RECHTBANK ALMELO
zaaknummer: 58319 ha za 03-469
datum uitspraak vonnis: 26 mei 2004 (rr)
Vonnis van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de volgende zaak:
[Opposante],
wonende te [Woonplaats],
opposante,
verder te noemen: [Opposante],
procureur: mr. R.F. Speijdel,
[Geopposeerde],
wonende te [Woonplaats],
geopposeerde,
verder te noemen: [Geopposeerde],
procureur: mr. L. de Widt.
Op 7 mei 2003 heeft de enkelvoudige kamer van deze rechtbank in de zaak met nummer 57538 ha za 03-344 tussen [Geopposeerde] als eiser en [Opposante] als gedaagde bij verstek vonnis gewezen.
[Opposante] heeft bij een op 3 juni 2003 aan [Geopposeerde] betekend deurwaardersexploot verzet aangetekend tegen dit vonnis met vermelding van de gronden en heeft voorts bij incidentele conclusie van eis geconcludeerd tot oproeping in vrijwaring van [Partij 1], de echtgenote van [Geopposeerde].
Bij vonnissen van deze rechtbank van 6 augustus 2003 en 10 december 2003 heeft de rechtbank de gevraagde oproeping in vrijwaring toegestaan. Dit is de zaak onder nummer 61817 ha za 04-36.
[Geopposeerde] heeft op 18 februari 2004 een conclusie van antwoord in oppositie genomen, waarna [Opposante] op 14 april 2004 een conclusie van repliek in oppositie genomen heeft.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het volgende vast:
a. Op 31 maart 1998 zijn [Opposante], [Geopposeerde] en [Partij 1] op een vliegveld in Turkije aangehouden en in verzekering gesteld, omdat de Turkse douane in hun bagage harddrugs aantrof.
b. Na een verblijf in voorarrest heeft de Turkse strafrechter hen alledrie veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van tien jaren.
c. Na 666 dagen in de Turkse gevangenis gezeten te hebben, is [Geopposeerde] op 26 januari 2000 vrijgelaten en teruggekeerd naar Nederland.
De vordering en het standpunt van [Geopposeerde]
2. [Geopposeerde] vordert in zijn dagvaarding van 28 maart 2003 dat [Opposante] uit hoofde van onrechtmatige daad wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 167.059,-. Hij stelt hiertoe, kort samengevat, dat [Opposante] hem buiten zijn medeweten als drugskoerier van Turkije naar Nederland wilde laten fungeren. [Opposante] heeft dit ook verklaard in de Nederlandse media, aldus [Geopposeerde]. [Geopposeerde] stelt dat [Partij 1] niet van de drugssmokkel afwist. Zij kan hem hier dus niet over verteld hebben, aldus [Geopposeerde].
Hoewel [Geopposeerde] noch [Partij 1] de tassen, waarin later harddrugs bleken te zitten, aangeraakt hebben, zijn [Geopposeerde] en [Partij 1] vervolgens gearresteerd en in Turkije veroordeeld voor het bezit van harddrugs. [Geopposeerde] heeft bijna twee jaren in de Turkse gevangenis gezeten. Het is, zo stelt [Geopposeerde], algemeen bekend dat de omstandigheden daar zwaar zijn. [Geopposeerde] heeft hierdoor materiële en immateriële schade geleden waarvoor hij [Opposante] aansprakelijk stelt. De rechtbank heeft het gevorderde bij vonnis van
7 mei 2003 toegewezen.
De vordering en het standpunt van [Opposante]
3. [Opposante] vordert in haar verzetdagvaarding dat zij zal worden ontheven van de veroordeling die tegen haar uitgesproken is bij voormeld vonnis met niet-ontvankelijkverklaring, althans afwijzing van de vordering van [Geopposeerde], en met veroordeling van [Geopposeerde] in de kosten van het verzet.
[Opposante] stelt hiertoe, kort samengevat, dat zij [Geopposeerde] niet onder valse voorwendselen heeft bewogen om mee te gaan naar Turkije om [Geopposeerde] zonder diens medeweten te gebruiken als drugskoerier. Met [Partij 1], op dat moment nog de vriendin van [Geopposeerde], had [Opposante] de afspraak gemaakt dat [Opposante] en [Partij 1] vanuit Turkije harddrugs zouden smokkelen naar Nederland. De reis zou gemaakt worden onder het mom van een vakantiereis. [Opposante] stelt dat zij zelf niet aan [Geopposeerde] verteld heeft wat het werkelijke doel van de reis was. [Opposante] nam aan dat [Partij 1] hierover met [Geopposeerde] zou spreken. In Turkije lagen in een voor het vliegveld staande taxi drie tassen klaar. [Partij 1] heeft tegen [Geopposeerde] gezegd dat hij één van die tassen mee moest nemen. [Partij 1] en [Opposante] namen zelf ook ieder één tas mee. Vervolgens zijn zij alle drie aangehouden door de Turkse douane op verdenking van drugssmokkel.
