vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR
Sector civiel recht
NMB/LJS
zaaknummer / rolnummer: 140378 / KG ZA 12-330
datum: 25 oktober 2012
Vonnis van de voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding
1. vennootschap onder firma
[NAAM EISERES 1],
gevestigd te Wieringerwerf,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[NAAM EISERES 2],
gevestigd te Alkmaar,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[NAAM EISERES 3],
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen bij dagvaarding van 28 september 2012,
advocaat: mr. A.H. de Haas van Dorsser te Amsterdam,
toev.nr. [nummer]
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[NAAM GEDAAGDE],
gevestigd te Edam,
gedaagde,
advocaat: mr. H. Loonstein te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiseres 1] (eiseres sub 1), [eiseressen] (eiseressen gezamenlijk) en [gedaagde] genoemd.
1. Het verloop van het geding
Ter terechtzitting van 15 oktober 2012 is voor [eiseressen] verschenen [naam 1], bijgestaan door mr. De Haas van Dorsser voornoemd. Voor [gedaagde] is verschenen [naam 2], bijgestaan door mr. Loonstein voornoemd. Voorts was ter zitting aanwezig [naam 3].
[eiseressen] heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de dagvaarding van 28 september 2012 die in kopie aan dit vonnis is gehecht.
[gedaagde] heeft de vordering bestreden.
Beide advocaten hebben het woord gevoerd, mede aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd.
Na verder debat hebben partijen de stukken - te weten van de zijde van [eiseressen] de dagvaarding en in totaal 27 producties, en van de zijde van [gedaagde] 14 producties - overgelegd en vonnis gevraagd.
De inhoud van alle stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
2. Uitgangspunten
2.1. Partijen zijn zakenrelaties. [gedaagde] levert sedert 2006 producten aan [eiseressen] Partijen zijn voorts een samenwerkingsverband aangegaan, waartoe zij op 1 juni 2010 en op 17 juni 2010 overeenkomsten hebben gesloten. Tussen partijen is omstreeks oktober 2011 een geschil ontstaan onder meer over inbreuken op de geheimhoudings-verplichtingen door [gedaagde] en in verband daarmee verbeurde boetes, alsmede over de annulering van een aantal orders door [eiseressen] en het uitblijven van betaling van een aantal facturen van [gedaagde].
2.2. Na daartoe op 22 december 2011 verkregen verlof van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam heeft [gedaagde] op 23 december 2011 conservatoire beslagen ten laste van [eiseressen] gelegd onder de Rabobank Hoorn-Midden Westfriesland (verder: de Rabobank), alsmede op de aandelen van [eiseres 3] in [eiseres 2], en ten slotte op een aantal roerende zaken, tot zekerheid van de betaling van facturen voor een bedrag van [euro] 164.151,12 (te vermeerderen met rente en kosten)
2.3. Bij vonnis van 29 maart 2012 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam [eiseressen] in conventie veroordeeld tot betaling van [euro] [euro] 164.151,12 (te vermeerderen met rente en kosten)aan [gedaagde] en de vordering in reconventie van [eiseressen] (die betaling van onder meer een bedrag van [euro] 433.348,88 heeft gevorderd wegens verbeurde boetes) afgewezen. [eiseressen] heeft ter voldoening aan dit vonnis een bedrag van [euro] 172.193,38 aan [gedaagde] betaald.
2.4. Op 17 juli 2012 heeft [gedaagde] een verzoekschrift bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank ingediend, teneinde conservatoire beslagen ten laste van [eiseressen] te mogen leggen onder de Rabobank, alsmede op de aandelen van [eiseres 3] in [eiseres 2], alsmede op een aantal roerende zaken, tot zekerheid van de betaling van schade ten bedrage van [euro] 32.587,20 (te vermeerderen met rente en kosten) die zij heeft geleden als gevolg van de door [eiseressen] geannuleerde orders. De voorzieningenrechter heeft op 18 juli 2012 verlof verleend tot beslaglegging onder de Rabobank alsmede op de aandelen, waarbij de vordering is begroot op [euro] 42.000,-.
