ECLI:NL:RBALK:2012:BX1790
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij veroordeelden in geval van valsheid in geschrift
In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 9 juli 2012 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen het afnemen van celmateriaal voor DNA-onderzoek. De veroordeelde was eerder op 24 februari 2012 door de politierechter veroordeeld voor het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, wat valt onder artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie had op 23 april 2012 bepaald dat er celmateriaal van de veroordeelde moest worden afgenomen, maar de veroordeelde stelde dat dit niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van het misdrijf, gezien de aard van het delict en de omstandigheden waaronder het was gepleegd.
De rechtbank heeft het bezwaarschrift op 18 juni 2012 ontvangen en de zaak behandeld in raadkamer. De verdediging voerde aan dat DNA-onderzoek in dit geval geen relevante bijdrage zou leveren aan de opsporing van het misdrijf, omdat het ging om valsheid in geschrift, een misdrijf waarvoor DNA-onderzoek doorgaans niet van betekenis is. De officier van justitie daarentegen betoogde dat de wetgever de reikwijdte van DNA-onderzoek had verruimd en dat ook bij dit soort misdrijven DNA-onderzoek mogelijk moest zijn.
De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het afnemen van DNA in dit geval niet gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die het noodzakelijk maakten om DNA-onderzoek uit te voeren, en dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde niet van betekenis zou zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond en beval de officier van justitie om het afgenomen celmateriaal te vernietigen.