ECLI:NL:RBALM:2002:AE0528

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
6 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
44475 HA ZA 01-421
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th. S. Röell
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de weigering van de stichting om faciliteiten ter beschikking te stellen aan een voormalig werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 6 februari 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Uitvaartverzorging voor Nijverdal en omstreken en [geopposeerde], een voormalig werknemer van de stichting. De stichting had geweigerd om [geopposeerde] toegang te geven tot de faciliteiten van het uitvaartcentrum, wat leidde tot een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting in haar recht staat om te bepalen met wie zij een overeenkomst aangaat, en dat er geen onrechtmatige daad is gepleegd door de stichting. De rechtbank oordeelde dat het belang van [geopposeerde] bij toegang tot het uitvaartcentrum niet opweegt tegen de contractsvrijheid van de stichting. De rechtbank heeft het verstekvonnis vernietigd en de stichting ontheven van de veroordelingen die in dat vonnis waren uitgesproken. Tevens werd [geopposeerde] veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure. De zaak benadrukt de contractsvrijheid van stichtingen en de voorwaarden waaronder deze kan worden beperkt door belangen van derden.

Uitspraak

E.B. / 6.1.99
44475 / HA ZA 01-421 (ALM)
datum vonnis: 6 februari 2002
RECHTBANK ALMELO
sector civiel recht - enkelvoudige kamer
Vonnis in de zaak met nummer 44475 / HA ZA 01-421 van:
De stichting
STICHTING UITVAARTVERZORGING VOOR NIJVERDAL EN OMSTREKEN,
statutair gevestigd te Nijverdal, gemeente Hellendoorn.
opposante in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
procureur: mr. E. Poelenije,
tegen
[geopposeerde], handelend onder de naam
[geopposeerde] UITVAARTVERZORGING & VERZEKERINGEN,
wonende en zaakdoende te Hellendoorn,
geopposeerde in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie.
procureur: mr. J. Sleeswijk Visser.
Partijen worden hierna aangeduid als 'de stichting' en '[geopposeerde]'.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het verstekvonnis van deze rechtbank van 4 april 2001 met rolnummer 01-273 en de in dat vonnis genoemde gedingstukken;
- het exploot van aanzegging verzet en dagvaarding van 19 april 200l;
- de conclusie van eis in oppositie met producties;
- de conclusie van antwoord in oppositie in conventie, conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie met producties;
- de conclusie van repliek in oppositie, tevens conclusie van repliek in voorwaardelijke reconventie;
- de conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen d.d. 5 december 2001 waaraan gehecht een brief d.d. 3 december 2001 van Monuta aan [geopposeerde] en een op briefpapier van Monuta opgesteld kostenoverzicht.
Nu partijen in hun processtukken bedragen in guldens hebben vermeld, zal de rechtbank in de rechtsoverwegingen van dit vonnis de bedragen eveneens in guldens vermelden. Voor zover de rechtbank tot een veroordeling van een geldbedrag komt, zal in de beslissing de omrekening van guldens in euro's worden vermeld.
RECHTSOVERWEGINGEN
In oppositie en in voorwaardelijke reconventie:
1. De feiten
1.1. De stichting is voortgekomen uit de Begrafenisonderneming voor Nijverdal en omstreken, die op 1 januari 1926 is opgericht, en de Stichting Begrafenisvereniging voor Nijverdal en omstreken, die op 30 juni 1953 is opgericht.
1.2. Bij notariële akte d.d. 28 december 1995 zijn de statuten van de stichting opgesteld. Hierin wordt, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
"DOEL
Artikel 3
De stichting stelt zich ten doel:
1. het op korrekte en waardige wijze uitvoeren van begrafenissen en crematies. een en ander gerekend naar plaatselijke maatstaven;
2. het adviseren bij- en/of het verzorgen, regelen en begeleiden van al hetgeen met betrekking tot de voor- en nazorg van de begrafenis of van de crematie gerekend kan worden, een en ander overeenkomstig de wensen van de familie of opdrachtgever;
3. voor ingezetenen binnen het werkgebied van de stichting de onder 1 en 2 genoemde diensten uit te voeren. Voor het verlenen daarvan stelt de stichting zich het maken van winst niet ten doel;
4. ter versterking van de band met degenen die de doelstelling van de stichting onderschrijven, het streven in principe blijvend te richten op het deelnemerschap van alle ingezetenen van de gemeente Hellendoorn.
