ECLI:NL:RBALM:1999:AA3985

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
6 mei 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/723 WET V1 A 99/93 WET V1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Jue
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om planschadevergoeding en zelfstandig verzoek om schadevergoeding in verband met de aanleg van Rijksweg A1

In deze zaak hebben eisers A en B, wonende te C, een verzoek ingediend om toekenning van een schadevergoeding op grond van artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) in verband met de waardevermindering van hun eigendom door de aanleg van de Rijksweg A1. Dit verzoek werd in eerste instantie afgewezen door verweerder, de Raad van de gemeente Ambt Delden, op basis van een advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ). De rechtbank heeft de afwijzing van het verzoek om planschadevergoeding beoordeeld en vastgesteld dat er geen causaal verband is tussen de geclaimde schade en de planologische maatregel, aangezien de aanleg van de rijksweg in strijd was met het geldende bestemmingsplan.

Eisers hebben later opnieuw een verzoek ingediend, dat door verweerder als een herhaalde aanvraag werd aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat eisers geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden hebben aangedragen die een andere beoordeling rechtvaardigen. De rechtbank bevestigt dat de eerdere afwijzing van het verzoek om planschadevergoeding rechtens onaantastbaar is geworden, omdat eisers hiertegen geen beroep hebben ingesteld.

Daarnaast hebben eisers een zelfstandig verzoek om schadevergoeding ingediend, dat eveneens door verweerder is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat dit verzoek niet ontvankelijk is, omdat het connexiteitsvereiste niet is voldaan. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van verweerder in stand kan blijven en verklaart het beroep ongegrond. Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK ALMELO
Sector Bestuursrecht - Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: 98/723 WET V1 A
99/93 WET V1 A
UITSPRAAK
in het geschil tussen:
A en B, wonende te C, eisers,
gemachtigde: mr. M.H. Blokvoort, advocaat en procureur te Enschede,
en
de Raad van de gemeente Ambt Delden, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 9 juli 1998.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Eisers bezitten een perceel aan de […]weg 3 te C. Op dit perceel bevinden zich de woning- en bedrijfsgebouwen van eisers. De woning van eisers bevindt zich op een afstand van minder dan 100 meter vanaf de Rijksweg A1. Deze weg is in de jaren 1975/1976 aangelegd.
Op 7 juli 1994 is namens eiser A aan verweerder verzocht om toekenning van een schadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) ten bedrage van f 140.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan Buitengebied gemeente Ambt Delden op 5 juni 1985, in verband met waardevermindering van zijn eigendom als gevolg van de aanleg van Rijksweg A1.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) in februari 1995 advies uitgebracht aan verweerder, nader aangevuld bij advies van 30 maart 1995. Daarbij heeft de SAOZ aan verweerder geadviseerd het verzoek om planschadevergoeding af te wijzen.
Bij besluit van 3 mei 1995 heeft verweerder overeenkomstig het advies van de SAOZ en de commissie VROM van 11 april 1995 het verzoek van eiser A om vergoeding van planschade afgewezen. Het tegen dit besluit namens eiser A ingediende bezwaarschrift is door verweerder bij besluit van 28 september 1995 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser A geen beroep ingesteld. Op 26 november 1997 heeft mr. M.H. Blokvoort, voornoemd, zich namens eisers wederom tot verweerder gewend, primair met een verzoek om toekenning van een planschadevergoeding als bedoeld in artikel 49 WRO in verband met schade die zij stellen te hebben geleden en nog lijden ten gevolge van de aanleg van Rijksweg A1. Subsidiair is namens eisers een zelfstandig verzoek om toekenning van schade, ontstaan door de aanleg van de Rijksweg A1, ingediend voor het geval een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 49 WRO niet zou kunnen worden gehonoreerd.
Bij besluit van 3 maart 1998 heeft verweerder het verzoek van eisers afgewezen.
Tegen dit besluit is op 7 april 1998 namens eisers een bezwaarschrift ingediend.
