ECLI:NL:RBALM:2000:AA6584

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
19 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
39261 KG ZA 193-2000
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Drewes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contactverbod tussen buren na herhaaldelijke overlast en intimidatie

In deze zaak, behandeld door de president van de Arrondissementsrechtbank te Almelo, is een kort geding aan de orde waarin eisers, twee buren, een contactverbod vorderen tegen hun buren, gedaagden, vanwege herhaaldelijke overlast en intimidatie. De eisers, beiden op leeftijd, hebben te maken gehad met een slechte relatie met de gedaagden, die zich heeft uitgemanifesteerd in telefonische intimidatie en andere hinderlijke gedragingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden in het verleden hinderlijk gedrag hebben vertoond, waaronder het herhaaldelijk bellen van de eisers zonder zich te identificeren, wat heeft geleid tot een politie-interventie. De eisers hebben ook melding gemaakt van een incident waarbij gedaagde 1 op intimidante wijze met zijn auto langs eiser 1 reed, wat resulteerde in een ziekenhuisopname van eiser 1 vanwege hartklachten.

De rechtbank overweegt dat, hoewel de gedaagden ontkennen de veroorzakers van de overlast te zijn, er voldoende aanwijzingen zijn dat zij in het verleden hinderlijk gedrag hebben vertoond. De president oordeelt dat er een dreiging bestaat dat de gedaagden in de toekomst opnieuw inbreuk zullen maken op de privacy van de eisers. Daarom wordt een contactverbod opgelegd, waarbij gedaagden wordt verboden om op enige wijze contact te hebben met de eisers, met uitzondering van schriftelijke correspondentie via een advocaat of maatschappelijk werkers. De rechtbank legt een dwangsom op voor elke overtreding van dit verbod.

