichaam en/of op/tegen het hoofd te trappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te stompen waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of (vervolgens) deze [slachtoffer 1] terwijl zij op de grond lag een of meerdere malen op/tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen ; Meer subsidiair hij op of omstreeks 21 januari 2011 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meerdere malen op/tegen het lichaam en/of op/tegen het hoofd heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of (vervolgens) deze [slachtoffer 1] terwijl zij op de grond lag een of meerdere malen op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 21 januari 2011 in de gemeente Alkmaar, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het een of meerdere malen (over de kleding) betasten van de billen en/of de vagina van die [slachtoffer 1] en/of geven en/of trachten te geven van een zoen op de mond en/of in het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of het likken en/of trachten te likken van het gezicht van die [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het dicht naast die [slachtoffer 1] lopen en/of het duwen tegen die [slachtoffer 1] en/of het bovenop die [slachtoffer 1] zitten en/of liggen en/of het een of meerdere malen roepen van:"vuile hoer";
3.
hij op of omstreeks 21 januari 2011 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meerdere malen op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen en/of (vervolgens) deze [slachtoffer 2] terwijl zij op de grond lag een of meerdere malen op/tegen het lichaam en/of op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 14.701031-11:
hij op of omstreeks 8 november 2010 te Nibbixwoud, gemeente Medemblik,, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een afbeelding en/of een gegevensdrager, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten een of meerdere foto's in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voorgenoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed en/of opgemaakt is/zijn en/of in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een) (erotisch getinte) houding(en) poseert/poseren die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overweging ten aanzien van het bewijs
4.1. Inleiding
De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij twee voor hem onbekende vrouwen op straat heeft aangevallen en geweld op deze vrouwen heeft uitgeoefend. Daarbij zou de verdachte een van deze vrouwen tevens onzedelijk hebben betast. Voorts wordt de verdachte verweten dat hij kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.
De rechtbank dient te oordelen of bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voornoemde feiten. Daarbij dient de rechtbank onder meer te beoordelen hoe het op [slachtoffer 1] (hierna ook te noemen: [slachtoffer 1]) toegepaste geweld juridisch dient te worden gekwalificeerd.
4.2 Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 14.811003-11:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met dien verstande dat zij het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen acht. De officier van justitie is van mening dat de verdachte, door meermalen te slaan en te schoppen in het gezicht van [slachtoffer 1], bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden.
Ten aanzien van parketnummer 14.701031-11:
Tevens acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad. De officier van justitie vindt de verklaring van de verdachte, inhoudende dat in de nacht waarin een van de kinderpornografische afbeeldingen op de computer is bekeken ook nog andere personen in de woning aanwezig waren die dat gedaan zouden kunnen hebben, onaannemelijk.
4.3 Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 14.811003-11:
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op het overlijden van [slachtoffer 1]. De raadsman merkt daarbij op dat de verdachte geen wapen heeft gebruikt, waardoor de kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden kleiner moet worden geacht.
Ten aanzien het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende bewijs. De raadsman heeft opgemerkt dat de camerabeelden en de verklaring van de getuige [getuige 1], die enkel heeft verklaard dat het ‘leek’ als of de verdachte de vrouw probeerde te zoenen, de verklaring van [slachtoffer 1] niet, respectievelijk onvoldoende ondersteunen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman opgemerkt dat het opzet van de verdachte op het zwaar lichamelijke letsel, ook in voorwaardelijke vorm, niet kan worden bewezen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer 2] (hierna ook te noemen: [slachtoffer 2]) niet heeft verklaard dat zij door de verdachte is geschopt en dat enkel getuige [getuige 2] het heeft over schoppen. De raadsman acht bewezen dat de verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar van fiets te trekken en haar te slaan, maar hij voert aan dat dit niet kan worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van parketnummer 14.701031-11:
De raadsman is van mening dat het enkel aantreffen van de afbeeldingen in een map die op naam van de verdachte staat, niet de conclusie kan dragen dat de verdachte die afbeeldingen in die map heeft opgeslagen en een van die afbeeldingen heeft geopend op 6 oktober 2010. De verdachte heeft aangegeven dat er die nacht andere personen in de woning aanwezig waren die gebruikt maakten van de computer. Gelet op het voorgaande is de raadsman van mening dat de verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.
4.4 Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 14.811003-11, feiten 1 en 2:
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 21 januari 2011 omstreeks 02.41 uur loopt [slachtoffer 1] van de Kanaalkade, de Paardenmarkt en de Museumstraat richting de Sint Jorisstraat te Alkmaar. Op een gegeven moment loopt de verdachte achter [slachtoffer 1] aan en volgt hij haar tot aan de Sint Jorisstraat. Op de Sint Jorisstraat pakt de verdachte [slachtoffer 1] vast en geeft hij haar met kracht een stomp in het gezicht waardoor [slachtoffer 1] op de grond valt. Vervolgens wordt [slachtoffer 1] door de verdachte meermalen gestompt en geschopt.