Eisers zijn op 11 juni 1998 omtrent hun bezwaren gehoord door de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften. Deze commissie heeft op 11 juni 1998 advies uitgebracht aan verweerder. Bij het bestreden besluit van 9 juli 1998 heeft verweerder overeenkomstig het advies van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften besloten:
het bezwaarschrift van eisers niet-ontvankelijk te verklaren, voorzover dit is gericht tegen het afwijzend zelfstandig schadebesluit en overigens ontvankelijk te verklaren;
het bezwaarschrift voorzover gericht tegen de afwijzing van schadevergoeding ex artikel 49 WRO ongegrond te verklaren;
het raadsbesluit van 9 februari 1998 in stand te laten, onder aanvulling van de motivering; en
alsnog contact op te nemen met Rijkswaterstaat omtrent de mogelijkheid daar een schadeclaim in behandeling te geven, nu het verzoek om hiermee te wachten niet langer van kracht is.
Bij schrijven van 19 augustus 1998 heeft mr. M.H. Blokvoort namens eisers beroep ingesteld bij de rechtbank tegen dit besluit. Zij heeft de gronden van het beroep aangevuld bij brief van 17 september 1998.
Verweerder heeft op 22 oktober 1998 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 14 april 1999, alwaar eisers zijn verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Blokvoort, terwijl verweerder niet is verschenen.
3. Overwegingen
In geschil is de vraag of het bestreden besluit d.d. 9 juli 1998, voorzover verweerder daarbij de bezwaren van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om een planschadevergoeding ex artikel 49 WRO ongegrond heeft verklaard en niet-ontvankelijk heeft verklaard voorzover gericht tegen de afwijzing van hun zelfstandig verzoek om schadevergoeding, in rechte in stand kan blijven. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Afwijzing verzoek om vergoeding planschade ex artikel 49 WRO In 1994 hebben eisers verzocht om toekenning van planschade ex artikel 49 WRO in verband met de gevolgen die zij ondervinden van de midden jaren zeventig nabij hun woning aangelegde Rijksweg A1. Dat verzoek is in 1995 afgewezen wegens het ontbreken van een causaal verband tussen de geclaimde schade en een planologische maatregel. Rijksweg A1 is indertijd in strijd met het toen geldende "Plan van uitbreiding in hoofdzaken van 1955" aangelegd. De schade is dan niet het gevolg van een planologische maatregel maar van een feitelijk handelen in strijd met het geldend planologisch regiem. Slechts voor de bouw van enkele viaducten bij de aansluiting van de Rijksweg A1 op de Rijksweg A35 is een bouwvergunning verleend middels toepassing van de artikel 19 WRO- procedure. De geluidshinder welke eisers ondervinden van de rijksweg is evenwel niet het gevolg van de aanleg van de betreffende viaducten, doch van het verkeer op de weg. Eerst bij de totstandkoming van het bestemmingsplan "Buitengebied" is de op dat moment al enkele jaren aanwezige rijksweg planologisch ingepast. Dat bestemmingsplan is op 13 juli 1981 vastgesteld door verweerder, gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Overijssel bij besluit van 16 november 1982 en onherroepelijk geworden (eveneens gedeeltelijk) bij KB van 5 juni 1985. De onthouding van de goedkeuring heeft geen betrekking op de hier aan de orde zijnde gronden.
Eisers hebben destijds tegen verweerders besluit van 28 september 1995 tot ongegrondverklaring van hun bezwaren tegen afwijzing van het planschadeverzoek 1995 geen beroep ingesteld, zodat dit besluit rechtens onaantastbaar is geworden. Op 26 november 1997 is namens eisers wederom aan verweerder verzocht hun met toepassing van artikel 49 WRO een planschadevergoeding toe te kennen in verband met de schade die zij stellen te lijden door de aanwezigheid van Rijksweg A1, met name aantasting van het woongenot als gevolg van de geluidsoverlast door het toegenomen (vracht)verkeer.
Verweerder heeft dit verzoek van eisers naar het oordeel van de rechtbank terecht aangemerkt als een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
Het tweede lid van dat artikel bepaalt voorts dat wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, het bestuursorgaan zonder verdere behandeling de aanvraag kan afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Blijkens het bestreden besluit is verweerder van mening dat van dergelijke nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in casu geen sprake is. De rechtbank kan die zienswijze van verweerder niet voor onjuist houden. In het onderhavige verzoek is uitgegaan van de veronderstelling dat er voor de aanleg van de rijksweg een artikel 19 WRO- vrijstelling is verleend. Doch uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat die veronderstelling niet juist is. De door eisers gestelde toename van de geluidshinder door intensivering van het (vracht)verkeer op de Rijksweg A1 kan evenmin als een nieuw feit of veranderde omstandigheid worden aangemerkt nu zulks slechts een schade bepalende, in dit geval verhogende factor is en derhalve in beginsel niet van invloed is op de beoordeling van het verzoek om schadevergoeding als zodanig.