In de daaropvolgende verhoren door de Turkse politie heeft [Opposante] inderdaad de gehele schuld op zich genomen door in strijd met de waarheid te verklaren dat alleen zij wist dat er drugs in de tassen zaten. [Opposante] heeft dit gedaan op advies van haar Turkse advocaat. Handelen in vereniging en in het kader van een criminele organisatie leidt in Turkije namelijk tot strafverzwaring, aldus [Opposante]. Desondanks zijn behalve [Opposante] ook [Geopposeerde] en [Partij 1] door de Turkse rechter veroordeeld. [Opposante] stelt dat uit deze veroordeling blijkt dat de Turkse rechter haar bij de politie afgelegde verklaring, waarin zij heeft gezegd dat [Geopposeerde] en [Partij 1] van niets wisten, niet geloofwaardig acht.
[Opposante] stelt dat zij jegens [Geopposeerde] geen onrechtmatige daad gepleegd heeft. [Opposante] heeft [Geopposeerde] geen opdracht gegeven of verzocht drugs te smokkelen.
Ten aanzien van de toerekenbaarheid stelt [Opposante] dat het verzoek, naar de rechtbank begrijpt het verzoek gericht aan [Geopposeerde] tot het aanpakken van de tas met drugs, is gedaan door [Partij 1], zodat de door [Geopposeerde] gestelde schade aan haar dient te worden toegerekend. In ieder geval is er sprake van een zodanig aanzienlijke medeschuld van [Partij 1], dat aan [Opposante] nauwelijks meer enige schuld kan worden toegerekend. Voorts stelt [Opposante] dat er sprake is van (een aanmerkelijke mate) van eigen schuld van [Geopposeerde] waardoor [Opposante] niets of slechts zeer weinig kan worden toegerekend. De hoogte van de door [Geopposeerde] gevorderde en door de rechtbank toegewezen schadevergoeding wordt eveneens door [Opposante] betwist.
4. De rechtbank gaat ervan uit dat het verzet tegen het verstekvonnis van 7 mei 2003 tijdig is ingesteld nu dit door [Geopposeerde] niet wordt betwist en niet anderszins uit de gedingstukken is gebleken. [Opposante] is derhalve ontvankelijk in haar verzet.
5. De rechtbank overweegt verder als volgt. [Opposante] erkent dat zij [Geopposeerde] op geen enkel moment heeft verteld dat hij een tas met drugs mee naar Nederland zou (moeten) nemen. Uit hetgeen [Opposante] heeft gesteld volgt evenmin dat [Geopposeerde] wist dat hij drugs zou gaan smokkelen. [Geopposeerde] stelt zelf niet geweten te hebben dat er drugs in de tas zaten. Door [Geopposeerde] niet te waarschuwen voordat hij met de tas met drugs langs de douanecontrole op een Turks vliegveld ging, handelt [Opposante] in beginsel onrechtmatig jegens [Geopposeerde] en is zij schadeplichtig. [Opposante] heeft [Geopposeerde] immers blootgesteld aan het gevaar van strafvervolging door de Turkse justitie wegens het bezit/de smokkel van drugs. Dit wordt slechts anders wanneer [Opposante] feiten en/of omstandigheden bewijst waaruit kan blijken dat [Geopposeerde] wist of had moeten weten dat hij bij de terugreis vanuit Turkije naar Nederland (een tas met) drugs zou meenemen. [Opposante] draagt eveneens de bewijslast van haar stelling dat er sprake is feiten en/of omstandigheden waaruit de medeschuld van [Partij 1] kan blijken. De rechtbank zal [Opposante] in de gelegenheid stellen bewijs voor beide stellingen te leveren.
6. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat niet van belang is of [Opposante] de drugs zelf in de tas(sen) heeft gestopt. Ook als zij dit niet heeft gedaan, blijft het uitblijven van een waarschuwing in de onderhavige situatie in beginsel onrechtmatig. Omgekeerd geldt dat wanneer [Opposante] eigenhandig de tassen met drugs heeft gevuld en [Geopposeerde] hiervan op de hoogte was op het moment dat hij naar Nederland wilde reizen, het handelen van [Opposante] niet onrechtmatig jegens [Geopposeerde] is. [Geopposeerde] heeft dan immers welbewust het risico aanvaard dat hij wegens drugsbezit gearresteerd zou worden door de Turkse douane en mogelijk een gevangenisstraf zou moeten uitzitten.
7. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
I. Draagt [Opposante] op om te bewijzen als overwogen in rechtsoverweging 5.
II. Bepaalt dat indien partijen bewijs willen leveren door getuigen deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Almelo door mr. Schreuder, die hierbij tot rechter-commissaris wordt benoemd.
III. Verwijst de zaak naar de civiele rolzitting van deze rechtbank van woensdag 9 juni 2004 voor dagbepaling enquête en draagt [Opposante] op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen en het aantal te horen getuigen.
IV. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs. August de Meijer, Schreuder en Haarhuis en is op 26 mei 2004 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.