ECLI:NL:RBALK:2012:BX7599

Rechtbank Alkmaar

Datum uitspraak
9 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/1103
Instantie
Rechtbank Alkmaar
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de Waz-uitkering in verband met inkomsten uit arbeid en zelfstandig bedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Alkmaar op 9 augustus 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een fruitteler, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser ontving een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz) en had daarnaast inkomsten uit loondienst en een zelfstandig bedrijf. De rechtbank moest beoordelen of de Waz-uitkering van eiser terecht niet tot uitbetaling kwam vanwege de inkomsten uit arbeid gedurende de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 april 2009.

Eiser had in de betreffende periode verlies geleden uit zijn zelfstandig bedrijf, maar de verweerder had dit verlies eerst op nihil gesteld voordat de totaalsom van de inkomsten uit loondienst was bepaald. De rechtbank oordeelde dat deze werkwijze in strijd was met artikel 9 van het Inkomensbesluit Waz, dat bepaalt dat de totaalsom van de winst en inkomsten in één jaar moet worden bekeken voordat er een nihilstelling kan plaatsvinden. De rechtbank concludeerde dat de verweerder ten onrechte het verlies uit zelfstandig bedrijf op nihil had gesteld, wat leidde tot een onjuiste berekening van de Waz-uitkering.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de verweerder en droeg de verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 41,00 aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een correcte toepassing van de regels omtrent de berekening van uitkeringen in het kader van de Waz, vooral in situaties waarin meerdere inkomensbestanddelen een rol spelen.

Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/1103
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2012 in de zaak tussen
[naam], te [plaatsnaam], eiser
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (districtskantoor Alkmaar), verweerder
(gemachtigde: J. de Haan).
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten dat eisers uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz) – onder handhaving van indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse – in verband met inkomsten uit werkzaamheden gedurende de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 april 2009 niet tot uitbetaling komt.
Bij besluit van 17 maart 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2012. Eiser is ter zitting verschenen. Verweerder is ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of verweerder terecht en op goede gronden heeft besloten eisers Waz-uitkering over de periode 1 januari 2006 tot en met
1 april 2009 wegens inkomsten uit arbeid niet uit te betalen.
2. De rechtbank gaat daarbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft zijn werkzaamheden als zelfstandig fruitteler in 1986 wegens psychische klachten deels gestaakt. Aan eiser is met ingang van 31 maart 1987 een uitkering op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW, thans Waz) toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Eiser is per 1 april 1996 bij de gemeente Hoorn in dienst gekomen als medewerker onderhoud voor 38,75 uur per week. De arbeidsduur is later teruggebracht naar 33 uur per week. De inkomsten die eiser uit deze arbeid verkrijgt, worden verrekend met zijn Waz-uitkering. Op 2 april 1998 heeft verweerder eisers aanvraag voor een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen. Bij besluit van 1 februari 2000 is deze aanvraag afgewezen. Per 1 maart 2003 is eiser door zijn werkgever eervol ontslag verleend voor 13 uur per week.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat ingevolge het Inkomensbesluit Waz eisers negatieve inkomsten uit zelfstandig bedrijf over de jaren 2006 en 2008 op nihil moeten worden gesteld en niet in mindering moeten worden gebracht op eisers inkomsten uit loondienst. Gelet op eisers totaalinkomen over de periode 1 januari 2006 tot en met 1 april 2009 is eiser als het ware voor minder dan 25% arbeidsongeschikt in de zin van de Waz en dient de uitkering niet te worden uitbetaald over die periode.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte zijn inkomen als zelfstandige op nihil heeft gesteld. Volgens eiser blijkt uit het Inkomensbesluit Waz dat de totaalsom van winst en inkomsten op nihil dient te worden gesteld indien dit leidt tot een negatief bedrag. Daaruit volgt naar de mening van eiser dat verweerder niet per inkomensbestanddeel het inkomen op nihil moet stellen bij een negatief bedrag. Eiser wijst er daarbij op dat ook in 2005 door verweerder het verlies uit onderneming in mindering is gebracht op het inkomen uit loondienst. Daarom mocht hij erop vertrouwen dat verweerder dezelfde berekeningswijze voor 2006 en 2008 zou aanhouden.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
Op grond van artikel 9 van het Inkomensbesluit Waz (besluit van 17 december 1997, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 3 mei 2005, Stb. 258) worden, indien de totaalsom van de door een verzekerde als zodanig verworven winst en inkomsten, waaronder begrepen de inkomensbestanddelen die op grond van dit besluit mede worden gerekend tot die winst of inkomsten in enig boekjaar of kalenderjaar als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet, leiden tot een negatief bedrag, die winst en inkomsten op nihil gesteld.
Blijkens de Nota van Toelichting bij dit artikel gaat het bij de nihilstelling van winst en inkomsten om de totaalsom van de winst en inkomsten die de verzekerde als verzekerde in één (boek- of kalender)jaar heeft genoten. Dit wordt in de Nota aan de hand van een voorbeeld verduidelijkt, waarbij expliciet is aangegeven dat een negatief inkomensbestanddeel in een jaar – in het geval van het voorbeeld heeft de verzekerde als zelfstandige verlies geleden – niet eerst op nihil wordt gesteld alvorens de totaalsom van de inkomsten wordt bepaald. Pas als de totaalsom van meerdere inkomensbestanddelen leidt tot een negatief bedrag, is er sprake van nihilstelling.
6. In dit licht bezien is de rechtbank van oordeel dat verweerder in eisers geval ten onrechte het verlies uit zelfstandig bedrijf eerst op nihil heeft gesteld voordat de totaalsom
– die daarmee gelijk is aan de inkomsten uit loondienst – is bepaald. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit daarmee genomen in strijd met artikel 9 van het Inkomensbesluit Waz. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 41,00 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. W.P. van der Haak, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Beemsterboer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 augustus 2012.
griffier rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.