Poging doodslag
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte het pure opzet heeft gehad dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. Met betrekking tot de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de doodslag overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat het meermalen stompen en schoppen tegen het hoofd en in het gezicht in beginsel kán leiden tot het intreden van de dood van het slachtoffer. Of de kans op de dood als aanmerkelijk moet worden aangemerkt, is echter afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Als voorbeeld van dergelijke omstandigheden zijn te noemen de kracht en de duur van het stompen en schoppen, alsmede de plaats waar de stompen en schoppen terecht zijn gekomen. In het onderhavige geval heeft de rechtbank de volgende omstandigheden in aanmerking genomen.
Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte [slachtoffer 1], terwijl zij op de grond ligt, meermalen met kracht stompt en schopt. Vervolgens tonen de beelden dat de verdachte op zijn knieën gaat zitten boven op [slachtoffer 1] en met beide tot vuisten gebalde handen [slachtoffer 1] meermalen stompt. Hierna staat de verdachte op en schopt hij nog een aantal keer tegen [slachtoffer 1]. Uit de beelden blijkt dat de verdachte [slachtoffer 1] tenminste vijfentwintig keer heeft gestompt en tenminste zeven keer heeft geschopt. Getuige [getuige 3] heeft voorts gezien dat [slachtoffer 1] onder andere meermalen in haar gezicht werd geschopt.
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] en de letselverklaring blijkt dat [slachtoffer 1] fors letsel heeft opgelopen als gevolg van het door de verdachte uitgeoefende geweld, waarbij het meeste letsel zich bevindt in haar gezicht en aan haar hoofd.
Daarbij komt dat op het voorhoofd van [slachtoffer 1], tegen de haargrens boven het linkeroog, paarse huidverkleuringen in een zigzaglijnenpatroon zichtbaar zijn. Een foto van dit letsel is vergeleken met een afdruk van de schoen van de verdachte. Daaruit blijkt dat de lijnen van het letsel overeenkomen met de verhoudingen van het zigzagprofiel van de schoen van de verdachte, waardoor het letsel in het gezicht van [slachtoffer 1] mogelijk is veroorzaakt door de schoen van de verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat uit de kracht en duur waarmee het geweld is uitgeoefend alsmede uit de plaats waar de stompen en schoppen op het hoofd en in het gezicht terecht zijn gekomen, kan worden vastgesteld dat naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans bestond dat het [slachtoffer 1] zou komen te overlijden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de hierboven beschreven gedragingen, niet anders dan dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard.
Ontucht
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte, toen hij achter haar liep, over haar billen heeft gestreken met zijn hand. Voorts heeft zij verklaard dat de verdachte, terwijl hij op haar zat, tussen het geweld door meermalen met zijn hand over haar broek aan haar vagina heeft gezeten. Zij heeft ook verklaard dat, op het moment waarop zij de handen van de verdachte wegduwde, zij weer in haar gezicht werd geslagen en dat, als zij haar gezicht probeerde te beschermen, de verdachte met zijn handen weer bij haar vagina voelde. Tevens heeft [slachtoffer 1] verklaard dat de verdachte haar probeerde te zoenen.
Dit laatste wordt ondersteund door de getuige [getuige 1], die heeft verklaard dat zij zag dat een vrouw op de grond lag, een man geknield naast haar zat, de man de vrouw meerdere vuistslagen gaf, haar met zijn hand tegen de grond duwde en het leek alsof de man de vrouw aan het zoenen was.
In de onderhavige zaak biedt naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van getuige [getuige 1] voldoende steun voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat de verdachte ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd. Dat de getuige niet heeft gezien dat de verdachte meermalen over de kleding van [slachtoffer 1] haar vagina heeft betast doet niet af aan een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging. In dat kader stelt de rechtbank voorop dat volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad in het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) wordt gerelateerd aan de gehele tenlastelegging en niet slechts een onderdeel daarvan en dat, noch in de wet, noch in de jurisprudentie, de eis wordt gesteld dat het steunbewijs betrekking heeft op alle in de ten laste gelegde genoemde ontuchtige handelingen. Daarbij komt dat de verklaring van [slachtoffer 1] over de afwisselende wijze van het betasten zo specifiek is dat de rechtbank deze verklaring zeer betrouwbaar acht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 14.811003-11, feit 3:
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 21 januari 2011 omstreeks 04.30 uur fietst [slachtoffer 2] (hierna ook de te noemen: [slachtoffer 2]) van de Randerdijk richting de Friesebrug te Alkmaar. Op de Friesebrug loopt de verdachte naar [slachtoffer 2] toe, stompt haar tegen haar hoofd en direct daarna stompt hij haar in haar gezicht. Nadat [slachtoffer 2] van haar fiets is gestapt, stompt de verdachte haar tegen haar achterhoofd en tegen haar rechterschouder. Als gevolg van deze stompen valt [slachtoffer 2] op de grond. Vervolgens schopt de verdachte meermalen tegen het lichaam van [slachtoffer 2] terwijl zij op de grond ligt.
Poging zware mishandeling
Anders dan de raadsman heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte [slachtoffer 2] meermalen heeft geschopt terwijl zij op de grond lag. Dat [slachtoffer 2] zich niet meer kan herinneren wat er heeft plaatsgevonden terwijl zij op de grond lag, doet daar niet aan af. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met bovengenoemde geweldshandelingen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou bekomen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ook het onder 2 ten laste gelegde bewezen.
