Sector civiel recht
CVZ/HW
KG nummer: 139098/KG ZA 12-251
datum: 6 september 2012
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
[naam],
wonende te [plaats],
EISER IN KORT GEDING,
advocaat mr. M.J.G.M. Lamers te Utrecht,
de stichting STICHTING NIEUW KRANENBURG, CENTRUM VOOR DE KUNST, CULTUUR EN NATUUREDUCATIE,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Bergen (NH),
GEDAAGDE IN KORT GEDING,
advocaat mr. M.C.T. Burgers te Amsterdam.
Partijen zullen verder worden genoemd “[x]” respectievelijk “Kranenburg”.
1.HET VERLOOP VAN HET GEDING
Ter terechtzitting van 27 augustus 2012 zijn verschenen [x] vergezeld van mr. Lamers voornoemd alsmede namens Kranenburg de heer [y] (bestuurder) en mevrouw [z] (lid van de Raad van Toezicht) vergezeld van mr. Burgers voornoemd.
[x] heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Ter zitting heeft hij zijn eis vermeerderd.
Kranenburg is vrijwillig in de procedure verschenen en heeft de vordering – zoals vermeerderd - bestreden.
Na verder debat hebben partijen de stukken, waaronder van de zijde van [x] de originele dagvaarding en van beide zijden pleitnotities, overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2.1Kranenburg houdt zich blijkens haar statuten bezig met de behartiging van de ontwikkeling van (hedendaagse) kunt en cultuur door het exploiteren, ontwikkelen, tonen, bewaren, ondersteunen, verspreiden en bevorderen van uitingen van kunst, cultuur en natuureducatie, een en ander conform de kernwaarden kunst, cultuur, cultuurhistorie en natuur van de gemeente Bergen en al hetgeen met vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord. De gemeente Bergen (NH) is, onder meer als financier, nauw bij de gang van zaken bij Kranenburg betrokken.
2.2Kranenburg bestaat thans circa vijf jaar en houdt zich voornamelijk bezig met werkzaamheden die moeten leiden tot het openen van een vernieuwd museum Nieuw Kranenburg eind april 2013.
2.3[x] is met ingang van 1 januari 2010 voor bepaalde tijd en met ingang van 1 januari 2011 voor onbepaalde tijd aangesteld als directeur/bestuurder van Kranenburg.
2.4Voorts is er een Raad van Toezicht die toezicht houdt op het beleid van de directie van Kranenburg.
2.5Op 21 februari 2012 heeft het college van B & W van de gemeente Bergen het vertrouwen in [x] als directeur/bestuurder van Kranenburg opgezegd en de Raad van Toezicht gevraagd tot ontslag van [x] over te gaan.
2.6De Raad van Toezicht is in gesprek gegaan met de gemeente en men heeft gezamenlijk besloten een extern onderzoeksbureau onderzoek te laten doen naar de eventuele misstanden binnen Kranenburg.
2.7Onderzoeksbureau WagenaarHoes heeft vervolgens opdracht gekregen van de gemeente om onderzoek te verrichten naar de stand van zaken met betrekking tot het realiseren van de doelstelling van Kranenburg, de stappen die nodig zijn om als gezonde museale organisatie te kunnen openen in voorjaar 2013 en de afspraken die nodig zijn over sturing en verantwoording tussen Kranenburg en de gemeente om te komen tot een volwaardig en goed functionerend museum, inclusief een sluitende exploitatie voor de komende jaren. WagenaarHoes heeft op 19 juni 2012 zijn bevindingen in een powerpoint presentatie uiteengezet. Op 16 juli 2012 is het definitieve rapport uitgebracht.
2.8Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek van WagenaarHoes is een aantal leden van de Raad van Toezicht op 19 juni 2012 afgetreden en hebben de overige leden besloten hun zetels ter beschikking te stellen. Deze leden zijn op 22 juni 2012 eveneens afgetreden, waarna de gemeente op grond van het bepaalde in artikel 9 lid 2 onder c van de statuten van Kranenburg nieuwe leden heeft benoemd voor de Raad van Toezicht. Deze aanstelling geldt slechts voor een periode van drie maanden.
2.9Bij brief van 22 juni 2012 heeft de Raad van Toezicht [x] ingelicht over zijn besluit om hem per direct te schorsen als statutair directeur van Kranenburg en hem uitgenodigd voor een gesprek op 25 juni 2012 over zijn functioneren als directeur en op 29 juni 2012 over het voornemen hem als directeur van Kranenburg te ontslaan.
