RECHTBANK ALMELO
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: 03 / 1155 WW44 AG1 A
de Jan de Jongstichting te Schaijk e.a., eisers,
gemachtigde: mr. W.A.A. Wernink,
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Almelo, verweerder.
Derde belanghebbende: Woningstichting St. Joseph te Almelo, vergunninghoudster,
gemachtigde: mr. W. van de Wetering, advocaat te Enschede.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 12 december 2003. (verzonden 17 december 2003)
2. De feiten en het verloop van de procedure
Bij besluit van 8 juli 2003 (verzonden 10 juli 2003) heeft verweerder aan Woningstichting St. Joseph te Almelo een sloopvergunning verleend voor het slopen van de Willibrordkerk en het daarbij behorende klooster te Almelo op het perceel Windmolenbroeksweg 2 te Almelo. Vergunninghoudster wil ter plaatse een appartementencomplex realiseren.
Voorts heeft verweerder bij besluit van of 14 augustus 2003 (verzonden 15 augustus 2003) besloten de Willibrordkerk niet aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Door de gemachtigden van eisers de Jan de Jong Stichting, respectievelijk mevr. R. de Jong te Schaijk en de Fondation Théodore Strawinksy, respectievelijk Mme. D. Strawinsky te Genève (Zwitserland) zijn bezwaarschriften tegen beide besluiten ingediend.
Tevens hebben eisers aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende schorsing van de sloopvergunning totdat op hun verzoek om plaatsing van de Willibrordkerk op de gemeentelijke monumentenlijst onherroepelijk zal zijn beslist. Bij uitspraak van 29 augustus 2003 heeft de voorzieningenrechter de bestreden sloopvergunning geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar van eisers tegen die sloopvergunning zal zijn beslist.
Op 8 oktober 2003 heeft de gemeentelijke monumentencommissie advies uitgebracht en daarin te kennen gegeven dat de Willibrordkerk door zijn stedenbouwkundige, cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden, alsmede zijn zeldzaamheid en gaafheid, zodanig van belang is dat bescherming als gemeentelijk monument zeker gerechtvaardigd is.
Eisers zijn op 14 oktober 2003 gehoord door de Commissie van advies voor de bezwaarschriften. Deze commissie heeft op 12 november 2003 advies uitgebracht en heeft daarbij aan verweerder geadviseerd het bezwaarschrift van eisers ter zake van de weigering om de Willibrordkerk op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen gegrond te verklaren.
Bij besluit van 4 december 2003 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen de sloopvergunning ongegrond verklaard.
Verweerder heeft voorts bij het bestreden besluit van 12 december 2003 (verzonden 17 december 2003) -in afwijking van het advies van de bezwarencommissie- het namens eisers ingediende bezwaarschrift tegen het niet aanwijzen van de Willibrordkerk als gemeentelijk monument eveneens ongegrond verklaard.
Tegen beide besluiten is op 31 december 2003 namens eisers beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft op 23 januari 2004 de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Bij schrijven van 11 mei 2004, met bijlagen, heeft mr. W. van de Wetering de zienswijze van vergunninghoudster ten aanzien van het beroep van eisers kenbaar gemaakt.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 24 mei 2004, waar eisers zijn verschenen bij gemachtigden mr. W.A.A. Wernink en K. De Jong, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door D.W. Bethlehem en J.M.T. Merkenij, ambtenaren van de gemeente Almelo. Namens vergunninghoudster zijn ter zitting verschenen J. Kamst en mr. H.I. Kienhuis, advocaat te Enschede en kantoorgenote van mr. W. van de Wetering, voornoemd.