Ten aanzien van parketnummer 14.701031-11:
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 8 november 2010 omstreeks 10.35 uur vindt een doorzoeking plaats in de woning gelegen aan de [adres 1], gemeente Medemblik. De eigenaresse van de woning, [naam], is op het moment van de zoeking niet in de woning aanwezig. Zij wordt op 8 oktober 2010 omstreeks 07.52 uur in de woning aan [adres 2] te Opperdoes aangehouden. Op het moment van de zoeking is alleen de verdachte in de woning aanwezig. Bij de zoeking wordt onder meer een computer in beslag genomen. Op deze computer worden in een map genaamd [bestandsnaam] tien kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen. Voornoemde map bevat verder onder andere een Curriculum Vitae op naam van de verdachte en een door de verdachte ondertekende brief..
Nader onderzoek aan de computer heeft voorts aangetoond dat in de nacht van 8 oktober 2010 om 01.46 uur één van de kinderpornografische afbeeldingen is geopend. Verder is gebleken dat op de computer de hyvespaginga ‘[naam].hyves.nl’ die nacht tussen 0.00 uur en 03.00 uur, meerdere malen is geopend. De verdachte heeft verklaard dat dit zijn hyvespagina is.
Bezit van kinderpornografische afbeeldingen
De verdachte heeft aangegeven dat in de nacht van 7 op 8 oktober 2010 ook andere personen in de woning aanwezig waren die van de computer gebruik hebben gemaakt. Gelet op de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden alsmede gelet op het feit dat de verdachte zijn verklaring niet heeft onderbouwd door concreet aan te geven welke personen naast hemzelf in de woning aanwezig zijn geweest, acht de rechtbank deze verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en zal zij deze verklaring terzijde stellen.
De rechtbank heeft op basis van voornoemde bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte op 8 oktober 2010 tien kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 14.811003-11:
1.
Primair hij op 21 januari 2011 in de gemeente Alkmaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet tegen het hoofd heeft gestompt waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en vervolgens deze [slachtoffer 1] terwijl zij op de grond lag meerdere malen tegen het lichaam heeft geschopt en in het gezicht en tegen het hoofd heeft gestompt en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 21 januari 2011 in de gemeente Alkmaar, door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het
- over de kleding betasten van de billen van die [slachtoffer 1] en
- meerdere malen over de kleding betasten van de vagina van die [slachtoffer 1] en
- het trachten te geven van een zoen in het gezicht van die [slachtoffer 1]
bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden uit het dicht naast die [slachtoffer 1] lopen en het duwen tegen die [slachtoffer 1] en het bovenop die [slachtoffer 1] zitten en liggen;
3.
hij op 21 januari 2011 in de gemeente Alkmaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meerdere malen tegen het hoofd heeft gestompt en
- tegen het lichaam heeft gestompt;
waardoor die [slachtoffer 2] ten val is gekomen en vervolgens deze [slachtoffer 2] terwijl zij op de grond lag meerdere malen tegen het lichaam heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 14.701031-11:
hij op 8 november 2010 te Nibbixwoud, gemeente Medemblik, een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, te weten meerdere foto's, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voorgenoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt, waarbij deze personen gekleed zijn en/of in een erotisch getinte houding poseren die niet bij hun leeftijd past en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze personen nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden,
waarbij de afbeeldingen aldus een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en strekken tot seksuele prikkeling.
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 14.811003-11, feit 1 primair:
Poging tot doodslag.
Ten aanzien van parketnummer 14.811003-11, feit 2:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Ten aanzien van parketnummer 14.811003-11, feit 3:
Poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van parketnummer 14.701031-11:
Een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van parketnummer 14.811003-11, de feiten 1 en 3:
De gezondheids- en forensisch psycholoog D. Breuker (hierna ook kortweg: Breuker) heeft blijkens haar rapport, gedateerd 31 mei 2011, geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een hechtingsstoornis en middelenproblematiek (cannabisafhankelijkheid en alcoholmisbruik mogelijk zelfs afhankelijkheid, beide in remissie door de preventieve hechtenis). Er is tevens sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens door de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met antisociale en narcistische trekken. Breuker geeft aan dat ten aanzien van zijn persoonlijkheidsontwikkeling de verdachte niet kinderlijk en ‘emotioneel onrijp’ meer overkomt, maar dat eerder sprake lijkt te zijn van een persoonlijkheid die vrij constant en stabiel is gebleven over de afgelopen drie jaar. Bij de verdachte wordt blijvend een steeds terugkerend gedragspatroon waargenomen van met name antisociale en narcistische gedragingen. In zijn persoonlijkheid zijn ook een groot aantal psychopathe trekken aanwezig. Dit betreft voornamelijk persoonlijkheidstrekken die ook in de antisociale en narcistische pathologie terugkomen, zoals de aanwezigheid van manipulatieve trekken, grote affectieve tekorten, en veel impulsief antisociaal/crimineel, en onverantwoordelijk gedrag.
