ECLI:NL:RBALM:2002:AE8930

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
14 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
5003-02
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van der Winkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oproep tot geweld tegen openbaar gezag in column

In deze zaak, behandeld door de politierechter in de Rechtbank Almelo op 14 oktober 2002, stond de verdachte terecht voor het opruien tot geweld tegen het openbaar gezag. De verdachte had op 21 september 2001 in een column in het weekblad De Roskam opgeroepen tot het ingooien van de ruiten van de toenmalige Almelose wethouder. De politierechter oordeelde dat de verdachte met zijn uitlatingen in een algemeen verkrijgbaar weekblad, derhalve in het openbaar en bij geschrift, had opgeruid tot strafbaar gedrag. De verdediging voerde aan dat de tenlastelegging niet bewezen was en dat de verdachte zich had uitgelaten binnen zijn recht op vrijheid van meningsuiting. De politierechter oordeelde echter dat de impliciete aansporing in de column voldoende was om tot een veroordeling te komen. De verdachte had bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn uitlatingen anderen tot strafbaar gedrag zouden bewegen. De rechter benadrukte dat de vrijheid van meningsuiting niet onbeperkt is en dat het aanzetten tot strafbaar gedrag de grenzen van deze vrijheid overschrijdt. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van vijfhonderd Euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
STRAFVONNIS
(schriftelijk vonnis PR)
Parketnummer: 5003-02
Uitspraak 14 oktober 2002.
De politierechter in de Rechtbank te Almelo, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
terechtstaande terzake dat:
hij op of omstreeks 21 september 2001 in het arrondissement Almelo in het
openbaar, bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit en/of tot
gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, immers heeft
verdachte in een door hem geschreven (en vervolgens op 21 september 2001
gepubliceerd) (kranten)artikel opgeroepen tot het ingooien van de ruiten van
de (toenmalige) Almelose wethouder [naam wethouder] en/of daarbij bekend maakte
dat die wethouder woonachtig was aan de [adres] te [woonplaats];
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte in het midden gebracht;
De politierechter heeft de in de tenlastegelegde voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De politierechter is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 september 2001 in het arrondissement Almelo in het
openbaar, bij geschrift, tot enig strafbaar heeft opgeruid, immers heeft verdachte in een door hem geschreven (en vervolgens op 21 september 2001 gepubliceerd) krantenartikel opgeroepen tot het ingooien van de ruiten van de (toenmalige) Almelose wethouder [naam wethouder] en heeft daarbij bekend gemaakt dat die wethouder woonachtig was aan [adres];
De politierechter acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden,
De politierechter heeft daarbij overwogen:
Namens de verdachte is aangevoerd - kort samengevat - dat het bestanddeel "openbaar gezag" en "te Almelo" in de tenlastelegging niet zijn bewezen, dat door een grammaticale uitleg van hetgeen verdachte in zijn column heeft geschreven het bestanddeel "tot enig strafbaar feit heeft opgeruid" niet is bewezen, en dat hetgeen hij heeft geschreven wordt gerechtvaardigd door zijn recht van vrijheid van meningsuiting.
De politierechter is met verdachte van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte heeft opgeruid tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag en evenmin dat hij in de onderhavige column bekend heeft gemaakt dat [naam wethouder] woonachtig was "te Almelo".
Kort samengevat blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte in de column Moordkuil in het weekblad De Roskam van 24 augustus 2001 zich in negatieve zin heeft uitgelaten over het gedrag van de toenmalige Almelose wethouder [naam wethouder]. In die column heeft hij onder andere vermeld: "[naam wethouder] is namelijk volstrekt onbetrouwbaar en een pathetische leugenaar. (..) Hij liet zich in met dubieuze bedrijven in Korea en ik sluit criminele contacten (uit die tijd) niet uit".