De kosten van het geding worden aan de gedaagden opgelegd, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De president wijst de overige vorderingen van de eisers af.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALMELO
Kort Geding
zaaknummer: 39261 kg za 193 van 2000
datum uitspraak vonnis: 19 juli 2000 (dr)
[Eiser 1] en
[Eiser 2],
beiden wonende te [Woonplaats],
eisers,
hierna te noemen [Eisers] ,
procureur: mr. J.Dijkman,
tegen
[Gedaagde 1] en
[Gedaagde 2],
beiden wonende te [Woonplaats],
gedaagden,
hierna te noemen [Gedaagden] ,
procureur: mr. R.F. Speydel.
De president van de arrondissementsrechtbank te Almelo, rechtdoende in kort geding;
Gehoord partijen en gezien de stukken;
Overweegt over:
het verloop van de procedure:
[Eisers] hebben gesteld en gevorderd zoals is omschreven in de dagvaarding.
[Eiser 1] is wel en [Eiser 2] is niet in persoon ter zitting verschenen.
Ter zitting heeft mr. Dijkman voor eisers de dagvaarding toegelicht.
[Gedaagden] zijn in persoon verschenen en hebben bij monde van mr. Speydel verweer gevoerd.
Partijen hebben de stukken van het geding overgelegd en vonnis verzocht.
het geschil:
1. Als uitgangspunt geldt in dit kort geding het volgende:
Partijen zijn buren.[Eisers] wonen in [Woonplaats] aan de [Adres Eisers], [Gedaagden] aan de [Adres Gedaagden].
[Eisers] zijn 68, respectievelijk 74 jaar oud. [Eiser 1] heeft een hartkwaal waarvoor hij onlangs in het ziekenhuis moest worden opgenomen.
Partij [Gedaagde 1] is 41 jaar.
De verhouding tussen de buren is al jaren slecht en wel zo slecht dat de politie er meermalen aan te pas is gekomen.
Uit KPN-onderzoek is vast komen te staan dat [Gedaagden] in november en december 1999 [Eisers] meer malen per dag en op meer dagen achter elkaar [Eisers] hebben opgebeld zonder zich te melden.
Daarover gehoord door de politie heeft partij [Gedaagde 1] volgens het ter zake opgemaakte proces-verbaal verklaard dat hij de veroorzaker is van deze telefoontjes en dat hij hiermee niet zal stoppen.
Ter terechtzitting heeft mw. [Gedaagde 2] verklaard dat zij degene was die in die maanden [Eisers] heeft opgebeld.
In december 1999 heeft [Gedaagde 1] met zijn auto [Eiser 1] in diens auto op een tweebaansweg met hoge snelheid ingehaald, daarbij geclaxonneerd en een of meer vingers van zijn hand opgestoken. [Eiser 1] is diezelfde dag met hartklachten in een ziekenhuis opgenomen. Hij verwijt [Gedaagde 1] dat hij hem van de weg heeft willen afdrukken.
2. [Eisers] verwijten [Gedaagden] dat zij hen met regelmaat ernstig lastig vallen en hinderen; KPN heeft, aldus [Eisers], slechts een beperkte opgave gedaan van het aantal keren dat bij hen de telefoon rinkelde en bij opnemen niet werd beantwoord. Ook in april, mei, juni en juli 2000 is te telefoon terreur doorgegaan. Verder schelden [Gedaagden] [Eisers] regelmatig uit.
Zij vorderen daarom, kort gezegd, een totaal-contactverbod.
3. [Gedaagden] erkennen de telefoonhinder van eind 1999, maar ontkennen voor het overige de gestelde overlast, in het bijzonder de verweten telefoonhinder in 2000.
4. Vast staat dat de verhoudingen tussen partijen ernstig zijn verstoord. De felheid waarmee [Eiser 1] ter zitting een poging tot verzoening afwees, heeft dat nog eens duidelijk gemaakt. Die onverzoenlijkheid zou er op kunnen wijzen dat [Eiser 1], zoals [Gedaagden] stellen, zich van zijn kant ook niet steeds correct heeft gedragen. Dat laatste wordt overigens weer door [Eisers] ontkend.
5. Op zich zelf bestaat er geen reden om er aan te twijfelen dat [Eisers], zoals zij stellen, met regelmaat een telefoonterreur moeten ondergaan. [Gedaagden] ontkennen dat zij degenen zijn die dat doen. Zij wijzen er op dat KPN voor het jaar 2000 ook niet aangeeft dat [Eisers] vanaf hun nummer worden lastig gevallen. [Eisers] hebben ter zitting aangevoerd dat er vanaf een mobiel nummer via een andere provider dan KPN wordt gebeld.
[Gedaagden] voeren aan dat uit een onderzoek bij die provider zal kunnen blijken dat zij met die telefoonterreur niets te maken hebben. Voor zo’n onderzoek is in kort geding geen plaats. Deze procedure is er voor bedoeld om op korte tot zeer korte termijn voorlopige maatregelen te nemen.
6. Die voorlopige maatregel moet in dit geval inhouden dat [Gedaagden] een contactverbod krijgen zoals hierna nader uit te werken. Daarbij is niet van doorslaggevend belang dat niet is komen vast te staan dat [Gedaagden] degenen zijn die in het afgelopen half jaar steeds [Eisers] hebben gebeld.
Immers: in dit kort geding is aannemelijk geworden dat [Gedaagden] zich in ieder geval eind 1999 niet correct hebben gedragen tegenover [Eisers]. Mw.[Gedaagde 2] heeft het hinderlijk bellen erkend. Haar man, van wie niet vast staat dat hij de telefoon misbruikt heeft, kan mede aansprakelijk gehouden worden voor dit gedrag. Het is ook zijn telefoon en ook hij heeft ervoor te zorgen dat die behoorlijk wordt gebruikt. Daar komt bij dat hij tegen de politie heeft verklaard dat hij niet met de hinder zal stoppen.
Verder staat vast dat [Gedaagde 1] [Eiser 1] een keer op zijn minst intimiderend met zijn auto heeft gepasseerd: hoge snelheid, claxon, vinger omhoog, welke is niet zo belangrijk. Dat is een vorm van niet gepast agressief gedrag.
Conclusie van het voorgaande is dat [Gedaagden] in staat zijn hun boosheid in hinderlijke daden om te zetten. Dat is van [Eisers] voorshands niet gebleken, wat overigens niet zeggen wil dat zij aan de slechte verhouding geen enkele schuld hebben.
7. De mededeling van [Gedaagden] dat hinderlijk gedrag van hun kant al een tijd niet meer voorkomt is onvoldoende om aan te nemen dat zij in de toekomst niet meer over de schreef zullen gaan. Wat in het verleden is gepasseerd brengt mee dat er een dreiging blijft bestaan dat er alsnog een inbreuk op het privé-leven van [Eisers] zou kunnen plaats hebben.
Voor zover [Eisers] last blijven houden van telefoonterreur en zij de dwangsommen van dit vonnis willen executeren, zullen zij natuurlijk wel nader moeten bewijzen dat de overlast wordt veroorzaakt door [Gedaagden].
8. Het is goed dat partijen over en weer zo weinig mogelijk persoonlijke contacten met elkaar hebben, in het bijzonder telefonische en mondelinge. Het gaat echter te ver om, zoals gevraagd, ook schriftelijke contacten via derden te laten verlopen. [Gedaagden] moeten de mogelijkheid behouden om zich rechtstreeks per brief met verzoeken, constateringen of mededelingen te kunnen richten tot hun buren. De inhoud van die brieven dient uiteraard niet strijdig te zijn met hetgeen in het maatschappelijk verkeer behoort. Anders gezegd, geen schriftelijke scheldpartijen.
De vordering contacten niet anders dan via advocaten, althans juridisch geschoolde raadslieden sluit personen die de slechte verhouding van partijen zouden kunnen oplossen uit. Het moet voor maatschappelijk werkers, de dokter, de notaris, dominees, pastoors etc. mogelijk blijven een bemiddelende rol tussen partijen te spelen.
9. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [Gedaagden] worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
RECHTDOENDE IN KORT GEDING:
Verbiedt [Gedaagden] om -afgezien van schriftelijke correspondentie- op welke wijze dan ook contact te hebben of na te streven met [Eisers], waaronder het verbod om zich telefonisch en/of mondeling tot [Eisers] te wenden of te doen wenden, anders dan via een advocaat of tot maatschappelijke hulpverlening gekwalificeerde personen als hiervoor enuntiatief omschreven,
zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van f 500,- voor iedere keer dat [Gedaagden] of een van hen in gebreke blijven / blijft aan deze veroordeling te voldoen, maar dat tot een maximum van f 300.000,-.
Veroordeelt [Gedaagden] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Eisers] begroot op f.1.530,- aan salaris en verschotten van de procureur.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen te Almelo door mr. Drewes, president en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2000 , in tegenwoordigheid van M.Keupink, griffier.