3. Overwegingen
In de eerste plaats dient de rechtbank te beoordelen of eisers als belanghebbende bij het bestreden besluit kunnen worden aangemerkt en om die reden ontvankelijk zijn in hun beroep. Dienaangaande merkt de rechtbank op dat de Jan de Jong Stichting blijkens haar statuten ten doel heeft het organiseren, coördineren, en initiëren van alle activiteiten gericht op de bevordering van de studie van het werk van de architect Jan de Jong (1917-2001), die het ontwerp voor de Willibrordkerk heeft gemaakt, en het beheer van diens auteursrechten en alle andere rechten en verplichtingen, en het verrichten van alle verdere handelingen die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door het uitdragen van zijn gedachtegoed en het beheer van zijn auteursrechten en het samenwerken met instellingen en organisaties, die een gelijk of gelijksoortig doel nastreven. Gelet op deze doelstelling kan de Jan de Jong Stichting als belanghebbende bij het bestreden besluit worden aangemerkt.
Wat betreft de Fondation Théodore Strawinsky merkt de rechtbank op dat deze stichting blijkens de stukken het beheer voert over de artistieke nalatenschap van de kunstenaar Théodore Strawinsky (1907-1989). In de kerk bevindt zich een grote muurschildering van deze kunstenaar, welke door de sloop van de kerk verloren zal gaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan mitsdien ook deze stichting als belanghebbende bij het bestreden besluit worden aangemerkt.
Voorts acht de rechtbank voldoende termen aanwezig om eisers mevr. R. de Jong en
Mme. D. Strawinksy, als directe nabestaanden en beheersters van de nalatenschap, alsmede -vermoedelijk- houdsters van de auteursrechten van Jan de Jong respectievelijk Théodore Strawinsky, eveneens als belanghebbenden bij het bestreden besluit te beschouwen.
Eisers stellen zich -kort samengevat- op het standpunt dat de Willibrordkerk vanwege de architectonische en kunsthistorische waarde ervan behouden moet blijven. De Willibrordkerk dateert van1965, is een bouwwerk uit de zogenoemde Bossche School en is ontworpen door de architect Jan de Jong. De Bossche School is een verzamelnaam voor een geheel van ideeën over architectuur, stedenbouw, meubilair etc. waar het gedachtegoed van de Benedictijner monnik/architect Dom Hans van der Laan aan ten grondslag ligt. Omdat vanaf 1946 in Den Bosch de opleiding in deze vernieuwende architectuur werd gegeven, ontstond de benaming Bossche School. Jan de Jong heeft in een vroeg stadium deze opleiding gevolgd en werkte in de volgende jaren nauw samen met Dom Hans van der Laan, tot aan diens dood in 1991. De Jong werd door Van der Laan beschouwd als degene die het werk verder moest ontwikkelen. In de te slopen Willibrordkerk bevindt zich op 5 meter hoogte een grote muurschildering (fries) met een lengte van 72 meter van de hand van Théodore Strawinsky met 24 taferelen uit het leven van Christus. Enkele eisers hebben in februari en mei 2003 een procedure gestart teneinde plaatsing van de kerk op de gemeentelijke monumentenlijst te bewerkstelligen en daarmee het behoud van de kerk te verzekeren.
In geschil is de vraag of het bestreden besluit, waarbij verweerder -in afwijking van zowel het advies van de gemeentelijke monumentencommissie als het advies van de bezwarencommissie- heeft besloten het bezwaar van eisers tegen de beslissing om de Willibrordkerk niet aan te wijzen als gemeentelijk monument ongegrond te verklaren, in rechte in stand kan worden gelaten.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Monumentenverordening 1997 (vastgesteld door de raad van de gemeente Almelo bij besluit van 11 december 1997) kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerend monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.
Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Monumentenverordening 1997 vragen burgemeester en wethouders voordat zij over de aanwijzing een besluit nemen, advies aan de monumentencom-missie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven. In de toelichting bij artikel 3, derde lid, is vermeld dat de spoedprocedure in situaties die ernstige gevolgen voor het aan te wijzen monument hebben, kan bewerkstelligen dat binnen korte tijd de verbodsbepalingen van de verordening van toepassing zijn. Er moeten dan gegronde redenen aanwezig zijn om de spoedprocedure te kunnen gebruiken.