2.5. Bij vonnis van 31 augustus 2012 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam de op 23 december 2011 ten laste van [eiseressen] gelegde conservatoire beslagen opgeheven. Daartoe heeft de voorzieningenrechter overwogen dat deze beslagen zijn gelegd tot zekerheid van betaling van de facturen ter waarde van [euro] 164.151,12 en dat dit bedrag inmiddels aan [gedaagde] is voldaan, alsmede een deel van de rente en de kosten, zodat [gedaagde] nog een relatief kleine vordering heeft op [eiseres 1]. Voorts heeft de voorzieningenrechter overwogen dat uit de gehele gang van zaken blijkt dat aan de zijde van [eiseressen] geen sprake is van onmacht of onwil tot betaling en dat aannemelijk is dat het aandelenbeslag [eiseressen] frustreert in de voorgenomen herstructurering van haar bedrijf. Ten slotte heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [gedaagde] niet heeft weersproken dat [eiseressen] deel uitmaken van een kapitaalkrachtig concern en dat zij nog [euro] 100.000,- als tegoed bij [gedaagde] heeft uitstaan.
2.6. Op 31 augustus 2012 heeft [gedaagde] opnieuw beslag gelegd op de rekeningen van [eiseressen] onder de Rabobank en op de aandelen van [eiseres 3] in [eiseres 2], op grond van het verlof dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank op 18 juli 2012 heeft verleend. De beslagen onder de Rabobank hebben doel getroffen tot een bedrag van in totaal [euro] 366.932,92.
3.1. [eiseressen] vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter:
primair) de derdenbeslagen onder de Rabobank en het aandelenbeslag zal opheffen dan wel [gedaagde] zal veroordelen om de beslagen binnen één werkdag na betekening van dit vonnis op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair) voormelde derdenbeslagen zal matigen, onder opheffing van het aandelenbeslag, dan wel [gedaagde] zal veroordelen om de derdenbeslagen binnen één werkdag na betekening van dit vonnis op te heffen op straffe van verbeurte van een dwangsom;
meer subsidiair) het aandelenbeslag zal opheffen, dan wel [gedaagde] zal veroordelen om dit beslag op te heffen binnen één werkdag na betekening van dit vonnis op straffe van verbeurte van een dwangsom,
een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de buitengerechtelijke kosten alsmede de proceskosten.
3.2. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld of indien de schuldenaar door het beslag onevenredig zwaar in zijn belangen wordt getroffen.
4.2. Het middel van conservatoir beslag is bedoeld voor de situatie waarin een schuldeiser een vordering heeft op een schuldenaar en vreest dat zijn schuldenaar verhaal onmogelijk zal maken, voordat de schuldeiser over een executoriale titel beschikt. Een conservatoire beslaglegger zal dus moeten aangeven waarom het nodig is dat er conservatoir beslag wordt gelegd.
4.3. In dit geval heeft [gedaagde] aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar op 17 juli 2012 verlof gevraagd om conservatoir beslag te mogen leggen ten laste van [eiseressen] Dat verzoek werd onderbouwd met de stelling dat "uit de markt het geluid komt" dat [eiseres 1] schulden onbetaald liet en dat een herstructurering aanstaande was van de groep, waartoe [eiseres 1] en haar twee vennoten behoorde. Het verzoek werd bij beschikking van 18 juli 2012 toegewezen zoals verzocht (met uitzondering van het te leggen beslag op roerende zaken), waarbij de vordering werd begroot op [euro] 42.000,-.
4.4. [eiseressen] heeft allereerst gemotiveerd betwist dat zij geen verhaal zou bieden voor een mogelijke vordering van [gedaagde]. Op zichzelf heeft [gedaagde] dat ook niet bestreden. Ter zitting heeft zij echter aangevoerd dat [eiseressen] een eerdere onbetwiste vordering van [gedaagde] van [euro] 164.000,- niet had voldaan en dat er een vonnis in kort geding bij de rechtbank Amsterdam voor nodig was om betaling van dat bedrag af te dwingen. Daar staat echter tegenover dat [eiseressen] in datzelfde kort geding een vordering in reconventie van [euro] 334.000,- tegen [gedaagde] heeft ingesteld in verband met verbeurde boetes. De voorzieningenrechter oordeelde vervolgens dat de vordering in reconventie zich niet leende voor een beoordeling in kort geding, wees deze af en wees de vordering in conventie toe. Die vordering werd drie dagen later door [eiseressen] voldaan, waarna zij in verband met de verbeurde boets een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt tegen [gedaagde].