[naam wethouder] heeft zich op 15 september 2001 tegenover een journalist van het dagblad Tubantia uitgelaten over voornoemde column door te zeggen dat hij had overwogen om een zaak tegen verdachte aan te spannen. Op 18 september 2001 verscheen vervolgens die mededeling van [naam wethouder] in een artikel in dagblad Tubantia.
Verdachte heeft in zijn column Moordkuil in het weekblad De Roskam van 21 september 2001 gereageerd op de uitlatingen van [naam wethouder]. In deze column schrijft verdachte: "Waar ik me witheet om kan maken, zijn die schooiers die zonodig het World Trade Center willen vergelden door ruiten in te gooien bij een Turks gezin te Hengelo. (…) De VS beginnen zeer binnenkort een oorlog, en de Almelose wethouder [naam wethouder] was zaterdagavond (…) vooral druk om tegen iedereen te zeggen dat hij tegen mij een rechtzaak had willen aanspannen naar aanleiding van een column. En dat zou hij volgens hem hebben gewonnen ook lees ik in Tubantia. Het zegt alles over het niveau van zo'n nitwit van een wethouder: achterbakse politicus (…). Het gaat bij [naam wethouder] maar om één ding: [naam wethouder]! Doe het dan, [naam wethouder], doe het dan. Ik kan bewijzen dat je een leugenaar bent. Leugenaar, leugenaar. Doe het dan. Doe het dan. En in geval de laffe ruiteningooier deze krant leest: [naam wethouder] woont aan de [adres]. Als hij nou niet naar de rechter stapt….".
De politierechter is van oordeel dat verdachte met zijn column in een algemeen verkrijgbaar weekblad, derhalve in het openbaar en bij geschrift, heeft opgeruid tot het ingooien van de ruiten bij de voormalige wethouder [naam wethouder]. Het verweer dat in die column daartoe niet expliciet is opgeroepen kan daar niets aan afdoen omdat de impliciete aansporing in de column voor dit oordeel voldoende is. Blijkens de hiervoor vermelde tekst van de column heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn uitlatingen een ander of anderen tot strafbaar gedrag zou bewegen. Zijn recht op vrijheid van meningsuiting rechtvaardigt dit niet, zelfs niet in een column. In deze zaak wordt aan verdachte niet verweten dat hij zich in expliciete bewoordingen zeer negatief over de voormalige wethouder [naam wethouder] heeft uitgelaten en (naar de mening van verdachte) misstanden aan de kaak heeft gesteld. Zijn vrijheid om zijn mening te uiten wordt in deze strafzaak op geen enkele wijze beperkt. Door echter een ander of anderen in het openbaar en opzettelijk aan te zetten tot strafbaar gedrag, heeft verdachte de grens van zijn recht op vrije meningsuiting overschreden.
Het bewezene levert op het misdrijf:
"In het openbaar, bij geschrift, tot enig strafbaar feit opruien",
strafbaar gesteld bij art. 131 Wetboek van Strafrecht,
De verdachte is deswege strafbaar aangezien van geen zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid is gebleken.
De politierechter overweegt voor wat de straf betreft, dat op grond van de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte heeft zijn uitlatingen gedaan in een column en in een weekblad met een relatief klein lezerspubliek. De politierechter acht het aannemelijk dat verdachte de kans dat een lezer van zijn column daadwerkelijk tot ingooien van de ruiten zou overgaan, als zeer klein heeft ingeschat en zich er niet van bewust is geweest dat zijn handelen strafbaar was.
Bij de vaststelling van na te melden geldboete heeft de politierechter rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De na te noemen straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde in voege als boven omschreven door verdachte is begaan;
Verstaat, dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld;
Verklaart verdachte deswege strafbaar;
Veroordeelt hem te dier zake tot een geldboete van vijfhonderd Euro (€ 500,=), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door tien (10) dagen hechtenis;
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. Van der Winkel, politierechter, in tegenwoordigheid van Koelen-Goosink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank, op 14 oktober 2002.