1.De kantonrechter neemt de volgende feiten als vaststaand aan, omdat deze door de ene partij zijn gesteld en door de andere partij niet of niet voldoende zijn betwist.
a.[werknemer], geboren op [datum], is op 1 augustus 1975 bij (de rechtsvoorganger van) Tabor in dienst getreden. De functie van [werknemer] is thans Voorzitter van de raad van bestuur.
b.Tot 4 maart 2012 kende Tabor een statutair bestuur. De leidinggevende werkzaamheden binnen Tabor werden echter voor het overgrote deel verricht door een gevolmachtigde kerndirectie. [werknemer] was de voorzitter van die kerndirectie. Sinds 4 maart 2012 wordt het bestuur van Tabor gevormd door een Raad van bestuur waarvan [werknemer] dus voorzitter is. Daarnaast kent Tabor een Raad van commissarissen, die Tabor vertegenwoordigt bij aangelegenheden betreffende de arbeidsvoorwaarden van de bestuursleden.
c.Op de arbeidsovereenkomst is toepasselijk de Cao voor het voortgezet onderwijs (de cao). Van de cao maakt deel een zogenaamde Bapo-regeling (Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen). Doel van de Bapo-regeling is om in de vorm van arbeidsduurvermindering de werkdruk voor ouder personeel in het onderwijs te verminderen. Tot 1 augustus 2005 kende de Bapo-regeling voor iedere deelnemer de mogelijkheid uren te sparen om die op een later moment op te nemen. Voor zover hier van belang, is de Bapo-regeling per 1 augustus 2005 gewijzigd in die zin dat het niet langer mogelijk is om Bapo-verlofuren die gedurende een jaar zijn opgebouwd te sparen en naar een volgend jaar mee te nemen. Als overgangsregeling geldt dat voor 1 augustus 2005 gespaarde Bapo-uren later kunnen worden opgenomen.
d.In de loop van 2007 heeft [werknemer] de heer [X], toenmalig bestuurslid van Tabor, gewezen op zijn onstuimig gegroeide en nog groeiende Bapo-spaartegoed. Tabor heeft [werknemer] vervolgens aangeboden om Bapo-verlofuren in juli 2008 aan [werknemer] uit te betalen. In een e-mailbericht van 10 januari 2008 schrijft [X] hierover aan [werknemer] aan hem te willen toekennen “een eenmalige uitkering vanwege het niet-opnemen van het BAPO verlof ter omvang van 204 uur. Bij deze berekening is rekening gehouden met het totaal opgebouwd verlof van 1275 uur (=5*255 uur) en is een korting van 20 toegepast analoog aan de regeling die geldt bij opname van het BAPO verlof.”
e.In reactie op het voorstel van Tabor heeft [werknemer], wegens de mogelijke reflexwerking richting andere werknemers bij Tabor, aan Tabor voorgesteld, in plaats van het uitbetalen van Bapo-verlof, zijn werktijdfactor te verhogen. Hiermee is Tabor akkoord gegaan in die zin dat per 1 januari 2008 de werktijdfactor van [werknemer] met 10,64 procent is verhoogd.
f.In de periode augustus 2010-oktober 2010 heeft [werknemer] het punt van het Bapo-verlof weer bij Tabor aan de orde gesteld. Bij brief d.d. 23 oktober 2010 deelt [werknemer] Tabor, onder meer, mee dat de wetgeving over Bapo-tegoed is veranderd en dat dit niet meer gespaard kan worden. [werknemer] legt daarin in zijn brief uit dat hij, nu hij nog steeds 5 dagen per week werkt, daarmee 340 uur per jaar aan Tabor cadeau doet. [werknemer] schetst Tabor een aantal opties hoe hiermee om te gaan, met het verzoek aan Tabor daarop te reageren.
g.Naar aanleiding van deze brief hebben [werknemer] en [X] telefonisch contact gehad. Daarin heeft [X] aan Tabor gevraagd (het bestuur van) Tabor te informeren hoe zij het hoofd personeelszaken, [Y], zou kunnen informeren over het bestuursbesluit om de niet door [werknemer] opgenomen Bapo-verlofuren toe te voegen aan het bestaande Bapo-tegoed. [werknemer] heeft daar bij e-mailbericht van 24 november 2010 aan [X] op gereageerd. [X] heeft daarop per e-mail aan [werknemer] geschreven: “lost dit nu jouw probleem op? volgens mij betaalden wij toch ook iets uit aanvullend op je maandsalaris. Dat is toch vervallen?”.
h.Bij e-mailbericht van 2 december 2010 heeft [X] aan [werknemer] voorgesteld om samen met [Y] te overleggen over het Bapo-verlof. Tijdens het daarop volgende gesprek is afgesproken dat bij andere scholen zal worden geïnformeerd hoe met deze problematiek wordt omgegaan.
i.In maart 2011 heeft [werknemer] [X] meegedeeld dat hij informatie van een collega bij een andere school (Ichttuscolege in Dronten) heeft over de wijze waarop hiermee wordt omgegaan. [X] heeft vervolgens aan [werknemer] gevraagd naar de contactgegevens van die school, zodat navraag kan worden gedaan en vervolgens in een besloten bestuursvergadering de zaak kan worden afgerond.
j.Bij brief d.d. 14 mei 2011 heeft [werknemer] Tabor opnieuw benaderd en gevraagd op korte termijn te reageren. Daarop heeft [werknemer] geen reactie gekregen. Bij brief d.d. 28 juni 2011 heeft [werknemer] Tabor opnieuw gewezen op de problematiek en Tabor verzocht voor 1 augustus 2011 aan [werknemer] mee te delen hoe het een en ander opgelost gaat worden.
k.Op 11 oktober 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Tabor en [werknemer]. Daarin heeft Tabor aan [werknemer] meegedeeld, kort gezegd, dat Tabor geen recht heeft op aanvullend Bapo-verlof of uitbetaling van uren. Naar aanleiding van het commentaar van [werknemer] op die mededeling heeft Tabor meegedeeld de argumentatie van [werknemer] mee te nemen naar het bestuur.
l.Bij brief d.d. 26 oktober 2011 geeft [werknemer] aan Tabor een tweetal opties over hoe met de Bapo-regeling kan worden omgegaan. Bij brief d.d. 11 november 2011 heeft Tabor aan [werknemer] meegedeeld waarom zij zich op het standpunt stelt dat [werknemer] geen recht heeft op Bapo-verlof. Wel deelt zij [werknemer] mee dat zij bereid is aan [werknemer] betaald verlof (774 uur) te verlenen vanaf 1 augustus 2012 tot de datum van uitdiensttreding, 31 december 2012.
m.[werknemer] heeft daarop bij brief d.d. 17 november 2011 meegedeeld dat hij de 774 uur verlof zal opnemen voorafgaand aan zijn pensionering. Verder deelde hij mee niet akkoord te gaan met het laten verlopen van de overige uren. In de brief geeft [werknemer] een berekening van het Bapo-tegoed en constateert dat, na uitbetaling van 882,5 uur via de uitbereiding van het dienstverband, nog resteert 1715 uren Bapo-verlof.
n.Tabor heeft daarop bij brief d.d. 30 november 2011 aan [werknemer] meegedeeld haar standpunt en aanbod niet te wijzigen.
o.Nader overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden maar niets opgeleverd.
p.[werknemer] werkt nog steeds bij Tabor.