ECLI:NL:RBALM:2000:AA8328

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
8 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
28121 HA ZA 946-1988
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALMELO
De zaak onder nummer 28121 HA ZA 946 van 1998, waarin in het openbaar het navolgende vonnis is uitgesproken tussen:
de onderlinge waarborgmaatschappij
Oostnederland Zorgverzekeraar Ziekenfonds u.a.
(handelende onder de naam Amicon Zorgverzekeraar),
gevestigd te Enschede,
eiseres,
procureur mr J.A. Holsbrink,
- en -
1. [Gedaagde 1],
wonende te Enschede,
2. De naamloze vennootschap
NV Klaverblad Schadeverzekeringsmaatschappij,
gevestigd te Zoetermeer,
gedaagden,
procureur mr H.A.A. Kienhuis.
De arrondissementsrechtbank te Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken;
Gehoord partijen, verder ook te noemen Amicon, [Gedaagde 1] en Klaverblad;
Gezien de stukken;
OVERWEEGT:
Ten aanzien van het procesverloop:
Amicon heeft gesteld en voor eis geconcludeerd als is vermeld in de in deze zaak uitgebrachte dagvaarding.
[Gedaagde 1] en Klaverblad hebben geconcludeerd voor antwoord als omschreven in die conclusie.
Na verdere conclusiewisseling hebben partijen de processtukken overgelegd en vonnis verzocht.
Ten aanzien van het recht:
1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2 Op 17 juli 1996 omstreeks 16.00 uur vond er te Enschede een verkeersongeval plaats. [Verzekerde], verzekerd bij Amicon, reed op zijn snorfiets op de Burgemeester M. van Veenlaan komende uit de richting van de Wesselerbrinklaan gaande in de richting van de Getfertsingel. Op het kruispunt Patmossingel-Broekheurnerweg/Burgemeester M. van Veenlaan-Getfertsingel kwam hij in botsing met een bromfiets bestuurd door [Gedaagde 1] die bij Klaverblad verzekerd is. [Verzekerde] is als gevolg van de botsing gewond geraakt en moest ter behandeling naar het ziekenhuis.
Het (brom)fietsverkeer is ten opzichte van elkaar niet conflictvrij geregeld, de verkeerslichten stralen tegelijkertijd voor alle vier de richtingen groen licht uit. Een onderbord, bevestigd onder de verkeerslichten, geeft dat ook aan. [Verzekerde] en [Gedaagde 1] zijn op de hoogte van deze verkeerssituatie.
Bij strafvonnis van de arrondissementsrechtbank Almelo van 7 oktober 1997 zijn [Gedaagde 1] en [Verzekerde] in hoger beroep strafbaar verklaard ter zake overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet (gevaar veroorzaken en hinderen van het verkeer), waarbij aan geen van beide een straf of maatregel werd opgelegd vanwege de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit werd begaan.
3 In deze procedure vordert Amicon de betaling van een bedrag van f 19918,80 te vermeerderen met rente en kosten.
4 Zij stelt naast de vastgestelde feiten het navolgende.
[Gedaagde 1] heeft zich als bestuurder van de bromfiets zodanig gedragen dat hierdoor gevaar op de weg werd veroorzaakt waardoor de aanrijding ontstond. De onrechtmatige gedraging van [Gedaagde 1] staat hiermee vast. Door deze gedraging is schade ontstaan, voor Amicon vanwege door Amicon aan [Verzekerde] uitbetaalde ziektekosten tot een bedrag van f 35158,00. Aangezien [Verzekerde] dezelfde onrechtmatige gedraging valt te verwijten zal de helft als eigen schuld moeten worden toegerekend. Amicon doet een beroep op de Ziekenfondswet die verhaal van kosten mogelijk maakt.