Ingevolge artikel 1, sub 1, ten eerste, van de Monumentenverordening 1997 wordt onder monument verstaan: een zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde. Bij deze omschrijving is aansluiting gezocht bij de omschrijving in de Monumentenwet 1988. Cultuurhistorische waarde is volgens de Memorie van Toelichting - voorzover hier van belang - de aan een bouwwerk toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk heeft gemaakt. Het begrip cultuurhistorische waarde is dermate ruim dat het ook betrekking kan hebben op zaken met een geschiedkundige waarde. De vijftig-jaarsgrens die voor rijksmonumenten geldt, is niet voor gemeentelijke monumenten overgenomen. Daardoor biedt de verordening ook de mogelijkheid om monumenten die (nog) niet op de rijkslijst kunnen komen omdat ze te jong zijn, zoals de Willibrordkerk (bouwjaar 1965), reeds op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.
De rechtbank stelt vast dat verweerder voorafgaande aan het primaire besluit tot afwijzing van de aanvraag om plaatsing van de Willibrordkerk op de gemeentelijke monumentenlijst niet het krachtens artikel 3, derde lid, van de Monumentenverordening 1997 voorgeschreven advies van de monumentencommissie heeft ingewonnen, terwijl niet is gesteld of gebleken dat sprake is van een spoedeisend geval waarin een zodanige adviesaanvraag achterwege kan blijven. Gebleken is dat slechts informeel, telefonisch advies is gevraagd. Verweerder heeft een en ander evenwel in bezwaar hersteld en heeft op 2 oktober 2003 alsnog aan de gemeentelijke monumentencommissie Almelo verzocht advies uit te brengen betreffend aanwijzing van de Willibrordkerk als gemeente-lijk monument.
In haar advies van 8 oktober 2003 heeft de monumentencommissie op de daarin genoemde gronden, welke hier als herhaald en ingelast worden beschouwd, geconcludeerd dat het complex bestaande uit een kerk met Karmelietenklooster en pastorie hoog scoort wanneer het wordt gemeten naar de (vijf) criteria die daarvoor in de monumentenzorg gewoonlijk worden gebruikt. Door zijn stedenbouwkundige, cultuurhistorische en architectuurhistorische waarden, alsmede zijn zeldzaamheidswaarde en gaafheid is het ensemble volgens de monumentencommissie zodanig van belang is, dat bescherming als gemeentelijk monument zeker is gerechtvaardigd.
De bezwarencommissie heeft op 12 november 2003 geadviseerd de bezwaren van eisers gegrond te verklaren omdat het van mening is dat het primaire besluit om de Willibrordkerk niet als gemeentelijk monument aan te wijzen niet met de in acht te nemen zorgvuldigheid tot stand is gekomen nu voorafgaand aan dat besluit niet het in de monumentenverordening voorgeschreven advies van de monumentencommissie is ingewonnen, terwijl niet is gebleken dat in casu sprake is van een spoedeisend geval waarin een zodanige adviesaanvraag achterwege kan blijven. Dit geldt naar de mening van de bezwarencommissie te meer nu uit de stukken blijkt dat zowel de gemeentelijke monumentencommissie (naar aanleiding van een ambtelijk verzoek) als de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te kennen hebben gegeven dat vanwege de architectuurhistorische, cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarde van de Willibrordkerk een status als gemeentelijk monument zonder meer gerechtvaardigd is. De commissie heeft er kennis van genomen dat burgemeester en wethouders alsnog bij brief van 2 oktober 2003 formeel advies hebben gevraagd aan de monumentencommissie. Voor een zorgvuldige belangenafweging zullen burgemeester en wethouders zich in heroverweging eerst een oordeel moeten vormen over het advies van de monumentencommissie. De bezwarencommissie meent derhalve dat het besluit niet kan worden gedragen door de daaraan gegeven motivering en dat het bezwaar om die reden gegrond is. Verweerder heeft evenwel besloten dit advies van de bezwarencommissie niet over te nemen maar in plaats daarvan het bezwaar van eisers ongegrond te verklaren en de afwijzing van de aanvraag om de Willibrordkerk te handhaven.