De stoornis heeft volgens Breuker in aanzienlijke mate een rol gespeeld bij het ten laste gelegde. De verdachte is vanuit zijn stoornissen onvoldoende in staat om risicovol gedrag te voorkomen en de neiging te weerstaan om zich hier impulsief mee in te laten, zonder na te denken over de gevolgen, zo ook wat betreft zijn middelengebruik. Hij is tot slot geneigd negatieve emoties, frustraties en onlustgevoelens uit te leven op zijn omgeving (acting-out), hetgeen ook een rol heeft gespeeld tijdens het ten laste gelegde.
Breuker concludeert dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd voor het ten laste gelegde.
De psychiater/ kinder- en jeugdpsychiater J. de Jonge (ook te noemen: De Jonge) komt in zijn rapport, gedateerd 22 juli 2011, tot eenzelfde conclusie. Ook hij heeft vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van zowel een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van een hechtingsstoornis en middelenproblematiek (cannabisafhankelijkheid en alcoholmisbruik), als een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens door de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met narcistische en antisociale trekken. Nu dit zijn gedragskeuzes en gedragingen heeft beïnvloed, concludeert ook De Jonge dat de verdachte voor deze twee ten laste gelegde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank verenigt zich met deze conclusies en beschouwt verdachte voor beide feiten als verminderd toerekeningsvatbaar.
Verdachte is strafbaar nu overigens ook niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
8. De oplegging van de straf en maatregel
8.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het volwassenenstrafrecht dient te worden toegepast. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 299 dagen met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd de terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna ook te noemen: TBS met voorwaarden) op te leggen, waarbij de officier van justitie de rechtbank verzoekt te bepalen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
8.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
8.3 Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede op grond van de persoon van de verdachte zoals dit is gebleken uit het onderzoek op de terechtzitting en het Uittreksel Justitieel Documentatieregister, gedateerd 7 april 2011. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte rapportages te weten:
- het Psychologische Pro Justitia Rapport, gedateerd 31 mei 2011, opgesteld door D. Breuker, gezondheids- en forensisch psycholoog;
- het Psychiatrische Pro Justitia Rapport, gedateerd 22 juli 2011, opgesteld door J. de Jonge, psychiater / kinder- en jeugdpsychiater;
- het Milieurapport, gedateerd 8 augustus 2011, opgesteld door R. Kleefsman, als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad voor de Kinderbescherming;
- het reclasseringsrapport ten behoeve van TBS met voorwaarden, gedateerd 24 januari 2012, met aanvullend advies van 25 januari 2012, van L. van Domburg, als reclasseringswerkster verbonden aan GGZ reclassering Palier.
De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 21 januari 2011 in de nachtelijke uren zonder enige aanleiding twee voor hem onbekende vrouwen aangevallen en fors geweld op deze vrouwen uitgeoefend. Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft daarbij ernstig letsel opgelopen. De verdachte heeft met zijn handelen bewust het aanmerkelijk risico genomen dat hij [slachtoffer 1] dodelijk letsel zou toebrengen. Dat het letsel aldus beschouwd in werkelijkheid meeviel, is niet aan de verdachte te danken. Tevens heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1], door haar billen aan te raken en – tussen het slaan door – haar vagina te betasten en te proberen haar te zoenen. Dit alles is een zeer angstige ervaring voor [slachtoffer 1] geweest, die blijkens haar onderbouwing van de civiele vordering, haar leven ook meer dan een half jaar na het voorval nog beheerst.
Ook heeft de verdachte fors geweld toegepast op het slachtoffer [slachtoffer 2]. De verdachte heeft hiermee bewust een ernstig risico genomen dat hij het slachtoffer [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Uit de op de terechtzitting van 24 augustus 2011 voorgehouden schriftelijke slachtofferverklaring blijkt wat voor een impact het handelen van de verdachte op het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft gehad.
Niet alleen voor de betrokkenen maar ook overigens in de samenleving leidt het handelen van de verdachte – dat als redeloos geweld kan worden aangemerkt – tot gevoelens van onveiligheid en onrust. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografie. Het bezit van kinderporno is verwerpelijk. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen diegenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en verspreiden, maar ook diegenen die kinderporno bezitten. De rechtbank heeft bij de bepaling van de aan de verdachte op te leggen straf mede in aanmerking genomen dat de verdachte slechts een kleine hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen, te weten tien afbeeldingen, in zijn bezit heeft gehad.
Volwassenenstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten 17 jaar oud. In beginsel wordt ten aanzien van 17-jarige daders het jeugdstrafrecht toegepast. Artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voorziet echter in de mogelijkheid om ten aanzien van jeugdigen het sanctierecht voor volwassenen toe te passen, mits aan tenminste één van de daar genoemde criteria is voldaan. In dit kader heeft de rechtbank de volgende omstandigheden in beschouwing genomen.