Artikel 4
Zij tracht deze doelstelling te bereiken door:
- aanstelling van deskundig en goed opgeleid personeel;
- het sluiten van overeenkomsten met derden; [………..]
- beheer en exploitatie van haar uitvaartcentrum.
MIDDELEN
Artikel 5
1 De middelen van de stichting bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. toetredingsbijdrage van de deelnemers;
c. inkomsten uit beleggingen;
d. inkomsten uit de exploitatie van het uitvaartcentrum;
e. huur van de dienstwoningen;
f. inkomsten uit begrafenissen en crematies,
g. hetgeen de stichting bij erfenis, legaat of schenking zonder tegenprestatie mocht verkrijgen.
[……………………..]
h. inkomsten uit anderen hoofde;"
1.3. [geopposeerde] is van 1 februari 1993 tot 1 november 2000 bij de stichting in dienst geweest. [geopposeerde] bekleedde de functie van eerste uitvaartleider in welke hoedanigheid hij tevens bedrijfsleider was.
1.4. Per 1 januari 2001 heeft [geopposeerde] zich als zelfstandig uitvaartondernemer gevestigd.
1.5. Op vordering van [geopposeerde] heeft deze rechtbank bij vonnis van 4 april 2001 bij verstek bevolen dat de stichting aan [geopposeerde] ten behoeve van de uitvaartverzorging de faciliteiten in het uitvaartcentrum aan de Duivecatelaan 1 te Nijverdal (hierna: 'het uitvaartcentrum') ter beschikking stelt, een en ander op dezelfde condities als welke gelden voor collega-ondernemingen, op verbeurte van een dwangsom van f. 5.000,-- (vijfduizend gulden) voor elke dag, een gedeelte van een dag te rekenen voor een hele dag, dat de stichting na betekening van dat vonnis in gebreke blijft aan de inhoud van dit vonnis te voldoen, zulks tot een maximum van f. 500.000,--.
1.6. De president van deze rechtbank heeft in kort geding bij vonnis van 4 mei 2001 [geopposeerde] verboden om het tussen partijen gewezen verstekvonnis van 4 april 2001 ten uitvoer te leggen, totdat op de door de stichting aanhangig gemaakte of nog aanhangig te maken vorderingen tot vernietiging althans opheffing door deze rechtbank zal zijn beslist.
1.7. In een brief van Monuta d.d. 3 december 2001 aan [geopposeerde] wordt, voor zover hier van belang, vermeld:
"Hierbij bevestigen wij dat Monuta Uitvaartverzorging met u een freelance overeenkomst heeft afgesloten voor een vooraf vastgestelde periode. En die derhalve eindigt op 31 december 2001.
De freelance overeenkomst betreft in grote lijnen de volgende werkzaamheden: aannemen, regelen en begeleiden van de uitvaart."
2. Het geschil
In oppositie:
2.1. Bij verzetdagvaarding van 19 april 2001 komt de stichting in verzet tegen het in rechtsoverweging 1.5. genoemde vonnis. De stichting vordert dit bij verstek gewezen vonnis te vernietigen, althans de stichting te ontheffen van de veroordeling die bij dat vonnis tegen haar is uitgesproken, en [geopposeerde] alsnog zijn vordering te ontzeggen. Voorts vordert de stichting de veroordeling van [geopposeerde] in de kosten van belde instanties.
2.2. De stichting stelt ten verwere dat zij niet gehouden is om een overeenkomst met [geopposeerde] te sluiten en derhalve niet onrechtmatig jegens [geopposeerde] handelt door hem het gebruik van de faciliteiten van het uitvaartcentrum te weigeren. Bovendien heeft zij, gezien de feiten en omstandigheden die geleid hebben tot de beëindiging van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, geen vertrouwen in [geopposeerde], aldus de stichting. Verder stelt de stichting dat er geen sprake is van oneerlijke concurrentie en dat [geopposeerde] voor de uitoefening van zijn onderneming andere faciliteiten ter beschikking staan. De stichting betwist dat zij een openbare functie vervult.
