RECHTBANK ALKMAAR
Sector kanton - locatie Alkmaar
Zaaknummer/rolnummer: 399379 \ CV EXPL 12-1832 (rvk)
Uitspraakdatum: 14 november 2012
[naam], tevens [naam] wonende te [plaats]
eisende partij in conventie / gedaagde partij in reconventie
verder ook te noemen: [verkoper]
gemachtigde: mr. E.J.W. van den Berg, SRK Rechtsbijstand
1.[consument]
2.[consument]
beiden wonende te [plaats]
gedaagde partijen in conventie / eisende partijen in reconventie
verder ook te noemen: [consument]
gemachtigde: mr. S. Yan, Achmea Rechtsbijstand.
Voor het procesverloop verwijst de kantonrechter naar de volgende stukken:
-de dagvaarding van 26 maart 2012 met producties;
-de conclusie van antwoord in conventie / eis in reconventie met producties;
-de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
-het tussenvonnis van de kantonrechter van 23 mei 2012;
-de aantekeningen van hetgeen is besproken tijdens de terechtzitting op 24 juli 2012.
Vervolgens is op vandaag uitspraak bepaald.
1.De kantonrechter neemt de volgende feiten als vaststaand aan, omdat deze door de ene partij zijn gesteld en door de andere partij niet of niet voldoende zijn betwist.
2.[verkoper] heeft in november 2010 een parketvloer gelegd in de woning van [consument]. Deze vloer is gaan kromtrekken (schotelen). Dit heeft [consument] aan [verkoper] gemeld. [verkoper] heeft samen met de lijmleverancier een bezoek gebracht aan de woning en geconcludeerd dat de klacht ongegrond was.
3.Hierop heeft [consument] het geschil voorgelegd aan de Geschillencommissie Wonen. [consument] is door de Geschillencommissie in het gelijk gesteld en [verkoper] is veroordeeld tot betaling van een vergoeding van € 15.075,-.
4.[verkoper] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
-vernietiging van het op 27 januari 2012 aan partijen verzonden bindend advies van de geschillencommissie Wonen (dossiernummer: 60823);
-verklaring voor recht dat [verkoper] niet aansprakelijk is voor de door [consument] geuite klachten over de geleverde vloer en ter zake van de kwestie niets aan [consument] verschuldigd is;
-veroordeling van [consument] in de proceskosten.
5.[verkoper] stelt daartoe dat het rapport waar de geschillencommissie zijn uitspraak op gebaseerd heeft, ondeugdelijk is. Bovendien is [verkoper] door omstandigheden niet in staat geweest de hoorzitting bij te wonen. [verkoper] is van oordeel dat hij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aan het bindend advies gehouden kan worden.
6.[consument] heeft verweer gevoerd. Daartoe stelt [consument] – samengevat – dat er geen gebreken aan het rapport kleven. Hetzelfde geldt voor de totstandkoming van het bindend advies.
7.Bij de beoordeling zal zo nodig nog nader op de standpunten van partijen worden ingegaan.
8.[consument] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [verkoper] om aan [consument] te betalen:
I.de door de Geschillencommissie Wonen vastgestelde vergoeding van € 15.075,-;
II.de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, te weten 50% van het onder sub I gevorderde;
III.de wettelijke rente over het onder sub I gevorderde vanaf de dag van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening;
IV.de buitengerechtelijke kosten ad € 833,-;
V.een dwangsom van € 250,- per dag voor het geval dat [verkoper] niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis aan de veroordeling voldoet;
VI.de proceskosten.
9.[consument] stelt daartoe, net als in zijn verweer in conventie, dat aan de inhoud en de wijze van totstandkoming van het bindend advies van de Geschillencommissie Wonen geen gebreken kleven. [verkoper] heeft ondanks verzoeken, niet voldaan aan de betalingsverplichting (€ 15.075,-) uit het bindend advies. Gelet op de non-betaling heeft [consument] zijn incassogemachtigde ingeschakeld en maakt [consument] tevens aanspraak op de buitengerechtelijke kosten van € 833,-. Voorts maakt [consument] aanspraak op de wettelijke verhoging van art. 7:625 BW en de wettelijke rente.
10.[verkoper] heeft verweer gevoerd, welk verweer inhoudelijk gelijk is aan de onderbouwing van zijn eis in conventie. Voorts merkt [verkoper] op dat [consument] ten onrechte aanspraak maakt op de wettelijke verhoging van art. 7:625 BW. Daarnaast kan volgens [verkoper] geen dwangsom opgelegd worden.
11.Bij de beoordeling zal zo nodig nog nader op de standpunten van partijen worden ingegaan.
12.Niet in het in geding is dat er een bindend advies (zoals bedoeld in art. 7:900 BW) van de Geschillencommissie Wonen ligt. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of het bindend advies van de Geschillencommissie Wonen op de juiste wijze en op de juiste gronden tot stand is gekomen.