De rechtbank stelt voorop dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan buitengewoon ernstige feiten, waarbij de rechtbank met name het onder 1 primair bewezen verklaarde – een poging tot doodslag – en de omstandigheden waaronder dit is begaan – het in de nachtelijke uren toepassen van redeloos en fors geweld op een voor hem onbekende en vrouw – redengevend acht.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de rapporten van de psychiater / kinder- en jeugdpsychiater J. de Jonge en de gezondheids- en forensisch psycholoog D. Breuker, die beiden aangeven dat de persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte niet kinderlijk en ‘emotioneel onrijp’ meer overkomt, maar dat er eerder sprake lijkt te zijn van een persoonlijkheid die vrij contant en stabiel is gebleven over de afgelopen drie jaar. Bij de verdachte wordt blijvend een steeds terugkerend gedragspatroon waargenomen van met name antisociale en narcistische gedragingen. Hij lijdt een dubbelleven waarbij er buitenshuis sprake is van een antisociale levensstijl en hij in het contact met zijn zus en familie vooral een oppervlakkige sociaalwenselijke houding aanneemt. De verdachte geeft blijk van het bewust en planmatig afstemmen van zijn criminele gedrag, waarbij hij niet in staat is zich voor langere tijd te conformeren aan de maatschappelijke norm, dat hij zich aan de wet moet houden. De verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn antisociale levensstijl. Hij reageert gemakkelijk agressief als de dingen niet gaan zoals hij dat wil. De meer narcistische kenmerken in de persoonlijkheid bestaan vooral in het misbruik maken van anderen, zoals blijkt uit het oppervlakkige en instrumentele contact dat hij aangaat met zijn zus, door bij haar in te wonen, maar zich ondertussen niet verplicht te voelen zich aan de regels van de wet te houden, maar hierover te zwijgen naar haar toe, omdat hij anders uit huis wordt gezet of zij teleurgesteld in hem zal zijn. Bij de verdachte ontbreekt het aan echte empathische vermogens jegens anderen.
De gedragsdeskundigen concluderen dat de reeds uitgerijpte ontwikkeling, de lang bestaande persoonlijkheidsproblematiek en het volwassen bestaan dat de verdachte leidde voordat hij werd opgepakt in verband met de huidige feiten, ruimte geeft voor de toepassing van het volwassenenstrafrecht. Daarbij hebben de deskundigen in aanmerking genomen dat het behandelkader in een jeugdinrichting minder goed aansluit bij de volwassen levenshouding van de verdachte.
Ter terechtzitting van 25 januari 2012 heeft de gezondheids- en forensisch psycholoog Breuker haar advies nader toegelicht. Zij geeft aan dat veel persoonlijkheidsstoornissen worden gekenmerkt door impulsiviteit. Hoewel de impulsiviteit ook kan voortkomen uit kinderlijke trekken, is de impulsiviteit bij de verdachte veel structureler en al langer aanwezig in zijn persoonlijkheid. In hoeverre sprake is van een uitgerijpte persoonlijkheid, heeft voorts te maken met hoe iemand zich in de samenleving staande weet te houden. Breuker geeft daarbij aan dat jongeren tot aan hun achttiende levensjaar veelal niet in staat zijn zichzelf staande te houden en teruggrijpen op bijvoorbeeld hun ouders of hun systeem. Wanneer jongeren de volwassen leeftijd naderen zie je vaker dat zij zichzelf voor een langere tijd kunnen redden zonder dat veilige kader. Hoewel dat niet altijd goed verloopt, zijn ze veelal minder beïnvloedbaar voor een kinderlijke en opvoedkundige aanpak omdat ze dat zijn ontgroeid. Wanneer je dit soort jongeren terugplaatst in een setting waar de opvoedkundige aanpak wordt gehanteerd, is veelal sprake van een averechtse werking. In een volwassen setting zie je dat dit soort jongeren hun strijd meer laten varen en zo beter kunnen werken aan een positieve behandelopbouw. Breuker geeft aan dat de hiervoor beschreven situatie ook op de verdachte van toepassing is.
De rechtbank heeft bij haar oordeel meegewogen dat met name ten aanzien van de geweldsdelicten sprake is van zeer ernstige feiten die op zich beschouwd reeds grond kunnen opleveren voor toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Gelet op het al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat – gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsmede gelet op de persoonlijkheid van de verdachte – het jeugdstrafrecht niet toereikend is en daarom zal de rechtbank aan artikel 77b Sr toepassing geven en de artikelen 77g tot en met 77gg Sr buiten toepassing laten.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten gezien de ernst daarvan dienen te worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de hoogte van de gevangenisstraf rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Ook wordt rekening gehouden met de maatregel die, zoals hierna zal worden overwogen, aan de verdachte zal worden opgelegd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die de verdachte voor de uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
TBS met voorwaarden
Beide gedragsdeskundigen hebben geadviseerd de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. De psychiater / kinder- en jeugdpsychiater De Jonge en de gezondheids- en forensisch psycholoog Breuker hebben aangegeven dat sprake is van een zeer hoog recidiverisico. Gelet op dit recidiverisico alsmede de ernst van de bij de verdachte aanwezige stoornissen, wordt een behandeling noodzakelijk geacht. Omdat een stevig kader nodig is om een behandeling te laten slagen, wordt de oplegging van een TBS met voorwaarden geadviseerd. De behandeling moet daarbij gericht worden op de gestoorde emotieregulatie, de ernstige agressie-regulatieproblematiek en de neiging tot acting-out, in combinatie met een behandeling voor het leren proportioneren van zijn gebruik van middelen. Breuker merkt daarbij op dat dient te worden gestart met een alomvattende klinische therapie in een forensische psychiatrische afdeling met een doorstroom naar een poliklinische behandeling bij een forensisch polikliniek. Weliswaar heeft De Jonge in zijn rapport een louter ambulante behandeling geadviseerd, maar Breuker heeft ter zitting van 25 januari 2012 verklaard dat zij overleg heeft gehad met De Jonge en dat zij beiden van mening zijn dat de behandeling een klinische start dient te hebben.