2.10Op 10 juli 2012 heeft de hoorzitting over de schorsing en het voorgenomen ontslag van [x] plaatsgevonden. Bij besluit van 12 juli 2012 heeft de (nieuw aangestelde) Raad van Toezicht besloten [x] als directeur van Kranenburg te ontslaan. Daarbij is de arbeidsovereenkomst tussen partijen overigens in tact gebleven. Kranenburg heeft een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst omstreeks 20 augustus 2012 ter griffie van de rechtbank ingediend.
3.DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1[x] vordert (zoals vermeerderd) – samengevat – primair Kranenburg te veroordelen hem in de gelegenheid te stellen zijn gebruikelijke werkzaamheden te verrichten en subsidiair om hem in staat te stellen zijn museale taken te verrichten, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Kranenburg in de kosten van dit geding – de buitengerechtelijke kosten en de nakosten daaronder begrepen- , te vermeerderen met rente. Tevens vordert hij een voorschot op de werkelijk gemaakte kosten van juridische bijstand.
3.2[x] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Kranenburg onrechtmatig jegens hem gehandeld heeft. Hij stelt onder meer dat de nieuwe Raad van Toezicht niet op de juiste wijze is aangesteld en dat daardoor de door de Raad van Toezicht genomen schorsing- en ontslagbesluiten jegens hem niet rechtsgeldig genomen zijn. Daarnaast stelt hij dat de genomen besluiten zijn gebaseerd op het rapport van WagenaarHoes dat op de datum van de schorsing en het ontslag nog niet klaar was. Tot slot stelt hij dat hij door de hele gang van zaken genoodzaakt is geweest zich te verweren tegen onheuse aantijgingen als gevolg waarvan hij kosten heeft moeten maken voor juridische bijstand, zodat hij belang heeft bij het reeds thans toekennen van een voorschot op deze kosten.
3.3Kranenburg heeft verweer gevoerd. Zij heeft betwist dat de benoeming van de nieuwe Raad van Toezicht niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. In dat verband heeft zij gewezen op de brief van de gemeentesecretaris van de gemeente Bergen die haar bevestigd heeft dat het besluit tot benoeming van de leden van de Raad van Toezicht door het college van B&W is genomen, maar dat dit als een niet openbaar besluit is aangemerkt en om die reden niet afgegeven wordt. Voorts heeft zij aangevoerd dat het ontslag niet uitsluitend op het rapport van WagenaarHoes is genomen, maar mede is gebaseerd op het feitenrelaas van de gemeente waaruit blijkt dat [x] al langere tijd niet naar behoren zijn bestuurdersfunctie heeft uitgevoerd.
3.4Voor zover voor de beslissing van belang zal hierna inhoudelijk op de verschillende standpunten van partijen worden ingegaan.
4.DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
4.1Het meest verstrekkende verweer van [x] is dat het schorsingsbesluit en het ontslagbesluit van de Raad van Toezicht niet rechtsgeldig zijn genomen, aangezien de benoeming van de leden van de Raad van Toezicht niet op de juiste wijze is geschied. Daartoe heeft hij aangevoerd dat aan die benoeming geen besluit van het college van B & W van de gemeente Bergen ten grondslag ligt, maar slechts een benoeming door de burgemeester, hetgeen is in strijd is met het bepaalde in artikelen 160 juncto 171 van de Gemeentewet, waaruit volgt dat de burgemeester slechts bevoegd is tot vertegenwoordiging van de gemeente in en buiten rechte en dat bestuursbesluiten worden genomen door het college van B & W.
4.2Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Door Kranenburg is niet betwist dat genoemde bepalingen van de Gemeentewet op de benoeming van de leden van de Raad van Toezicht toepasselijk zijn. Ook de voorzieningenrechter gaat hiervan uit. Dit betekent dat voor een geldige benoeming van de nieuwe leden van de Raad van Toezicht een daarop gericht besluit van B&W van de gemeente Bergen is vereist. Kranenburg heeft in dit verband gewezen op een brief van de gemeentesecretaris waarin deze heeft bevestigd dat het betreffende besluit door het college van B & W is genomen, maar waarin deze tevens heeft meegedeeld dat het gaat om een niet openbaar besluit, zodat daarvan geen afschrift kan worden verstrekt. De inhoud van de brief is ter zitting geciteerd. [x] heeft niet weersproken dat de gemeentesecretaris aldus heeft geschreven, maar volhardt erbij dat van een besluit van B&W niet is gebleken.