Dat in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitzonderingen worden erkend op de regel dat een legaliserend bestemmingsplan geen grondslag kan bieden voor vergoeding van planschade is ook geen nieuw feit of een veranderde omstandigheid. Immers, eisers hebben de mogelijkheid gehad deze juridische kwestie eerder aan de rechter voor te leggen nadat verweerder hun verzoek om schadevergoeding in bezwaar voor de eerste keer had afgewezen. Door het doen van een nieuw verzoek kunnen eisers de gevolgen van het niet benutten van die mogelijkheid niet tenietdoen.
Verweerder heeft het bezwaarschrift van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om toekenning van een planschadevergoeding met toepassing van artikel 49 WRO naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht ongegrond verklaard.
Afwijzing zelfstandig verzoek om schade te vergoeden
Eisers hebben bij verweerder nog een zelfstandig, niet op een publiekrechtelijk voorschrift berustend, verzoek om schadevergoeding gedaan. Dit verzoek heeft verweerder afgewezen. Verweerder heeft de bezwaren van eisers tegen deze afwijzende beslissing niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft verweerder overwogen dat ten aanzien van de afwijzing van het verzoek van eisers niet de rechtsbescherming van de Awb geldt nu niet is voldaan aan het vereiste van processuele connexiteit. Dit connexiteitsvereiste houdt in dat tegen een besluit op een zelfstandige aanvraag om schadevergoeding alleen bezwaar en eventueel aansluitend beroep ingevolge de Awb openstaan indien de schade waarop het verzoek betrekking heeft is veroorzaakt door een besluit, dat eveneens kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. Eisers stellen zich op het standpunt dat wel aan genoemd connexiteitsvereiste is voldaan, waartoe zij hebben doen aanvoeren dat nu aan de aanleg van de Rijksweg A1 geen bestemmingsplan of vrijstellingsbesluit ten grondslag ligt sprake was van een illegale situatie waartegen de gemeente had dienen op te treden middels toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Door dit niet te doen is volgens eisers sprake van een appellabele weigering om bestuursdwang toe te passen of een dwangsom op te leggen, waardoor schade is ontstaan voor eisers. Deze weigering kan naar de mening van de gemachtigde van eisers de basis vormen voor een zelfstandig schadebesluit waarvoor de rechtsbescherming ingevolge de Awb geldt.
De rechtbank kan eisers hierin niet volgen. Immers zo er ten tijde van de aanleg van de Rijksweg A1 in 1975/1976 al sprake is geweest van een illegale situatie waartegen de gemeente had dienen op te treden, dan is deze in ieder geval opgeheven bij de inpassing van de rijksweg in het bestemmingsplan "Buitengebied". Door de vaststelling van dat bestemmingsplan zijn de feitelijke en de juridische situatie alsnog met elkaar in overeenstemming gebracht. Overigens is niet gesteld of gebleken dat eisers vóór 1985 ooit een verzoek om toepassing van bestuursdwang hebben ingediend, zodat van een fictieve weigering om bestuursdwang toe te passen reeds op die grond geen sprake kan zijn.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bezwaar van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om toekenning van schadevergoeding middels een zelfstandig scha- debesluit op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Nu ook overigens niet is gebleken dat het bestreden besluit in strijd is met de van toepassing zijnde algemeen verbindende voorschriften of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is de rechtbank van oordeel dat dit besluit in rechte in stand kan worden gelaten.
Beslist wordt derhalve als volgt:
4. Beslissing
De Arrondissementsrechtbank Almelo,
Recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Gewezen door mr. R.J. Jue, in tegenwoordigheid van G. Kootstra als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 1999 door. mr. R.J. Jue, in tegenwoordigheid van J. Wenniger als griffier.
Afschrift verzonden op
Mtb