ECLI:NL:RBALM:2000:AA4765

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
8 februari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
4589/99
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Bossinga
  • A. Vogel
  • R. Roelvink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en oplichting in Enschede

Op 8 februari 2000 deed de Rechtbank Almelo uitspraak in de zaak tegen de verdachte, die op 28 oktober 1999 in Enschede een overval had gepleegd op een postagentschap/sigarenwinkel. De verdachte had met geweld en bedreiging met een mes een geldbedrag van ongeveer f. 375,-- weggenomen, toebehorende aan het slachtoffer. De rechtbank verbeterde enkele schrijffouten in de tenlastelegging, zonder dat dit de verdediging van de verdachte schaadde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging, en oplichting, beide strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank overwoog dat de feiten gevoelens van onveiligheid en onrust teweegbrachten bij de slachtoffers en de samenleving. De verdachte had geen blijk gegeven van enige spijt of inzicht in de ernst van zijn daden. Gezien de aard van de feiten en de omstandigheden waaronder deze gepleegd waren, vond de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig maanden op zijn plaats. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, werd in mindering gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 4589-99
STRAFVONNIS
Uitspraak: 8 februari 2000.
De arrondissementsrechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[Verdachte],
geboren te [Geboorteplaats Verdachte] ([Geboorteland verdachte]), op [geboortedatum Verdachte],
wonende te Enschede,
thans verblijvende in het huis van bewaring te Almelo,
terechtstaande terzake dat:
1. hij op of omstreeks 28 oktober 1999 in Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een kassa(lade) in een postagentschap/sigarenwinkel (aan de [Straatnaam]) een geldbedrag van ongeveer f. 375,--, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [Slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [Slachtoffer] heeft toegevoegd: “Dit is een overval” en/of die [Slachtoffer] een (groot) mes, althans een scherp voorwerp, heeft voorgehouden en/of die [Slachtoffer] met zijn, verdachtes (linker)arm aan de kant heeft gedrukt;
2. hij op of omstreeks 30 januari 1999, in de gemeente Enschede, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (personeel van) het tankstation Texaco heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid benzine, in elk geval autobrandstof en/of een hoeveelheid sigaretten en/of fl. 200,-, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig(e) goed(eren), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich (telkens) tegenover (dat personeel van) dat tankstation voorgedaan als zijnde een personeelslid van Euras Uitzendbureau die gemachtigd was verplichtingen en/of schulden aan te gaan namens dat uitzendbureau en/of heeft hij toen daar een of meer kaartje(s) van Euras b.v. Uitzendbureau overgelegd waarop was vermeld dat bedoelde goederen en/of geld afgegeven mochten worden, waardoor (dat personeel van) dat tankstation (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks de periode van 30 januari 1999 tot en met 8 februari 1999, in de gemeente Enschede, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid benzine, in elk geval autobrandstof en/of een hoeveelheid sigaretten en/of een bedrag aan geld (tot een totaalbedrag van fl.200,-, in elk geval een bedrag aan geld), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan Euras B.V. uitzendbureau, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als uitzendkracht/medewerker, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte in het midden gebracht;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 en sub 2 primair telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 28 oktober 1999 in Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een kassalade in een postagentschap/sigarenwinkel aan de [Straatnaam] een geldbedrag van ongeveer
f. 375,--, toebehorende aan [Slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [Slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, die [Slachtoffer] heeft toegevoegd: “Dit is een overval” en die [Slachtoffer] een groot mes heeft voorgehouden en die [Slachtoffer] met zijn, verdachtes linkerarm aan de kant heeft gedrukt;
2. hij op 30 januari 1999, in de gemeente Enschede, meermalen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep, personeel van het tankstation Texaco heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid benzine en een hoeveelheid sigaretten en/of fl. 200,-, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid zich telkens tegenover dat personeel van dat tankstation voorgedaan als zijnde een personeelslid van Euras Uitzendbureau die gemachtigd was verplichtingen en/of schulden aan te gaan namens dat uitzendbureau en heeft hij toen daar kaartjes van Euras b.v. Uitzendbureau overgelegd waarop was vermeld dat bedoelde goederen en/of geld afgegeven mochten worden, waardoor dat personeel van dat tankstation telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop die inhoud bijzonderlijk betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezene levert op:
voor wat betreft sub 1 het misdrijf:
"Diefstal, voorafgegaan vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren", strafbaar gesteld bij art. 312 juncto art. 310Wetboek van Strafrecht;
voor wat betreft sub 2 het misdrijf:
"Oplichting", strafbaar gesteld bij art. 326 Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd;
De verdachte is deswege strafbaar aangezien van geen zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid is gebleken.
De rechtbank overweegt voor wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft, v.w.b. sub 1, een houdster van een postagentschap/sigarenzaak, middels het aanwenden van (licht) fysiek geweld en middels (forse) bedreiging met geweld, geld afhandig gemaakt.
Feiten als de onderhavige brengen niet alleen gevoelens van onveiligheid en onzekerheid teweeg bij degene die daarvan slachtoffer wordt, doch er ontstaat bij dergelijke feiten ook een grote mate van onrust en beroering bij medeburgers in het algemeen.
Een en ander heeft verdachte kennelijk onverschillig gelaten. In ieder geval is hij er als ondergeschikt aan zijn belangen aan voorbij gegaan.
Op een dergelijke inbreuk van de rechtsorde behoort naar het oordeel van de rechtbank als reactie een onvoorwaardelijke straf als na te melden te worden opgelegd.
De na te noemen straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27 en 57 Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het sub 1 en sub 2 primair telastegelegde in voege als boven omschreven door verdachte is begaan;
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld;
Verklaart verdachte deswege strafbaar;
Veroordeelt hem te dier zake tot een gevangenisstraf voor de tijd van dertig (30) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. Bossinga, voorzitter, mrs. Vogel en Roelvink, rechters, in tegenwoordigheid van Feijer, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
8 februari 2000.