Hieruit blijkt niet van het onbetaald laten van schulden, waaruit zou volgen dat [eiseressen] geen verhaal biedt; het niet willen betalen - in verband met een gepretendeerde tegenvordering - is iets anders dan geen verhaal bieden.
4.5. In verband met eerder gelegde 'Amsterdamse' beslagen heeft [eiseressen] zekerheid aangeboden voor (het restant van) de begrote vorderingen. [gedaagde] heeft die zekerheid geweigerd, omdat [eiseressen] daaraan de voorwaarde verbond dat [gedaagde] niet opnieuw beslag zou leggen. Wat er ook zij van deze voorwaarde, hieruit blijkt in ieder geval niet van het ontbreken van verhaal.
4.6. [eiseressen] heeft bij het eerdere kort geding bij de rechtbank Amsterdam en ook in het onderhavige opheffingskort geding bij de rechtbank Alkmaar verklaard en duidelijk gemaakt dat de op handen zijnde fusie van de verschillende [naam 4]-entiteiten niet betekent dat de verhaalsmogelijkheden van [gedaagde] daardoor verminderen. De nieuw op te richten vennootschap neemt alle schulden over en blijft deel uitmaken van de Ocom-groep. Het gaat niet om een overname door een derde; er is slechts sprake van een werkelijke herstructurering.
De raadsman van [gedaagde] heeft ter zitting als reactie daarop aangevoerd dat het standpunt van [eiseressen] juist kan zijn, maar dat hij dat natuurlijk niet kan vaststellen en dat hij niet weet hoe de verhaalsmogelijkheden na de geplande fusie zullen zijn.
Dat is echter onvoldoende om als grondslag voor een beslag te kunnen dienen. Het gaat er niet om dat een beslagene in een geding tot opheffing van een beslag aantoont dat er voldoende verhaalsmogelijkheden (blijven) bestaan. Het gaat erom dat op een conservatoire beslaglegger de plicht rust om aan te geven waarom een beslag noodzakelijk is; de enkele onduidelijkheid of onzekerheid over verhaalsmogelijkheden van de wederpartij is daartoe onvoldoende.
In verband met het gelegde beslag op aandelen van [eiseres 3] in [eiseres 2] had [gedaagde] zelfs de wettelijke verplichting om de vrees voor verduistering van die aandelen aan te tonen (art. 716 Rv. in verbinding met art. 711 lid 1 Rv.). Dat heeft zij na de betwisting door [eiseressen] in dit opheffingsgeding niet gedaan.
4.7. Gelet op wat hiervoor is overwogen staat voor de voorzieningenrechter voldoende vast dat ook na het voeren van de procedure in hoofdzaak [eiseressen] verhaal zal bieden voor de eventuele vordering van [gedaagde]. De drie bedoelde beslagen zijn dan ook onnodig gelegd en de vordering tot opheffing zal worden toegewezen.
4.8. Zowel voor de twee derdenbeslagen als voor het aandelenbeslag geldt dat er in de praktijk een actie van de beslaglegger wordt verwacht, ook als de voorzieningenrechter de beslagen heeft opgeheven. Daarmee zal in de hierna te formuleren beslissing rekening worden gehouden.
4.9. Voor het toewijzen van buitengerechtelijke kosten bestaat in dit kort geding geen aanleiding. Uit de in het geding gebrachte producties blijkt weliswaar dat de advocaten van [eiseressen] de nodige werkzaamheden hebben verricht om de beslagen opgeheven te krijgen, maar de vordering om de kosten voor die werkzaamheden te vergoeden leent zich niet voor een beoordeling in kort geding.
4.10. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gesteld partij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiseressen].
4.11. Dit leidt tot de volgende beslissing.
De voorzieningenrechter:
veroordeelt [gedaagde] om
- het door haar op 31 augustus 2012 ten laste van [eiseres 1] gelegde derdenbeslag onder de Rabobank,
- het door haar op 31 augustus 2012 ten laste van [eiseres 2] gelegde derdenbeslag onder de Rabobank en
- het door haar ten laste van [eiseres 3] gelegde conservatoire aandelenbeslag
binnen één (1) dag na betekening van dit vonnis op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van [euro] 10.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiseressen] begroot op [euro] 651,17 voor verschotten en [euro] 816,- voor salaris advocaat;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.