De rechtbank stelt voorop op dat het een bestuursorgaan in beginsel vrij staat het advies van een bezwarencommissie naast zich neer te leggen, dan wel daarvan af te wijken, mits de beslissing daartoe voldoende wordt gemotiveerd. In het verweerschrift heeft verweerder dienaangaande opgemerkt dat de bezwarencommissie heeft geadviseerd het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren, doch daarbij heeft die commissie geen inhoudelijk oordeel gegeven. De bezwarencom-missie constateert op formele gronden, het ontbreken van het verplichte advies van de gemeentelijk monumentencommissie, dat verweerder bij het nemen van het besluit niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat bij het bestreden besluit op bezwaar wel deze zorgvuldigheid in acht is genomen.
De rechtbank merkt op dat gelet op artikel 7:11, eerste lid, van de Awb in bezwaar een volledige heroverweging ex nunc van het bestreden besluit plaatsvindt op grondslag van het bezwaarschrift. Het tweede lid van artikel 7:11 bepaalt dat voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, het bestuursorgaan het bestreden besluit herroept en voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit neemt. Het stond verweerder derhalve vrij om bij het bestreden besluit op bezwaar gebreken of onvolkomenheden in het primaire besluit te herstellen en eventueel een nieuwe of gewijzigde motivering aan dat besluit te verbinden.
Blijkens de toelichting bij de Monumentenverordening 1997 zijn met het oog op de inzichtelijkheid de aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument en het plaatsen op de monumentenlijst uit elkaar getrokken. De aanwijzing heeft rechtsgevolg, het daarna registreren op de gemeentelijke monumentenlijst is slechts een administratieve handeling.
Het besluit tot aanwijzing van een zaak als gemeentelijk monumenten is een discretionaire bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Dit brengt met zich mee dat de bestuursrechter het besluit om een zaak niet aan te wijzen als gemeentelijk monument slechts kan aantasten indien –naast overigens toetsing aan de van toepassing zijnde algemeen verbindende voorschriften- gezegd zou moeten worden dat burgemeester en wethouders bij afweging van alle in aanmerking te nemen belangen in redelijkheid niet tot dat besluit hebben kunnen komen of daarbij anderszins hebben gehandeld in strijd met enig algemeen rechtsbeginsel of algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Anders dan gemachtigde van eisers ter zitting heeft gesteld dient bij de beoordeling of een zaak als monument kan worden aangewezen, niet alleen de vraag te worden beantwoord of deze van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde, maar dienen ook andere belangen te worden afgewogen, bijvoorbeeld de belangen van de rechthebbende op de betreffende zaak alsmede andere relevante belangen van bouwkundige, planologische of financiële aard.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder een eigen verantwoordelijkheid heeft met betrekking tot de uitvoering van de gemeentelijk Monumentenverordening en daarbij niet gebonden is aan het advies van de monumentcommissie, bedoeld in artikel 3, derde lid, van die verordening.
Blijkens het bestreden besluit en het verweerschrift betwist verweerder op zich niet dat de Willibrordkerk monumentwaardig is. Verweerder heeft niettemin na afweging van alle in aanmerking te nemen belangen besloten de kerk niet aan te wijzen als gemeentelijk monument.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het algemeen belang van het realiseren van een woon/zorgcomplex op de betreffende locatie, in combinatie met de (te) beperkte financiële middelen van de gemeente, groter is dan het belang om de Willibrordkerk aan te wijzen als gemeentelijk monument.
In het bestreden besluit, het verweerschrift en ter zitting is dienaangaande door verweerder het volgende opgemerkt.
