ECLI:NL:RBALK:2012:BY6492
Rechtbank Alkmaar
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P. Veenhof
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid door privé-ongeval
In deze zaak gaat het om een werknemer die na een ernstig ongeval in de privésfeer arbeidsongeschikt raakt. Na een ziekteperiode van twee jaar heeft de werkgever, de Coöperatieve Rabobank Alkmaar e.o., met toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst opgezegd. De werknemer heeft zich vervolgens beroepen op kennelijk onredelijk ontslag, waarbij hij de werkgever verwijt dat deze haar re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. De werknemer stelt dat de Rabobank verzuimd heeft om een verkorte wachttijd aan te vragen zoals bedoeld in artikel 23.6 van de Wet WIA en dat er geen voorzieningen zijn getroffen om de financiële gevolgen van het ontslag op te vangen.
De rechtbank heeft de vordering van de werknemer afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van kennelijk onredelijk ontslag, omdat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid buiten het werk ligt en de Rabobank niet in gebreke is gebleven in haar re-integratieverplichtingen. De rechtbank wijst erop dat het UWV de re-integratieactiviteiten van de Rabobank als voldoende heeft gekwalificeerd en dat de werknemer zelf verantwoordelijk was voor het aanvragen van de verkorte wachttijd. De kantonrechter concludeert dat de Rabobank op goede gronden tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is overgegaan na twee jaar ziekteverzuim.
De rechtbank benadrukt dat de enkele omstandigheid dat de werknemer zonder vergoeding is ontslagen, niet automatisch leidt tot kennelijke onredelijkheid van het ontslag. De werknemer heeft niet voldoende onderbouwd dat de Rabobank tekort is geschoten in haar zorgplicht. De vordering van de werknemer wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van de Rabobank.