ECLI:NL:RBALM:2004:AO7416

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
9 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
08/015123-04 ontneming
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft de politierechter te Almelo op 9 april 2004 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de teelt van hennep. De veroordeelde had twee oogsten van zijn hennepplantage op zolder geoogst, waarvan hij een deel zelf had gebruikt en de rest gratis had weggegeven. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde een wederrechtelijk voordeel van € 1818,85 had genoten, dat hij aan de Staat moest terugbetalen. De beslissing was gebaseerd op de 'ontnemingsvordering' van de officier van justitie, die de rechtbank had voorzien van relevante stukken en bewijs. Tijdens de openbare terechtzitting op 29 maart 2004 werd de vordering behandeld, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn raadsvrouwe, mr. A.G. van der Plas.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die verklaarde dat hij ten minste 32 tot 40 volgroeide hennepplanten had, een netto voordeel van € 1818,85 had genoten. De politierechter heeft de waarde van de hennepplanten geschat op € 2268,90 per kilogram, en na aftrek van kosten kwam het netto voordeel uit op het genoemde bedrag. De rechtbank oordeelde dat het feit dat de veroordeelde een deel van de oogst zelf gebruikte en de rest gratis weggaf, niet afdeed aan het wederrechtelijk voordeel dat hij had genoten. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde als geestelijk vader van de plantage kon worden aangemerkt en dat het wederrechtelijk genoten voordeel volledig aan hem kon worden toegerekend.

De rechtbank hield rekening met de draagkracht van de veroordeelde, maar oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat hij het terug te betalen bedrag niet zou kunnen voldoen. De uitspraak werd gedaan op basis van de artikelen 24d en 36e van het Wetboek van Strafrecht en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verplichtte de veroordeelde tot betaling aan de Staat der Nederlanden van het bedrag van € 1818,85.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/015123-04
Beslissing ex art. 36e Wetboek van Strafrecht.
De politierechter te Almelo:
Gezien de "ontnemingsvordering" van de officier van justitie te Almelo, in de strafzaak met voormeld parketnummer tegen:
[veroordeelde],
geboren te [plaats] op [datum] 1957,
wonende te [plaats en adres],
strekkende tot het opleggen aan voornoemde [veroordeelde] van de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden, ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, in die vordering omschreven;
Gezien de stukken die de officier van justitie aan de politierechter heeft doen toekomen, op welke de vordering berust, te weten het strafdossier met voormeld parketnummer en een "ontnemingsdossier";
Gelet op het op de voet van artikel 511d van het Wetboek van Strafvordering gehouden onderzoek ter openbare terechtzitting van 29 maart 2004, alwaar voormelde vordering is behandeld en waarbij zijn gehoord: de officier van justitie en voornoemde [veroordeelde], bijgestaan door de raadsvrouwe, mr. A.G. van der Plas;
Gelet op het vonnis van heden in de met de ontnemingsvordering gerelateerde hoofdzaak
O V E R W E G E N D E:
De rechtbank is naar aanleiding van voormelde vordering en het onderzoek ter terechtzitting tot het oordeel gekomen dat voormelde maatregel moet worden opgelegd, en de schatting van de omvang van dat in geld waardeerbare wederrechtelijk verkregen voordeel is door de rechtbank slechts ontleend aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen (aan te hechten en als hier ingelast te beschouwen) ten aanzien van deze verdachte;
De politierechter gaat er daarbij vanuit dat de veroordeelde, die verklaard heeft dat hij aan twee oogsten tenminste 32 tot 40 volgroeide bruikbare hennepplanten heeft overgehouden en dat die ook allemaal “op” zijn, het wederrechtelijk voordeel heeft genoten dat verbonden is aan een totaal van 70 planten. Nu het de veroordeelde blijkens zijn stellingen te doen was om een opperste kwaliteit en niet noodzakelijk een maximaal gewicht aan hennep, zal de politietrechter uitgaan van een gewicht per plant van 15 gram. Het voordeel per kilogram wordt geschat op € 2268,90. Het totaal genoten wederrechtelijk voordeel bedraagt derhalve € 2382,35. Daarvan moet afgetrokken worden € 8,05 per plant, € 563,50. Het netto voordeel bedraagt derhalve € 1818,85.
Dat veroordeelde zelf een deel van de oogst gebruikte en de rest gratis aan anderen weggaf, doet daaraan niets af. Hij was door zijn handelen over goederen komen te beschikken die een bepaalde waarde vertegenwoordigden in het economisch verkeer. Door die zelf te kweken had hij besparingen. Welke bestemming hij gaf aan de opbrengst van zijn handelen, kan de waarde van de opbrengst niet beinvloeden. Ofschoon hij het feit niet alleen pleegde, is voldoende komen vast te staan dat veroordeelde als geestelijk vader van de plantage kan worden aangemerkt die ook als heer en meester naar believen over de gehele opbrengst van de plantage kon beschikken, zonder dat hij aan zijn echtgenote een deel moest afstaan of aan haar een vergoeding verschuldigd was. Het wederrechtelijk genoten voordeel kan hem dan ook in zijn geheel worden toegerekend en in zijn geheel aan hem worden ontnomen.
Niet gebleken is dat zijn draagkracht in het heden en de toekomst zo laag zal zijn dat hij het terug te betalen bedrag zonder meer niet zal kunnen betalen. Met zijn draagkracht zal derhalve eerst bij de tenuitvoerlegging rekening moeten worden gehouden.
Gelet op de artikelen 24d en 36e Wetboek van Strafrecht en de artikelen 511b, 511d, 511e en 511f van het Wetboek van Strafvordering;
R E C H T D O E N D E :
Schat het door [veroordeelde] voornoemd, wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 1818,85
Verplicht [veroordeelde], voornoemd, tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 1818,85.
Aldus beslist door mr. Berg, politierechter, in tegenwoordigheid van Abbink, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2004.