2.3. [geopposeerde] voert, hiertegen gemotiveerd verweer.
In voorwaardelijke reconventie:
2.4. In voorwaardelijke reconventie vordert de stichting [geopposeerde] te veroordelen om aan haar te vergoeden de door de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis van deze rechtbank d.d. 4 april 2001 door de stichting geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop die schade is geleden.
2.5. De stichting stelt daartoe dat indien de rechtbank het verstekvonnis d.d. 4 april 2001 vernietigt, en de stichting gedurende de onderhavige procedure uitvoering heeft gegeven aan het in dat vonnis geformuleerde gebod, [geopposeerde] de daardoor geleden schade aan de stichting moet vergoeden.
2.6. [geopposeerde] voert hiertegen gemotiveerd verweer.
3. De beoordeling van het geschil
In oppositie:
3.1. Het verzet moet worden geacht tijdig te zijn gedaan, nu het tegendeel niet is gesteld of gebleken.
3.2. In onderhavige kwestie is aan de orde de vraag of de stichting onrechtmatig handelt door te weigeren om de faciliteiten van het door haar geëxploiteerde uitvaartcentrum aan [geopposeerde] ter beschikking te stellen. De stichting beroept zich op haar contractsvrijheid. [geopposeerde] stelt dat hij, teneinde in zijn inkomen te kunnen voorzien, belang heeft bij gebruikmaking van liet uitvaartcentrum. Volgens [geopposeerde] is het uitvaartcentrum het enige in Nijverdal, is het gesubsidieerd door gemeenschapsgelden waardoor het een openbare functie heeft, en kan de stichting hem de toegang niet ontzeggen aangezien zij andere uitvaartondernemingen wel toelaat. Verder stelt [geopposeerde] dat de stichting aan haar weigering om [geopposeerde] toe te laten geen deugdelijke motivering ten grondslag heeft gelegd. Volgens [geopposeerde] hield de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen enkel verband met zijn functie als bedrijfsleider en niet met zijn functie als uitvaartleider en is de vertrouwensbreuk door de stichting veroorzaakt.
3.3. De rechtbank overweegt het volgende.
Uitgangspunt is dat de stichting in beginsel volkomen vrij is om te bepalen met wie zij wel en met wie zij niet een overeenkomst sluit. Zo het al zo zou zijn dat de stichting een monopoliepositie bekleedt, dan laat dat onverlet dat het haar vrijstaat om met bepaalde derden, zoals [geopposeerde], geen overeenkomst te sluiten. Een motivering is daarvoor niet vereist. Onder bepaalde omstandigheden kan het weigeren om een overeenkomst te sluiten in strijd zijn met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, bijvoorbeeld wanneer het belang bij een overeenkomst zwaarder weegt dan de contractsvrijheid. In het onderhavige geval zal de rechtbank onderzoeken of de contractsvrijheid van de stichting moet wijken voor het belang van [geopposeerde].