Voorts heeft Breuker op de terechtzitting te kennen gegeven dat de problematiek van de verdachte dusdanig groot is dat zij een behandeling in het kader van een voorwaardelijk gevangenisstraf niet toereikend acht. Hoewel wordt getwijfeld aan de intrinsieke motivatie, is de deskundige van oordeel dat de verdachte begrijpt dat een behandeling noodzakelijk is, dat hij voldoende ontzag heeft voor het kader van de TBS en goed begrijpt wat de gevolgen zullen zijn als hij zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt. Hierdoor biedt het kader van een TBS met voorwaarden voldoende waarborgen om ervoor te zorgen dat de doelen die worden gesteld ook door de verdachte zullen worden behaald.
Naar aanleiding van de adviezen van voornoemde rapporteurs tot het opleggen van de maatregel TBS met voorwaarden heeft de verdachte een proefbehandeling gevolgd bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Heiloo en heeft mevrouw L. van Domburg van GGZ reclassering Palier een maatregelrapport, gedateerd 24 januari 2012, opgesteld. Hieruit blijkt dat tijdens de behandelevaluatie van 19 januari 2012 de FPA te Heiloo zich bereid verklaard heeft om de verdachte een behandelaanbod te doen in het kader van een TBS met voorwaarden. De behandelaars geven daarbij aan dat het een langdurige behandeling zal betreffen met een geschatte duur van twee tot vier jaar, waarbij zij, gezien de ernst van de problematiek, het juridische kader van een TBS met voorwaarden noodzakelijk achten. In voornoemd maatregelrapport wordt de rechtbank geadviseerd de verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden op te leggen en zijn de voorwaarden geformuleerd waaraan de verdachte zich in het kader van een TBS met voorwaarden zal dienen te houden. Ter terechtzitting van 25 januari 2012 heeft mevrouw Van Domburg één en ander nader toegelicht en bevestigd.
Het bewezen verklaarde onder parketnummer 14.811003-11 betreft misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde en de hiervoor weergegeven adviezen van de deskundigen – met name met betrekking tot de ernst van de stoornissen en het gevaar dat de verdachte zonder behandeling opnieuw tot een dergelijk feit zal komen – komt de rechtbank tot het oordeel dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de TBS met voorwaarden eist.
De rechtbank is, met voornoemde deskundigen, de officier van de justitie en de raadsman van oordeel dat, gelet op de persoon van de verdachte en zijn problematiek, een TBS met voorwaarden dient te worden opgelegd. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de verdachte bereid is de intensieve behandeling te volgen en zich aan de hierna in het dictum vermelde voorwaarden te houden.
Omdat de rechtbank het van belang acht dat de behandeling van de verdachte terstond zal aanvangen, zal de rechtbank bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
9. Vordering van de benadeelde partijen
9.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vordering van [slachtoffer 1] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.237,37. Ten aanzien van de materiële kosten heeft de officier van justitie opgemerkt dat in de vordering van de kosten van de legging en de jurk geen afschrijvingskosten zijn meegerekend. Voorts is de officier van justitie van mening dat de kosten voor de mobiele telefoon niet zijn onderbouwd. Nu niet nader is onderbouwd in hoeverre de schade aan het oog blijvend is, gaat de officier van justitie uit van een situatie waarbij enkel letsel aan het oog kan worden vast gesteld. Onder die omstandigheden acht de officier van justitie een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade redelijk.
De officier van justitie is van mening dat de vordering van [slachtoffer 2] eveneens kan worden toegewezen.
9.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van rechtbank met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] en is van mening dat de vordering van [slachtoffer 2] kan worden toegewezen.
9.3 Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1], heeft mr. L.J.P. Mentink vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 7.947,87 wegens materiële en immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat dit deel zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank merkt voorts op dat sprake is van een civiele vordering die door de verdediging niet wordt betwist en die op het eerste gezicht niet onredelijk voorkomt. Gelet op de door de officier van justitie opgemerkte onduidelijkheid met betrekking tot de gevorderde kosten voor de jurk, de legging en de mobiele telefoon, zal de rechtbank deze kosten in totaal begroten op een bedrag van € 120,-. De overige gevorderde materiële kosten zijn voldoende onderbouwd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een bedrag van
€ 322,97 aan vergoeding van materiële kosten toewijzen, met afwijzing van het overige.
Nu nadere medische stukken – waaruit opgemaakt kan worden in welke mate het letsel van de benadeelde partij blijvend is – ontbreken, zal de rechtbank de immateriële schade op grond van de thans bekende gegevens begroten op minst genomen een bedrag van
€ 5.000,-.
