ECLI:NL:RBALM:2000:AA8074

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
16 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
40567 KG ZA 00-271
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Inden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen en bedreiging door voormalig bewoner van sociaal pension

In deze zaak, behandeld door de president van de Arrondissementsrechtbank te Almelo, gaat het om een kort geding aangespannen door Stichting Tibertius en een medewerkster, [Eiser 2], tegen [Gedaagde]. De stichting exploiteert een sociaal pension, Huize Tibertius, waar dak- en thuislozen met een psychiatrische achtergrond verblijven. [Gedaagde] was van augustus tot november 1999 als passant in het pension, maar werd ontslagen wegens ongepast gedrag. Na zijn ontslag bleef hij het personeel en de bewoners lastigvallen, wat leidde tot aangifte van bedreiging en huisvredebreuk door [Eiser 2]. [Gedaagde] werd op 14 augustus 2000 aangehouden en verblijft sindsdien in voorlopige hechtenis.

Eiseressen vorderen in dit kort geding een straat- en contactverbod voor [Gedaagde], omdat zij vrezen voor hun veiligheid en de continuïteit van de overlast. [Gedaagde] betwist de spoedeisendheid van de vordering en stelt dat hij geen bedreigingen meer zal uiten. De president van de rechtbank oordeelt dat er voldoende aanleiding is voor het gevraagde verbod, gezien de ernst van de eerdere incidenten en de vrees van eiseressen voor herhaling van de overlast. De president wijst de vordering toe, met uitzondering van het verzoek om [Gedaagde] te verplichten Almelo te verlaten, omdat dit in strijd zou zijn met het EVRM.

De president legt een contactverbod op voor de duur van één jaar, met een dwangsom voor elke overtreding. Tevens wordt [Gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van de eiseressen tegen de herhaalde bedreigingen en overlast door [Gedaagde].