3.4. Uit hetgeen partijen gesteld hebben en uit de bescheiden die zij hebben overgelegd, leidt de rechtbank af dat er gedurende de arbeidsovereenkomst tussen partijen in toenemende mate verschil van uitzicht was ontstaan omtrent het functioneren van [geopposeerde] en dat die omstandigheid tot een vertrouwensbreuk en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen geleid heeft. Aan wie van partijen een en ander te wijten is, kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden gelaten worden. Vaststaat dat een vruchtbare samenwerking tussen partijen niet meer mogelijk was. Dat partijen hoofdzakelijk van mening verschilden omtrent het functioneren van [geopposeerde] als bedrijfsleider en niet als uitvaartleider, is, anders dan [geopposeerde] stelt, dan ook niet relevant. Voorts is gesteld noch gebleken dat er zich na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst feiten en/of omstandigheden hebben voorgedaan waaruit kan worden -afgeleid dat het wederzijds vertrouwen tussen partijen hersteld is. Uit de door de stichting overgelegde verklaringen leidt de rechtbank af dat het personeel van de stichting niet met [geopposeerde] wenst samen te werken. Het feit dat het uitvaartcentrum het enige in Nijverdal is, betekent nog niet dat [geopposeerde] geen andere voorzieningen ter beschikking staan om in zijn inkomen te voorzien. Zo hebben partijen gedurende de comparitie van partijen aangegeven dat het voor [geopposeerde] mogelijk is om vanuit het Hervormd Centrum in Nijverdal uitvaarten te verzorgen. Blijkens de brief d.d. 3 december 2001 van Monuta aan [geopposeerde] kan [geopposeerde] bovendien op basis van een freelance overeenkomst zijn beroep uitoefenen. De stelling van [geopposeerde] dat het standpunt van de stichting "uit mededingingsrechtelijk oogpunt laakbaar" is, verwerpt de rechtbank nu [geopposeerde] die stelling niet, althans onvoldoende feitelijk en juridisch heeft onderbouwd. Voorts is niet gebleken dat het uitvaartcentrum een openbare functie vervult. Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt immers dat de door de stichting ontvangen subsidie en de verstrekte renteloze lening enkel verband hielden met de wens van de gemeente om het uitvaartcentrum te verplaatsen. Voor het overige stuiten de door [geopposeerde] aangevoerde argumenten af op hetgeen hiervoor reeds is overwogen.
3.5. In het licht van voornoemde feiten en omstandigheden moet het belang van den Heuvel bij gebruikmaking van de faciliteiten van het door de stichting geëxploiteerde uitvaartcentrum wijken voor de contractsvrijheid van de stichting. Derhalve is van een onrechtmatig handelen aan de zijde van de stichting geen sprake en is het verzet gegrond. Dit brengt met zich dat het in het in rechtsoverweging 1.5. genoemde vonnis gegeven bevel zal worden vernietigd en de stichting zal worden ontheven van de tegen haar uitgesproken veroordelingen. [geopposeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze verzetprocedure. Ingevolge het bepaalde in artikel 89 Rv blijven de kosten van de betekening van het verzetsexploot ad f 148, 10 voor rekening van de stichting. Het daaromtrent door de stichting aangevoerde, noch de overwegingen in het kort geding vonnis van 4 mei 2001 doen daaraan af.
In voorwaardelijke reconventie:
3.6. Gelet op hetgeen de rechtbank onder 3.5. heeft overwogen, komt de rechtbank toe aan de bespreking van de onder 2.4. genoemde vordering.
3.7. [geopposeerde] heeft tegen het in kort geding gewezen vonnis van 4 mei 2001 bij dagvaarding van 18 mei 2001 hoger beroep ingesteld. Volgens de stichting bestaat daardoor de mogelijkheid dat zij gedwongen wordt om hangende de verzetprocedure uitvoering te geven aan het verstekvonnis van 4 april 2001. In dat geval zal haar schade onder meer bestaan uit het niet kunnen uitvoeren van uitvaarten van deelnemers van de stichting, aldus de stichting.
3.8. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van geleden of nog te lijden schade, reeds omdat gesteld noch gebleken is dat het Gerechtshof te Arnhem vonnis gewezen heeft in de procedure in hoger beroep. Het sub 2.4. gevorderde is dan ook niet toewijsbaar.
3.9. De stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de door [geopposeerde] gemaakte proceskosten.
DE BESLISSING
De rechtbank:
In oppositie:
- verklaart het verzet gegrond;
- vernietigt het in het verstekvonnis van deze rechtbank met rolnummer 01-273 van 4 april 2001 gegeven bevel;
- ontheft de stichting van de veroordelingen tegen haar uitgesproken bij vorengenoemd vonnis;
- veroordeelt [geopposeerde] in de kosten van de procedure in verzet aan de zijde van de stichting, tot op deze uitspraak begroot op € 1.170,75 (fl 2.580,--) aan salaris van haar procureur en op € 193,35 (fl 400,--) aan verschotten;
- verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie:
- wijst de vordering af,
- veroordeelt de stichting in de kosten van de procedure in reconventie aan de zijde van [geopposeerde], tot op deze uitspraak begroot op € 390,25 (fl 860,--) aan salaris van zijn procureur en nihil aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. S. Röell, rechter-plaatsvervanger, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.