Gelet op het voorgaande kan de vordering tot een bedrag van € 5.322,97 worden toegewezen. Dit bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2011, zijnde de datum van het schadeveroorzakende feit.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde kan het deel van de vordering dat tot niet-ontvankelijkheid zal leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2], heeft vóór aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 1.403,06 wegens materiële en immateriële schade die de verdachte aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert zodat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen. Het toegewezen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2011, zijnde de datum van het schadeveroorzakende feit.
De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
10. Schadevergoeding als maatregel
De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregelen besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht aan de benadeelden. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van de verschuldigde bedragen, heft de opgelegde verplichtingen niet op.
11. Beslag
De rechtbank is van oordeel, dat het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- 1.00 STK Computer;
dient te worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.
Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken dat het bewezen verklaarde onder 4 met behulp van het voorwerp is begaan.
12. Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van Kinderrechter te Alkmaar van 4 januari 2011 in de zaak met parketnummer 14.702271-10 aan de verdachte opgelegde straf voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Op de terechtzitting van 25 januari 2012 heeft de officier van justitie zich evenwel op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Ook de raadsman van de verdachte heeft verzocht de vordering af te wijzen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 8 april 2011 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 8 april 2011 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit.
Daarom behoort in beginsel de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer
gelegde straf te worden gelast.
De rechtbank vindt echter in de persoon van de verdachte en in de thans op te leggen maatregel aanleiding om de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57, 77b, 240b, 246, 287, 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
14. Beslissing
De rechtbank:
• Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 14.811003-11, onder 1 primair, 2 en 3 alsmede het onder parketnummer 14.701031-11 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feiten.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 299 (tweehonderdnegenennegentig) dagen.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
• Gelast voorts de terbeschikkingstelling van de verdachte, onder de volgende voorwaarden:
- Meldplicht
De verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Er zal een wekelijks face-to-face contact plaatsvinden met GGZ reclassering Palier, zolang deze dat nodig acht.
- Opname in een zorginstelling
Gezien de directe samenhang van de hechtingsstoornis, de persoonlijkheids- en de verslavingsproblematiek c.q. de agressieproblematiek met het criminele gedrag van de verdachte, wordt hij verplicht om zich voor de hechtingsstoornis, de
persoonlijkheids- en de verslavingsproblematiek c.q. de agressieproblematiek te laten behandelen in een intramurale inrichting of (forensische) verslavingszorg.
- Drugs- of alcoholverbod
De verdachte wordt verboden om alcohol en of drugs te gebruiken. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van alcoholtesten en drugscontroles.
- Medewerking Forensisch Psychiatrisch Toezicht
De verdachte dient zijn medewerking te verlenen aan Forensisch Psychiatrisch Toezicht.
- Houden aan aanwijzing GGZ reclassering Palier
Tevens dient de verdachte zich te houden aan de aanwijzingen van GGZ reclassering Palier, die thans als volgt zijn omschreven:
Aanwijzingen met betrekking tot de begeleiding door GGZ reclassering Palier
De verdachte zal begeleiding en toezicht door de GGZ reclassering Palier accepteren.
In het contact met de GGZ reclassering Palier stelt de verdachte zich begeleidbaar en coöperatief op.
In dit kader is openheid ten opzichte van de toezichthouder essentieel en houdt hij zich aan afspraken en aanwijzingen die door GGZ reclassering Palier zijn gegeven.
De verdachte zal regelmatig contact onderhouden met de reclasseringswerker en neemt hierin ook het initiatief. Dat wil zeggen dat hij, indien hij met geldige reden een afspraak moet verzuimen, er zelf zorg voor draagt dat de verzuimde afspraak op zo kort mogelijke termijn alsnog kan worden nagekomen.
In verband met het LMOA (Landelijk Meldingspunt Ongeoorloofde Afwezigheid) zal de verdachte meewerken aan het digitale fotobeheer.
In contacten met de plaatselijke politie stelt de verdachte zich coöperatief op.
De verdachte zal geen strafbare feiten plegen.
De verdachte zal zich niet buiten de Nederlandse landsgrenzen begeven. De verdachte houdt de reclassering op de hoogte van zijn verblijfplaats indien deze al dan niet tijdelijk anders is dan het bij de reclassering bekende adres.
Verandering van verblijfplaats kan alleen plaatsvinden in overleg en met goedkeuring van de reclassering.
Het eventueel niet beschikken over een vaste verblijfplaats maakt het de reclassering onmogelijk toezicht te houden op de verdachte.
De verdachte geeft de reclassering toestemming om trajectrelevante informatie die in relatie staat tot het delict, zoals het delictscenario en informatie betreffende de risicofactoren die hierin zijn vastgelegd, op te vragen bij de behandelaar.
Daarnaast geeft de verdachte toestemming om alle overige gerelateerde behandelinformatie op te vragen bij de behandelende instelling c.q. de instelling waar hij verblijft.
De verdachte zorgt dat hij 24 uur bereikbaar is. Indien hij zich buiten de muren ophoudt, dient hij steeds mobiel c.q. middels zijn GSM bereikbaar te zijn.
