ECLI:NL:RBALM:2001:AB2180

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
13 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
44568 HA ZA 332-2001
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Breitbarth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van kredietovereenkomst en ongeoorloofde debetstand

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Postbank N.V., gevestigd te Amsterdam, een vordering ingesteld tegen twee gedaagden die niet verschenen zijn in de rechtszaak. De eiseres vordert betaling van een bedrag van f. 20.211,77 uit hoofde van een kredietovereenkomst die op of omstreeks 8 juli 1999 is aangegaan met gedaagde sub 1. Daarnaast vordert de eiseres een bedrag van f. 62.590,82 wegens een ongeoorloofde debetstand op een girorekening die door de gedaagden bij de eiseres werd onderhouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden niet in rechte zijn verschenen, waardoor verstek is verleend.

De rechtbank overweegt dat de eiseres de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht heeft genomen bij de dagvaarding. De vordering van de eiseres is niet onrechtmatig of ongegrond. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die door de eiseres zijn gebaseerd op het voormalige incassotarief van de Nederlandse Orde van Advocaten, gematigd moeten worden. De rechtbank is van mening dat het incassotarief niet van toepassing is, omdat het een vergoeding omvat voor het gehele incassotraject, inclusief gerechtelijke procedures.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, te vermeerderen met rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van de eiseres begroot. Het vonnis is uitgesproken door mr. M. Breitbarth op 13 juni 2001 in het openbaar, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ALMELO
zaaknummer: 44568 ha za 443 van 2001
datum uitspraak vonnis: 13 juni 2001 (mk)
Vonnis van de arrondissementsrechtbank te Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
de naamloze vennootschap Postbank N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres ,
procureur: mr. T.J. van Drooge,
tegen
1. [Gedaagde 1],
2. [Gedaagde 2],
beiden wonende te [Woonplaats, [Adres],
gedaagden ,
niet verschenen.
Gehoord eiseres en gezien de stukken.
Overweegt:
over het procesverloop:
Gedaagden zijn te dienende dage niet in rechte verschenen waarna tegen hen verstek is verleend.
Eiseres heeft geconcludeerd voor eis overeenkomstig de dagvaarding en vordert uit hoofde van een tussen haar en gedaagde sub 1 op of omstreeks 8 juli 1999 kredietovereenkomst, veroordeling van gedaagde sub 1 tot betaling van een bedrag groot f. 20.211,77, te vermeerderen met een rente van 9% per jaar vanaf 13 december 2000. Zij vordert voorts uit hoofde van een ongeoorloofde debetstand op een door gedaagden bij eiseres onderhouden girorekening, hoofdelijk veroordeling van gedaagden tot betaling van een bedrag groot
f. 62.590,82, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met een rente van 19,7% per jaar over f. 57.369,23 vanaf 13 december 2000.
Gedaagde heeft na sommatie een bedrag van f. 47,73 aan eiseres betaald. Deze betaling is reeds in mindering gebracht op de oorspronkelijke vordering.
Hierop heeft eiseres vonnis verzocht.
Over het recht:
Bij de dagvaarding zijn de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht genomen.
Eiseres vordert een bedrag van f. 5.269,32 aan buitengerechtelijke kosten, zijnde een bedrag conform het voormalige incassotarief van de Nederlandse Orde van Advocaten. Zij stelt hiertoe dat zij met haar raadsman is overeengekomen dat deze voor de buitengerechtelijke kosten declareert op basis van dit tarief, dat dit tarief een gebruikelijk tarief is en dit tarief daarom valt in de categorie van tarieven voor buitengerechtelijke kosten die aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening wordt gebracht. Eiseres beroept zich hierbij op uitspraken van de gerechtshoven te Amsterdam, 's-Hertogenbosch en 's-Gravenhage.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten als na te melden moeten worden gematigd.
Ingevolge artikel 57ab Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de rechter bevoegd
- zelfs ambtshalve - de bedongen kosten te matigen tot het bedrag van de krachtens de wet te begroten proceskosten onderscheidenlijk het bedrag van de buitengerechtelijke kosten die, gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgever gewoonlijk in rekening worden gebracht, jegens de wederpartij redelijk zijn.
De rechtbank is met de werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak inzake de buitengerechtelijke kosten van oordeel dat het incassotarief van de Nederlandse Orde van Advocaten in casu niet van toepassing is. In dat tarief ligt immers een vergoeding besloten voor het gehele traject van de incasso inclusief een gerechtelijke procedure en de executie van een vonnis. Dit tarief kan daarom niet aangemerkt worden als een gewoonlijk in rekening te brengen tarief in de zin van voormeld artikel. Indien er in een vordering wordt afgeweken van de in de door voormelde werkgroep opgestelde rapport "Voor-werk II" vermelde forfaitaire bedragen zijn in beginsel de omvang van de verrichtingen en het uurtarief voor de rechter bepalend voor de redelijkheid van de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Slechts indien sprake is van bijzondere (incasso)werkzaamheden kan - in afwijking van voormeld rapport - een vergoeding voor daadwerkelijk gemaakt buitengerechtelijke kosten worden toegewezen die meer bedraagt dan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief in eerste aanleg. De door eiseres omschreven werkzaamheden acht de rechtbank echter onvoldoende zodat zij de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten matigt tot een bedrag van
f. 2.618,--, inclusief BTW.
De vordering komt overigens onrechtmatig noch ongegrond voor.
RECHTDOENDE:
Veroordeelt gedaagde sub 1om tegen behoorlijke kwijting aan eiseres te betalen de som van f. 20.211,77 (twintigduizendtweehonderdelf 77/100 gulden), te vermeerderen met de overeengekomen - en afhankelijk van de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt tot het maximum van het besluit volgens de artikelen 35 en 36 Wet op het consumentenkrediet aan te passen - rentevergoeding, thans uitmakende 9% per jaar, te rekenen vanaf 13 december 2000, over het alsdan verschuldigde bedrag .
Veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijke kwijting aan eiseres te betalen de som van f. 59.939,50 (negenenvijftig-duizendnegenhonderdnegenendertig 50/100 gulden), te vermeerderen met de overeengekomen rente van 19,7% per jaar over f. 57.369,23 vanaf 13 december 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt gedaagden in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van eiseres begroot op f. 2.863,-- aan verschotten en salaris van de procureur.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Breitbarth en is op 13 juni 2001 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.