5 [Gedaagde 1] en Klaverblad verweren zich als volgt. Zij doen een beroep op het arrest van de Hoge Raad van 23 juni 1995 (NJ 1995, 730). Zij betogen dat het in het leven roepen van een gevaarlijke situatie niet altijd zonder meer onrechtmatig is jegens een andere weggebruiker. Of dat zo is hangt af van de omstandigheden van het geval. Enerzijds kan de gedraging dermate gevaarlijk zijn dat zij zonder meer onrechtmatig is. Anderzijds kan een gedraging weliswaar gevaar op de weg veroorzaken maar niet dermate gevaarzettend zijn dat zij zonder meer, zonder bijkomende omstandigheden, onrechtmatig is. [Gedaagde 1] en Klaverblad wijzen er op dat het gedrag van [Gedaagde 1] niet dermate gevaarlijk was dat het zonder meer onrechtmatig is te achten terwijl bijkomende omstandigheden om de gedraging alsnog als onrechtmatig te bestempelen ontbreken. Dat het tot een ongeval is gekomen, is geheel te wijten aan de wijze van rijden van [Verzekerde] die de kruising met een snelheid van 25 à 30 km per uur is genaderd en met onverminderde snelheid is opgereden, in het geheel niet anticiperend op de verkeerssituatie aldaar.
Tevens worden de buitengerechtelijke kosten betwist.
6 De rechtbank oordeelt als volgt.
De rechtbank verwerpt het verweer van [Gedaagde 1] en Klaverblad dat de gedraging van [Gedaagde 1] niet onrechtmatig is jegens [Verzekerde]. Vast staat dat beide (brom/snor)fietsers het kruispunt opreden terwijl ze wisten dat er sprake was van groen verkeerslicht voor beiden. Ook wisten ze, dan wel konden ze uit ervaring weten dat er daardoor sprake is van een gevaarlijke verkeerssituatie. Beiden hebben weliswaar op het laatste moment een uitwijkpoging ondernomen zonder evenwel het gewenste resultaat te bereiken. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat door niet zo oplettend te zijn en door niet zo de snelheid aan te passen dat een aanrijding kon worden voorkomen beide weggebruikers zich onrechtmatig ten opzichte van elkaar hebben gedragen. Aan dat oordeel doet niet af het feit dat [Gedaagde 1], overigens ten onrechte, meende voorrangsgerechtigd te zijn omdat hij op een voorrangsweg reed.
7 De rechtbank verwerpt evenzeer het verweer van [Gedaagde 1] en Klaverblad dat [Verzekerde] zo heeft gereden dat het ongeval geheel aan hem is te wijten zodat diens schade geheel voor eigen rekening dient te blijven. Wel is zij van oordeel dat de fout die [Verzekerde] heeft gemaakt van een wat zwaarder kaliber is dan die van [Gedaagde 1]. Immers als vaststaand moet worden aangenomen dat [Verzekerde] met zijn snorfiets de kruising naderde met een vaart van 25 à 30 kilometer per uur en zonder af te remmen met die snelheid de kruising is opgereden. [Gedaagde 1] daarentegen stond aanvankelijk voor een rood stoplicht te wachten en is, nadat het verkeerslicht groen uitstraalde, opgetrokken tot een snelheid van naar zijn zeggen 15 à 20 km per uur. Mitsdien komt de rechtbank tot de conclusie dat [Verzekerde] meer schuld aan het ongeluk toekomt dan de door Amicon gestelde 50%. De rechtbank acht een verdeling van 75% voor [Verzekerde] en 25% voor [Gedaagde 1] een juiste verdeling van de schade naar de mate waarin ieders gedraging tot die schade heeft bijgedragen.
8 Wat de buitengerechtelijke kosten betreft is de rechtbank, afgaande op wat daarover tot nu toe is gezegd, van oordeel dat toekenning van een bedrag van f 600,-- redelijk is. Vast staat immers slechts dat er één sommatiebrief is geschreven.
9 De vorderingen zullen worden toegewezen als na te melden.
RECHTDOENDE:
Veroordeelt [Gedaagde 1] en Klaverblad, des dat de één betaald hebbende de ander zal zijn gekweten, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Amicon te betalen de som van
f 8789,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 januari 1997 tot de dag der algehele voldoening, alsmede te vermeerderen met f 600,-- aan buitengerechtelijke kosten.
Veroordeelt [Gedaagde 1] en Klaverblad in de proceskosten, des dat de één betaald hebbende de ander zal zijn gekweten, tot op deze uitspraak aan de zijde van Amicon begroot op f 1460,-- vanwege het salaris van de procureur en f 617,13 aan verschotten.
Verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr R.J. Jue, lid van voormelde rechtbank en kamer, en is uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting van woensdag 8 november 2000 in tegenwoordigheid van de griffier.