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALMELO
Kort Geding
zaaknummer: 40567 kg za 00/271
datum uitspraak vonnis: 16 oktober 2000 (kh)
1. de rechtspersoon Stichting Tibertius,
gevestigd te Almelo,
2. [Eiser 2],
wonende te [Woonplaats],
eiseressen ,
procureur: mr. A.A. Smit,
tegen
[Gedaagde],
wonende te [Woonplaats],
gedaagde ,
advocaat: mr. C. de Wal te Assen.
De president van de arrondissementsrechtbank te Almelo, rechtdoende in kort geding.
Gehoord partijen en gezien de stukken;
Overweegt ten aanzien van:
Het verloop van de procedure:
1. Eiseressen, verder ook te noemen Stichting Tibertius en [Eiser 2], hebben gesteld en gevorderd als staat te lezen in de dagvaarding.
2. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 4 oktober 2000, waarbij eiseressen hun standpunten hebben doen toelichten door mr. Smit. Namens gedaagde, verder ook te noemen [Gedaagde], is verweer gevoerd bij monde van mr. De Wal.
3. Tenslotte hebben eiseressen de stukken overgelegd en vonnis verzocht.
Het geschil van partijen, de beslissing en de motivering:
1. In dit geding dient van de volgende feiten te worden uitgegaan:
Stichting Tibertius exploiteert een sociaal pension waar dak- en thuisloze mensen met een psychiatrische achtergrond verblijven, genaamd Huize Tibertius. Huize Tibertius is gevestigd aan de Brugstraat 33 te Almelo. De stichting heeft nog een vestiging elders in Almelo, te weten aan de Hofstraat 81;
[Eiser 2] is [functie van eiser 2] van Huize Tibertius;
[Gedaagde] is in de periode van augustus 1999 tot 27 november 1999 als passant woonachtig geweest in Huize Tibertius;
[Gedaagde] is op 27 november 1999 ontslagen uit het pension, omdat hij zich op ontoelaatbare wijze - in strijd met het huisreglement - gedroeg en daardoor de gezondheid en veiligheid van alle in het pension werkzame en verblijvende personen in gevaar bracht;
[Gedaagde] bleef na zijn ontslag Huize Tibertius, het personeel en haar bewoners lastig vallen en uitte daarbij bedreigingen. Hij is enkele keren zonder toestemming binnengetreden in Huize Tibertius, bedreigde personeel en bewoners, belde steeds op en stuurde (dreig)brieven;
[Eiser 2] heeft op 2 augustus 2000 aangifte gedaan van bedreiging met de dood/letsel en huisvredebreuk;
[Gedaagde] is vervolgens op 14 augustus 2000 door de politie aangehouden en verblijft sedertdien in het Huis van Bewaring te Doetinchem;
Op 10 oktober 2000 dient er een strafzaak tegen hem.
2. Eiseressen vorderen thans - uitvoerbaar bij voorraad - [Gedaagde] te gebieden om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de gemeente Almelo te verlaten en daar niet weder te keren, en hem te verbieden op enigerlei wijze telefonisch, schriftelijk of in persoon, rechtstreeks of via derden in contact te treden met het personeel en de bewoners van Huize Tibertius, waaronder mede en wettelijke begrepen [Eiser 2], zijnde eiseres sub 2. Voorts vorderen zij te bepalen dat [Gedaagde] voor iedere overtreding van een van bovengenoemde geboden c.q. verboden respectievelijk voor iedere dag dat de overtreding voortduurt telkens een dwangsom van f. 1.000,-- aan eiseressen zal verbeuren, alsmede te bepalen dat, wanneer een verbeurde dwangsom niet binnen twee keer 24 uur na aanmaning mocht betalen, dit vonnis uitvoerbaar zal zijn bij lijfswang voor de duur van 5 dagen per gebeurtenis, met verlof aan eiseressen [Gedaagde], iedere keer dat voormelde gebod c.q. verbod wordt overtreden, met behulp van de sterke arm te doen verwijderen.
3. Eiseressen leggen aan hun vordering ten grondslag onrechtmatig handelen door [Gedaagde]. Dit onrechtmatig handelen bestaat hierin dat [Gedaagde] reeds geruime tijd Huize Tibertius, haar personeel en haar bewoners lastig valt, terwijl hij ook zonder toestemming is binnengetreden in Huize Tibertius, het personeel en bewoners heeft bedreigd, steeds opbelde en (dreig)brieven stuurde. Naast het feit dat [Gedaagde] haar collega’s met de dood heeft bedreigd, richtte hij zich met name op [Eiser 2], aldus eiseressen. Hij wachtte haar bijna dagelijks op bij het station te Almelo en liep dan met haar mee richting Brugstraat, alwaar Huize Tibertius is gevestigd. Hij schreeuwde dan heel hard, bedreigde haar, pakte haar vast en schroomde niet daarbij ook fysiek geweld te gebruiken. Omstanders hebben [Eiser 2] meermalen te hulp moeten schieten, omdat de situatie uit de hand dreigde te lopen, aldus eiseressen. Voorts was sprake van een ware telefoonterreur, waarbij hij de hele morgen, middag of avond om de twee minuten belde. Daarnaast stond hij vaak voor de deur en bleven er dreigbrieven komen.
[Eiser 2] vreest dat [Gedaagde] haar en het personeel en de bewoners van Huize Tibertius weer zal lastig vallen en zijn agressieve gedrag zal continueren, zodra hij op vrije voeten zal komen.