Hij gaat akkoord met inzage in zijn GSM verkeer.
Aanwijzingen met betrekking tot het accepteren van hulp en steun door derden:
De verdachte zal alle hulp- en of zorgverlening accepteren die door de behandelende instelling en of de reclassering geïndiceerd wordt. Dit betekent dat hij zich zal houden aan afspraken en aanwijzingen van de desbetreffende zorg- of hulpverleners en of zorg- of hulpverlenende instelling.
Aanwijzingen met betrekking tot de behandeling:
De verdachte neemt de hem voorgeschreven medicatie. De vorm waarin deze medicatie wordt verstrekt, wordt bepaald door de behandelaar. Hij gebruikt geen, niet door de arts voorgeschreven, medicatie.
De verdachte houdt zich aan de gemaakte (behandel)afspraken en huisregels van de
Forensisch Psychiatrische Afdeling of een vervolgvoorziening. De verdachte stelt zich coöperatief op ten aanzien van het door de Forensisch Psychiatrische Afdeling geïndiceerde vervolgtraject, ook als dit een andere klinische setting, beschermde of begeleide woonvoorziening betreft.
De verdachte laat in de behandeling zien de verantwoordelijkheid te nemen voor het delict waarvoor hij werd veroordeeld tot de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden. Hij doet dit door een actieve inbreng in de (groeps)therapie te hebben, ook als het gesprek het delict betreft.
Aanwijzingen met betrekking tot middelengebruik:
De verdachte zal, indien geïndiceerd, begeleiding en behandeling in verband met de middelenproblematiek door de Forensisch Psychiatrische Afdeling of anderen accepteren.
Hij zal zich coöperatief opstellen.
Er zullen ter ondersteuning van het abstinent blijven en ter controle van niet-gebruik, regelmatig alcoholtesten en urinecontroles worden afgenomen. Deze controles kunnen zowel door de behandelende instelling als ook door de verslavingsreclassering worden afgenomen. Afname van de controles vindt plaats op een door de geïndiceerde behandelinstelling of de verslavingsreclassering aangewezen locatie. Van alle afgenomen testen en controles kunnen de uitslagen door de reclasseringswerker worden opgevraagd.
De verdachte zal hieraan zijn medewerking verlenen.
De verdachte is open over optredende trekmomenten. Bij het optreden van zucht naar middelen c.q. wanneer de verdachte merkt dat hij een toenemende behoefte ontwikkelt naar het gebruik van alcohol of drugs, meldt hij dit op eigen initiatief aan de behandelaars van de desbetreffende instelling en de toezichthouder van GGZ reclassering Palier.
Aanwijzingen met betrekking tot sociale contacten:
De verdachte gaat akkoord met de afspraak dat de verslavingsreclassering referenteninformatie kan inwinnen bij zijn familie. Ook gaat de verdachte ermee akkoord dat de verslavingsreclassering contact heeft met andere belangrijke sleutelfiguren uit zijn netwerk.
De verdachte toont een coöperatieve opstelling bij eventueel contact met de plaatselijke politie.
Zorgwekkende signalen uit het netwerk van de verdachte worden serieus genomen, nauwgezet nagegaan en besproken met de verdachte.
De verdachte zal actief meewerken en initiatief tonen bij het opbouwen van sociale contacten in een nieuwe woonomgeving.
De verdachte zal geen contacten aangaan die voor hem risicoverhogend zijn, zoals contacten met gebruikers en dealers.
Aanwijzingen met betrekking tot dagbesteding:
De verdachte dient te beschikken over een aantoonbare, zinvolle en gestructureerde dagbesteding.
De verdachte gaat akkoord met het raadplegen van betrokken referenten.
Aanwijzingen met betrekking tot de financiën:
De verdachte geeft de reclasseringswerker maandelijks inzage in zijn inkomsten en uitgaven middels het overleggen van zijn bank- en giroafschriften. Indien geïndiceerd gaat hij akkoord met bewindvoering.
• Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
• Verklaart onttrokken aan het verkeer: 1.00 STK Computer.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het hierna te noemen bedrag.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 5.322,97 (vijfduizend driehonderdtweeëntwintig euro en zevenennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2011 tot de dag der algehele voldoening, als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op € 0,00.
Wijst af hetgeen de benadeelde partij overigens heeft gevorderd aan vergoeding van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet ontvankelijk.
• Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] te betalen een som geld ten bedrage van € 5.322,97 (vijfduizend driehonderdtweeëntwintig euro en zevenennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2011 tot de dag der algehele voldoening, als schadevergoeding, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 61 (eenenzestig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.403,06 (veertienhonderddrie euro en zes cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2011 tot de dag der algehele voldoening, als schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.
De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op € 0,00.
• Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] te betalen een som geld ten bedrage van € 1.403,06 (veertienhonderddrie euro en zes cent), , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2011 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 (vierentwintig) dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.
Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.
• Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
• Wijst af de vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, bij voormeld vonnis van de Kinderrechter te Alkmaar gedateerd 4 januari 2011 in de zaak met parketnummer 14.702271-10.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter, tevens kinderrechter
mr. M.E. Francke en mr. N. Cuvelier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.J. Ros, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 februari 2012.