De kantonrechter stelt voorop dat volgens art. 7:904 BW een bindend advies slechts dan voor vernietiging vatbaar is wanneer het advies hetzij uit hoofde van zijn inhoud, hetzij uit hoofde van de wijze waarop het tot stand is gekomen, zo zeer ingaat tegen hetgeen redelijk en billijk is, dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om naleving daarvan door de wederpartij te verlangen.
13.Uit het hiervoor genoemde toetsingscriterium volgt dat slechts sprake kan zijn van een marginale toetsing: de procedure bij de civiele rechter mag niet het karakter krijgen van een verkapt appel en er is alleen ruimte voor rechterlijk ingrijpen als evident blijkt van zeer ernstige gebreken in de beslissing. Daarbij geldt dat aan de motivering van het bindend advies niet al te hoge eisen mogen worden gesteld, indien - zoals hier het geval is - het van de deskundigen gevraagde oordeel (deels) op intuïtief inzicht berust, gevormd door een specifieke kennis en ervaring.
De inhoud van het bindend advies
14.Volgens [verkoper] is het rapport van de ingeschakelde deskundige, dat ten grondslag ligt aan de beslissing van de geschillencommissie, ondeugdelijk. De deskundige heeft bij zijn onderzoek verkeerd gemeten, namelijk te diep (ter hoogte van de vloerverwarming), zo stelt [verkoper]. Voorts stelt [verkoper] dat voor zover de klacht veroorzaakt is door een te hoog vochtpercentage, dit veroorzaakt is door een lekkende radiator en/of leidingen, waarvoor [verkoper] niet aansprakelijk gesteld kan worden. De kantonrechter overweegt dat uit het rapport blijkt dat de deskundige metingen heeft uitgevoerd. Of deze metingen al dan niet deugdelijk zijn uitgevoerd is niet ter beoordeling van de kantonrechter, nu het uitvoeren van metingen bij uitstek het terrein van de deskundige is. Ook het oordeel van de deskundige dat het vochtpercentage reeds ten tijde van het leggen van de vloer te hoog was, en de problemen dus aan [verkoper] te wijten zijn, kan, om dezelfde reden als bovenstaand, geen onderwerp van rechterlijke toetsing zijn.
De wijze van totstandkoming van het bindend advies
15.[verkoper] heeft voorts gesteld dat de totstandkoming van het bindend advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is omdat [verkoper] niet of onvoldoende gelegenheid heeft gehad zijn bezwaren (tegen het deskundigenrapport) kenbaar te maken. De kantonrechter is van oordeel dat de plotselinge afwezigheid van [verkoper] wegens familieomstandigheden voor zijn rekening dient te blijven, omdat niet is gebleken dat [verkoper] bericht van verhindering heeft gegeven of om uitstel heeft verzocht. Daarbij komt dat [verkoper] zich eventueel had kunnen laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Uit de hierboven omschreven gang van zaken volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat het bindend advies met een voldoende mate van zorgvuldigheid tot stand is gekomen en dat van een schending van het beginsel van hoor- en wederhoor geen sprake is.
16.Uit het voorgaande volgt dat geen van de door [verkoper] aangevoerde gronden – niet afzonderlijk en ook niet in onderling verband – leidt tot het oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om hem aan de inhoud van het bindend advies te houden.
De vordering zal daarom worden afgewezen.
17.De uitslag van de procedure brengt mee dat de proceskosten voor rekening van [verkoper] komen.
18.Een bindend advies levert geen executoriale titel op. Gelet op de beslissing in conventie, is de vordering van [consument] tot betaling van hetgeen hem volgens dat advies toekomt (€ 15.075,-) vermeerderd met de wettelijke rente, toewijsbaar.
19.Voor de toekenning van de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW bestaat geen grond omdat deze verhoging slechts toegewezen kan worden in geval van te laat betaald loon, waarvan in deze zaak geen sprake is.
20.De kantonrechter wijst de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten af, omdat niet is gebleken dat voldoende werkzaamheden zijn verricht die buiten het kader vallen van de proceskostenveroordeling op grond van de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
21.Met [verkoper] is de kantonrechter van oordeel dat het bepaalde in art. 611a lid 1 Rv in de weg staat aan het stellen van een dwangsom op een veroordeling tot betaling van een geldsom. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen.
22.De uitslag van de procedure brengt mee dat de proceskosten voor rekening van [verkoper] komen.
Veroordeelt [verkoper] in de proceskosten, die tot heden voor [consument] worden vastgesteld op een bedrag van € 120,- voor salaris van de gemachtigde van [consument].
Veroordeelt [verkoper] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [consument] te betalen een bedrag van € 15.075,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2012 tot de dag van betaling.
Veroordeelt [verkoper] in de proceskosten, die tot heden voor [consument] worden vastgesteld op een bedrag van € 600,- voor salaris van de gemachtigde van [consument].
in conventie en in reconventie:
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van der Heijden, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op datum 14 november 2012 in het openbaar uitgesproken.