Eiseressen hebben hun standpunten onderbouwd met een overzicht, een proces-verbaal van aangifte en diverse brieven van [Gedaagde]. Zij zijn van mening dat de spoedeisendheid volgt uit de ernst en de intensiteit van de door [Gedaagde] veroorzaakte overlast, het vermoeden dat hij op korte termijn weer in vrijheid zal worden gesteld en het feit dat [Gedaagde] te kennen heeft gegeven zijn terreur voort te zullen zetten, zodat de voor eiseressen onhoudbare situatie zal herleven.
4. [Gedaagde] stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van spoedeisendheid, aangezien hij in voorlopige hechtenis zit en justitie in het kader van het strafrecht de nodige maatregelen zal nemen, zodat het niet opportuun is reeds thans voorlopige voorzieningen te vragen. Bovendien moet eerst worden afgewacht of de in de strafzaak op te leggen maatregelen effect hebben, alvorens over te gaan tot zwaardere middelen. Daarnaast stelt hij dat de gevraagde voorzieningen alleen zijn gebaseerd op vrees, nu er geen concrete aanwijzingen zijn dat hij door zal gaan met de eerdergenoemde gedragingen, en hij voornemens is een streep onder het verleden te zetten.
Hij is voorts van mening dat het verzochte te ruim en te zwaar is. Ook de daaraan verbonden dwangsom is, gelet op het feit dat hij afhankelijk is van een bijstandsuitkering, aan de forse kant.
5. De president is van oordeel dat van spoedeisendheid in deze voldoende is gebleken. Op dit moment is volstrekt onzeker hoe de strafzaak zich zal ontwikkelen. Aan de ene kant is het goed mogelijk dat de hier gevraagde verboden al worden gedekt door een strafrechtelijke maatregel. In geval geen strafrechtelijke maatregel wordt gegeven, is zo’n maatregel, gelet op de omstandigheden, wel degelijk noodzakelijk vanaf het moment dat [Gedaagde] op vrije voeten is.
6. Gelet op alle, niet dan wel niet voldoende betwiste, incidenten die in het recente verleden hebben plaatsgevonden, en de ernst van de gepleegde inbreuken, acht de president een straat- en contactverbod geïndiceerd, en wel voor de duur van één jaar. De president acht voorts termen aanwezig de gevorderde dwangsom toe te wijzen, met dien verstande dat daaraan een maximum dient te worden verbonden.
Naar het oordeel van de president moet een gijzeling, gelet op de ernst van de gestelde overtredingen - die zelfs tot gevangenhouding hebben geleid -, in dit geval eveneens geïndiceerd worden geacht.
7. Het gevraagde gebod om de stad Almelo te verlaten, staat naar het oordeel van de president op gespannen voet met de in artikel 2, eerste lid, van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde vrijheid van keuze van verblijfplaats. Een dergelijke maatregel grijpt diep in, en het is aannemelijk dat een verhuizing voor gedaagde, na geruime tijd dakloos en zwervende te zijn geweest, thans bezwaarlijk is.
Daarnaast is de president, afgezien van het bepaalde in genoemd artikel, van oordeel dat uit de door eiseressen genoemde feiten en omstandigheden vooralsnog niet blijkt van een dergelijk bedreigende situatie dat het opleggen van een zo vergaande maatregel als een verhuisplicht gerechtvaardigd zou zijn. Hieruit volgt het gevorderde gebod om Almelo te verlaten wordt afgewezen.
Opgemerkt dient te worden dat, indien de man met zijn gedragingen door blijft gaan, er een gerede kans aanwezig is dat bij een volgend kort geding de gevraagde verhuisplicht wel zou kunnen worden toegewezen.
8. Gedaagde dient als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding te worden veroordeeld.
RECHTDOENDE IN KORT GEDING:
I. Verbiedt gedaagde om zich na betekening van dit vonnis voor de duur van een jaar op het houden in de Brugstraat en de Hofstraat te Almelo;
II. Verbiedt gedaagde om na betekening van dit vonnis voor de duur van een jaar op enigerlei wijze telefonisch, schriftelijk of in persoon, rechtstreeks of via derden in contact te treden met het personeel en de bewoners van Huize Tibertius, waaronder mede en wettelijk begrepen eiseres sub 2;
III. Bepaalt dat gedaagde voor iedere overtreding van de hierboven sub I. en sub II. genoemde verboden respectievelijk voor iedere dag dat de overtreding voortduurt telkens een dwangsom van fl. 1.000,-- aan eiseressen zal verbeuren, zulks tot een maximum van fl. 50.000,--, en bepaalt voorts dat, wanneer gedaagde een verbeurde dwangsom niet binnen twee keer 24 uur na aanmaning mocht betalen, dit vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang voor de duur van 5 dagen per gebeurtenis zal zijn;
IV. Verleent eiseressen verlof gedaagde, iedere keer dat het onder sub I. en sub II. genoemde verbod wordt overtreden, met behulp van de sterke arm te doen verwijderen.
V. Veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van eiseressen begroot op fl. 1.461,75 aan verschotten en salaris van de procureur.
VI. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
VII. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen te Almelo door mr. Inden, president en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 oktober 2000 , in tegenwoordigheid van de griffier.