In dit kort geding bestaat voor nader onderzoek van deze kwestie geen gelegenheid. Vooralsnog kan de voorzieningenrechter er niet van uitgaan dat de gemeentesecretaris in strijd met de waarheid over het bestaan van het betreffende besluit van B&W heeft verklaard. Hieruit volgt dat van de rechtsgeldigheid van het besluit tot benoeming van de Raad van Toezicht moet worden uitgegaan.
4.3Voorts is door [x] aangevoerd dat de gemeente in strijd met de statutaire bepalingen van Kranenburg een aantal gemeenteambtenaren heeft benoemd in de huidige Raad van Toezicht. In dit verband is gewezen op artikel 13 eerste lid van de statuten, handelende over onverenigbaarheden, tegenstrijdig belang en nevenfuncties.
4.4Kranenburg heeft echter met juistheid aangevoerd dat in de aanhef van laatstgenoemde bepaling is opgenomen dat het de Raad van Toezicht vrij staat anders te oordelen dan in bedoeld artikel is voorgeschreven. Daaraan heeft zij toegevoegd dat de Raad van Toezicht na zijn aantreden het besluit om leden die tevens aan de gemeente verbonden zijn te benoemen heeft geaccordeerd, temeer nu het hier slechts een tijdelijke benoeming betreft om de voortgang van de werkzaamheden van Kranenburg te waarborgen. Ter onderbouwing van dit verweer heeft zij gewezen op het als productie 9 overgelegde besluit van de Raad van Toezicht van 22 juni 2012.
4.5Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is, gelet op het vorenstaande, voldoende aannemelijk geworden dat de huidige Raad van Toezicht gebruik gemaakt heeft van de hem in artikel 13 van de statuten van Kranenburg gegeven bevoegdheid. Het hierboven onder 4.3 genoemde betoog van [x] treft derhalve evenmin doel.
4.6Ten aanzien van het standpunt van [x] dat het schorsingsbesluit en het ontslagbesluit van de Raad van Toezicht gebaseerd zijn op de uitkomsten vermeld in het rapport van WagenaarHoes, welk rapport op de datum van het besluit tot schorsing en het ontslagbesluit nog niet klaar was, wordt het volgende overwogen.
4.7Tussen partijen is niet in geschil dat de uitkomsten van het onderzoek reeds op 11 juni 2012 met [x] en op 19 juni 2012 met de Raad van Toezicht zijn besproken door een medewerker van WagenaarHoes aan de hand van een powerpointpresentatie. Uit die presentatie kwam in ieder geval naar voren dat er wel het een en ander aan de hand was en dat aan alle drie de betrokken partijen in meer of mindere mate verwijten te maken vielen. Vast staat voorts dat de leden van de Raad van Toezicht in de uitkomsten van het onderzoek aanleiding hebben gezien hetzij direct af te treden, hetzij nog wel in functie te blijven maar hun zetel ter beschikking te stellen. De uitkomsten van het onderzoek van WagenaarHoes, waarop het latere rapport is gebaseerd, waren derhalve reeds vóór het schorsingsbesluit op 22 juni 2012 en vóór het ontslagbesluit op 12 juli 2012 bekend. Dat die uitkomsten in de uitgewerkte versie van het rapport op sommige plaatsen mogelijk zijn aangescherpt of afgezwakt maakt dit niet anders.
4.8Daarnaast is door Kranenburg gemotiveerd uiteengezet dat het ontslag niet uitsluitend op de bevindingen van WagenaarHoes is gebaseerd maar ook op andere stukken waaruit bleek dat er al langere tijd problemen waren in de samenwerking tussen [x] en de gemeente. Dat er al langere tijd problemen waren is door [x] niet weersproken. Vaststaat ook dat de gemeente het vertrouwen in [x] reeds in februari 2012 heeft opgezegd. Gelet op het vorenstaande in onderlinge samenhang genomen, is voldoende aannemelijk geworden dat de Raad van Toezicht zich bij zijn besluiten tot schorsing en ontslag van [x] niet uitsluitend heeft gebaseerd op de bevindingen van WagenaarHoes, waarvan ten tijde van het ontslag nog geen definitief rapport beschikbaar was, maar ook op andere bronnen. Dit betoog van [x] treft derhalve evenmin doel.
