ECLI:NL:RBALM:2001:AB2457
Rechtbank Almelo
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van boete en opheffing van conservatoir beslag door gemeente Wierden
In deze zaak heeft de gemeente Wierden conservatoir beslag gelegd op onroerende zaken die in eigendom toebehoren aan [gedaagde]. Na het leggen van beslag heeft Wierden [gedaagde] gedagvaard en een eis in conventie ingesteld, waarbij zij betaling van een boete van ¦ 40.000,-- vorderde wegens het niet zelf bewonen van de woning door [gedaagde]. De rechtbank heeft vastgesteld dat Wierden op 15 mei 1998 een bouwterrein aan [gedaagde] heeft verkocht, met daarbij behorende voorwaarden die onder andere vereisen dat de koper de woning ten minste drie jaar als eigenaar moet bewonen. [gedaagde] heeft een woning gebouwd, maar zijn dochter woont momenteel in de woning. Wierden legde een boete op, omdat [gedaagde] niet zelf in de woning woont, wat volgens de gemeente in strijd is met de verkoopvoorwaarden.
[gedaagde] verweert zich door te stellen dat de gemeente Wierden met privaatrechtelijke instrumenten probeert te reguleren op het gebied van woonruimteverdeling, terwijl zij geen huisvestingsverordening heeft vastgesteld. Hij betoogt dat de gemeente daarmee het recht van vrije vestiging schendt. De rechtbank oordeelt dat de door Wierden opgelegde boete niet verschuldigd is, omdat [gedaagde] zich kan beroepen op zijn recht van vrije vestiging, ook al woont zijn dochter in de woning. De rechtbank wijst de vordering van Wierden af en oordeelt dat het beslag moet worden opgeheven, omdat de grondslag voor het beslag is komen te vervallen.
De rechtbank veroordeelt Wierden in de kosten van het geding en legt een dwangsom op voor het geval Wierden niet binnen vier dagen na betekening van het vonnis de vereiste handelingen verricht om het beslag op te heffen. Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Verhoeven en op 30 mei 2001 in het openbaar uitgesproken.