ECLI:NL:RBALM:2004:AP0152

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
27 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
08/002017-02
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Rikken
  • A. Inden
  • J. van der Veer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van documenten en verduistering door directeur financiën van een bedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 27 mei 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als directeur financiën bij een groot financieel dienstverlenend bedrijf werkzaam was. De verdachte is beschuldigd van het gebruik van valse documenten en verduistering van geldbedragen die toebehoorden aan zijn werkgever, [vennootschap] N.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 27 februari 1997 tot en met 4 februari 2002 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste geschriften, waaronder facturen en declaraties, die bestemd waren om als bewijs te dienen. Deze documenten waren opgemaakt met vermelding van niet bestaande prestaties en diensten, waardoor de verdachte zich wederrechtelijk geldbedragen heeft toegeëigend.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van valsheid in geschrift en verduistering, zoals strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft gedurende zijn twaalf en een half jaar durende dienstverband bij [vennootschap] N.V. groot vertrouwen weten op te bouwen, maar heeft dit vertrouwen in ernstige mate geschonden door zijn strafbare handelingen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ingrijpende gevolgen van de ontdekking van de feiten voor de verdachte, waaronder het verlies van zijn werk en de schade aan zijn maatschappelijke positie.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, en de rechtbank heeft deze eis overgenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarnaast vastgesteld dat niet bewezen is wat aan de verdachte verder is tenlastegelegd, en heeft hem daarvan vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 2017/02
STRAFVONNIS
Uitspraak: 27 mei 2004
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1947,
wonende te [plaats, adres].
terechtstaande -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting- terzake dat:
[telastelegging]
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 primair en sub 2 primar tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode 27 februari 1997 tot en met 4 februari 2002, in de gemeenten Den Haag en Amersfoort en Huizen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van na te noemen valse of vervalste geschriften - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst en die geschriften opzettelijk heeft afgeleverd en voor handen heeft gehad, terwijl hij wist dat die geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik:
a. in de periode 1 augustus 2000 tot en met 31 december 2000, facturen/declaraties van [naam1] groep aan [vennootschap] N.V., betrekking hebbend op “contract [naam2]”; en
b. in de periode 27 februari 1997 tot en met 3 augustus 1998 facturen/declaraties van [naam1] groep aan [vennootschap] N.V., betrekking hebbend op “[NAAM3]” onderscheidenlijk “[NAAM4]” en in de periode 1 juli 1997 tot en met 10 mei 1999 facturen van Management Adviesgroep [naam5] aan [vennootschap] N.V., betrekking hebbend op “[NAAM4]” en
c. in de periode 9 februari 1998 tot en met 31 juli 2000 facturen van [naam5] Management & Adviesgroep betrekking hebbend op “project [naam6]” onderscheidenlijk “[NAAM7]” en in de periode 10 december 1998 tot en met 30 augustus 2000 facturen van [naam1] groep aan [vennootschap] N.V. betrekking hebbend op “[naam6]” onderscheidenlijk “[naam8]groep” onderscheidenlijk “[NAAM7]” onderscheidenlijk “[naam9]” en in de periode 4 oktober 1999 tot en met 20 november 2000 facturen van [NAAM10] Groep aan [vennootschap] N.V. betrekking hebbend op “project [naam6]” onderscheidenlijk “project [NAAM7]” onderscheidenlijk “project Knelpunt/[NAAM7]” en in de periode 2 februari 2000 tot en met 24 december 2001 facturen van [naam11] aan [vennootschap] N.V. betrekking hebbend op “[naam9]” onderscheidenlijk “[NAAM7]” onderscheidenlijk “[naam12]” en in de periode 2 juli 2000 tot en met 23 oktober 2000 facturen van [naam13] Groep aan [vennootschap] N.V. betrekking hebbend op “[NAAM7]” en in de periode 10 oktober 2000 tot en met 4 februari 2002 facturen van [naam14] aan [vennootschap] N.V. betrekking hebbend op “[naam15]” bestaande dat voor handen hebbend en afleveren en gebruik maken hierin dat die geschriften door hem, verdachte, in zijn hoedanigheid van directeur Financiën [vennootschap] N.V. ter uitbetaling werden gefiatteerd en aan medewerkers van de afdeling Financiën [vennootschap] N.V. werden ter hand gesteld voor verdere administratieve verwerking en uitbetaling en bestaande die valsheid of vervalsing telkens daarin dat die facturen/declaraties waren opgemaakt met vermelding van prestaties/diensten/afspraken die niet hadden plaatsgevonden en onder verwijzing naar projecten/prestaties/diensten ter zake waarvan [vennootschap] N.V. jegens de afzenders van die facturen/declaraties direct of indirect geen verplichtingen, van de daarin gefactureerde bedragen, was aangegaan;
2.
hij in de periode van 27 februari 1997 tot en met 4 februari 2002 in de gemeenten Den Haag en Huizen en Hengelo (O) en Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens opzettelijk een geldbedrag dat toebehoorde aan [vennootschap] N.V., en welk geldbedrag verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als Directeur Financiën [vennootschap] N.V. onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1 primair, het misdrijf:
Medeplegen van "Valsheid in geschrift”,
strafbaar gesteld bij artikel 225 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;", meermalen gepleegd.
en wat betreft sub 2 primair, het misdrijf:
Medeplegen van "Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft", strafbaar gesteld bij artikel 322 juncto artikel 321 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;", meermalen gepleegd.
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake de feiten sub 1 primair en sub 2 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte is twaalf en half jaar werkzaam geweest bij [vennootschap] N.V., laatstelijk in de functie van directeur financiën. In die hoedanigheid was hij eindverantwoordelijk voor alle beslissingen op financieel gebied voor het concern in Nederland. Hij combineerde deze functie met de functie van algemeen directeur van de “[naam8] groep” en hij was financieel verantwoordelijk voor de afdeling Duitsland van het [vennootschap]concern. Verder was verdachte bij [vennootschap] verantwoordelijk voor het opleiden van pas afgestudeerde bedrijfseconomen die vervolgens konden doorstromen naar een directiefunctie binnen het [vennootschap] concern.
Hij heeft gedurende die tijd door zijn manier van werken groot vertrouwen weten op te bouwen, niet alleen bij bestuurders van het [vennootschap] concern, doch ook bij zijn directe medewerkers.
Door het plegen van de bewezen verklaarde feiten waarin verdachte de sturende factor was, heeft verdachte dat vertrouwen in grove mate geschonden en zijn de belangen van zijn werkgever op grote schaal geschaad.
Niet alleen heeft hij zijn werkgever voor grote geldbedragen benadeeld, maar ook kan het vertrouwen dat in deze en andere verzekeringconcerns wordt gesteld door de langdurige en omvangrijke valsheid in geschrifte en verduistering worden aangetast.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de zeer ingrijpende gevolgen die het ontdekken van de strafbare feiten voor verdachte hebben gehad.
Hij is zijn werk kwijt, zijn maatschappelijke positie is sterk aangetast en op zijn huidige en toekomstige vermogen zal zijn enorme schuld worden verhaald.
Gelet op de grote ernst van de feiten zal de rechtbank niet meegaan in het advies van de reclassering gedaan in haar rapport d.d. 3 mei 2004 en herhaald door de raadsman van verdachte ter terechtzitting om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die conform is aan het voorarrest plus een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde elektronisch toezicht.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden op gelegd zoals die is geëist door de officier van justitie.
De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het sub 1 primair en sub 2 primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaar.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. Rikken, voorzitter, mr. Inden en mr. Van der Veer, rechters, in tegenwoordigheid van Veldhuis, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 mei 2004.