4.9Ten aanzien van de primaire vordering van [x] strekkende tot zijn wedertewerkstelling wordt voorts het volgende overwogen. In het rapport van WagenaarHoes is voldoende steun te vinden voor het standpunt van Kranenburg dat [x] in elk geval zijn managementtaken niet naar behoren heeft uitgevoerd. Gelet op de inhoud van dit rapport en van de overige overgelegde stukken alsmede op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, acht de voorzieningenrechter het niet in hoge mate onwaarschijnlijk dat het door Kranenburg ingediende ontbindingsverzoek door de kantonrechter zal worden toegewezen. Onder die omstandigheden kan wedertewerkstelling niet aan de orde zijn en dient deze primaire vordering van [x] te worden afgewezen.
4.10Ter onderbouwing van zijn subsidiaire vordering heeft [x] aangevoerd dat hij door de grote hoeveelheid taken die hij had, mogelijk zijn managementtaken niet geheel naar behoren heeft uitgevoerd, maar dat hij zijn museale werkzaamheden, waar zijn voornaamste kwaliteit ligt, wel naar behoren heeft uigevoerd, zodat hij er om die reden belang bij heeft dat hij in de gelegenheid gesteld zal worden in ieder geval dat deel van zijn taken te hervatten. In dat verband heeft hij er ook opgewezen dat de huidige Raad van Toezicht nog slechts tot 22 september 2012 in functie zal zijn, zodat op korte termijn wederom een nieuwe Raad van Toezicht benoemd zal worden, waarvan de leden zullen worden geselecteerd in overeenstemming met de statuten.
4.11Door de vertegenwoordiger van de Raad van Toezicht is in reactie hierop ter zitting aangevoerd dat de huidige Raad van oordeel is dat [x] ook zijn museale taken niet naar behoren heeft uitgevoerd en dat eveneens op dit punt geen vertrouwen meer in het functioneren van [x] bestaat.
4.12Of voor het door de huidige Raad van Toezicht genoemde gebrek aan vertrouwen in de museale capaciteiten van [x] voldoende grond bestaat, acht de voorzieningenrechter thans nog niet aangetoond. Voor verder onderzoek hiernaar leent dit kort geding zich niet. Indien en voor zover de kantonrechter dit in enig opzicht voor de uitkomst van de ontbindingsprocedure van belang acht, zal hij (of zij) zich daarover een oordeel moeten vormen.
Een belangenafweging brengt echter mee dat ook de subsidiaire vordering moet worden afgewezen. Gelet op het tijdstip van indiening van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, mag worden verwacht dat daarop binnen twee maanden na heden zal worden beslist. De voorzieningenrechter oordeelt het belang van Kranenburg om in de tussentijd niet met de aan een wedertewerkstelling van [x] verbonden spanningen van doen te krijgen zwaarder te wegen dan het belang van [x] om in die vrij korte tijd wederom aan de slag te gaan. Aan de zijde van Kranenburg telt hier mee dat de huidige Raad van Toezicht in elk geval in een gedeelte van bedoelde periode nog in functie is, terwijl Kraneburg in die periode tevens de nodige aandacht zal hebben te schenken aan de benoeming van een nieuwe Raad van Toezicht. Niet zonder meer is gegeven dat die nieuwe Raad ten opzichte van [x] een andere houding zal innemen.
Aan de zijde van [x] telt dat hij in elk geval tot de uitspraak in de ontbindingsprocedure zijn salaris behoudt, terwijl niet gesteld of gebleken is dat hij, door het gedurende een korte periode niet uitoefenen van het onderhavige deel van zijn werk, inboet op de daarin te onderhouden vaardigheden. Voor zover [x] aan zijn subsidiaire vordering de wens tot eerherstel ten grondslag legt, dient hij ook in dat opzicht de uitspraak van de kantonrechter af te wachten.
4.13Bij deze stand van zaken bestaat er ook geen aanleiding om aan [x] een tegemoetkoming toe te wijzen in de door hem in dit arbeidsgeschil reeds gemaakte juridische kosten. De vorderingen van [x] worden derhalve afgewezen. [x] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
-weigert de gevorderde voorzieningen;
-veroordeelt [x] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Kranenburg begroot op € 575,-- aan verschotten en op € 816,- aan salaris advocaat.
Gewezen door mr. H. Warnink, voorzieningenrechter van de Rechtbank te Alkmaar en uitgesproken door mr. J. Blokland ter openbare terechtzitting van 6 september 2012 in tegenwoordigheid van C. Vis-van Zanden, griffier.