De inmiddels buiten functie zijnde en om die reden leeg achtergelaten Willibrordkerk is gelegen in de wijk Ossenkoppelerhoek. Voor deze wijk is in 2001 een Wijkontwikkelingsplan opgesteld. In dit plan worden ook uitspraken gedaan over de omgeving van het Van Goghplein en daarmee over de Willibrordkerk en het klooster. Zo wordt gesteld dat voor het creëren van voorzieningen, het ontwikkelen van een wijkcentrum en woningbouw de herbestemming en hergebruik van het klooster dient te worden betrokken. Ook wordt gesteld dat voor het bieden van een compleet aanbod op het terrein van gezondheid het ontwikkelen van een gezondheidscentrum centraal in de wijk dient plaats te vinden. Het Van Goghplein ligt centraal in de wijk Ossenkoppelerhoek. Er is reeds een uitgebreid en vernieuwd winkelcentrum aan dit plein gelegen, het combineren van deze voorzieningen komt de wijk ten goede, aldus verweerder. Zorgorganisatie Reggeland en Woningstichting St. Joseph hebben het initiatief genomen om in de wijk een woon- en zorgcomplex op te richten. In de zorgsector is een trend om de zorg dichter bij de mensen te brengen. Op die manier kunnen oudere en zorgbehoevende mensen langer in hun eigen wijk blijven wonen, waardoor zij hun bestaande netwerken kunnen onderhouden. Zij hoeven dan niet naar een ander gedeelte van de stad te verhuizen. Voor Reggeland is het essentieel om op de plek van de Willibrordkerk deze voorziening te kunnen realiseren. De bestaande zorginstellingen Eugeria en De Klokkenbelt voldoen niet meer aan de huidige eisen. In Eugeria moeten meerdere mensen op één kamer verblijven, hetgeen niet strookt met de privacynormering, de appartementen in de Klokkenbelt zijn te klein en daardoor moeilijk verhuurbaar. Ook wordt geprobeerd het aanbod van de zorg te verbreden door vestiging in het te bouwen complex van huisartsen, fysiotherapie, apotheek en dergelijke.
Verweerder stelt te hebben onderzocht of het woon/zorgcomplex elders (centraal) in de wijk kon worden gerealiseerd, zodat de Willibrordkerk behouden zou kunnen blijven. In die optie zou de gemeente de kerk kunnen overnemen en er bepaalde voorzieningen in kunnen onderbrengen. De enige uitwijk mogelijkheid is het achter de kerk gelegen bedrijventerreintje aan de
G. Breitnerstraat. Uit het onderzoek is gebleken dat er dan een tekort zou ontstaan van 3 tot 7 miljoen Euro. De gemeente Almelo heeft geen middelen tot haar beschikking om dit tekort te dekken. Het programma van eisen is voorts niet in te passen in het bestaande complex. Er zou dan volgens verweerder een dusdanige aanpassing aan het complex moeten worden gedaan dat die zou leiden tot een architectonisch wangedrocht.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte het algemene belang van de behoefte aan woon- en zorgvoorzieningen voor ouderen en zorgbehoevenden, alsmede het gebrek aan financiële middelen van de gemeente Almelo, betrokken bij de afweging die ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. Niet kan worden gezegd dat verweerder aan die belangen geen groter gewicht heeft kunnen toekennen dan aan het met plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst gediende belang van behoud van de kerk. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook niet worden gezegd dat verweerder bij afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit om de Willibrordkerk niet aan te wijzen als gemeentelijk monument of dat verweerder daarbij anderszins in strijd heeft gehandeld met enig algemeen rechtsbeginsel of algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat ter zitting van de kant van vergunninghoudster is opgemerkt dat zij bereid is om in overleg met eisers en verweerder een oplossing te zoeken voor het behoud van de waardevolle elementen in de kerk, met name de wandschilderingen van Théodore Strawinsky, bijvoorbeeld door deze te verwerken in de nieuwbouw.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in rechte in stand kan worden gelaten. Hetgeen ter zitting namens eiseres naar voren is gebracht heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
Beslist wordt derhalve als volgt:
verklaart het beroep ongegrond.
Tegen deze uitspraak staat binnen zes weken na verzending hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te Den Haag.
Gewezen en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2004
door mr. M.L.J. Koopmans, in tegenwoordigheid van G. Kootstra, griffier.