ECLI:NL:RBALM:2004:AP1389

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
26 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
61817 / HA ZA 04-36
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. de Meijer
  • Schreuder
  • Haarhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwaringszaak met betrekking tot drugssmokkel in Turkije

In deze vrijwaringszaak vordert [Eiseres] dat [Gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een geldbedrag uit hoofde van onrechtmatige daad. De zaak heeft zijn oorsprong in een incident op 31 maart 1998, waarbij [Eiseres], [Gedaagde] en [Echtgenoot van Gedaagde] op een vliegveld in Turkije werden aangehouden door de douane, die harddrugs in hun bagage aantrof. Na een periode van voorarrest werden zij door de Turkse strafrechter veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar. [Echtgenoot van Gedaagde] werd na 666 dagen vrijgelaten en keerde terug naar Nederland op 26 januari 2000.

De rechtbank Almelo heeft eerder op 7 mei 2003 [Eiseres] bij verstek veroordeeld om aan [Echtgenoot van Gedaagde] een bedrag van € 167.059,- te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. [Eiseres] stelt dat zij niet verantwoordelijk is voor de onrechtmatige daad, maar dat deze toerekenbaar is aan [Gedaagde]. Volgens [Eiseres] heeft [Gedaagde] de afspraak gemaakt om harddrugs te smokkelen en heeft zij de verantwoordelijkheid voor de tas met drugs op zich genomen.

De rechtbank heeft in deze vrijwaringszaak geoordeeld dat de vordering van [Eiseres] afhankelijk is van de uitkomst van de hoofdzaak, waarin een tussenvonnis is gewezen waarin bewijs is opgedragen. De rechtbank heeft daarom besloten om iedere verdere beslissing in deze vrijwaringszaak aan te houden totdat er een eindbeslissing in de hoofdzaak is genomen. Dit vonnis is uitgesproken op 26 mei 2004 door de meervoudige kamer van de rechtbank Almelo.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
zaaknummer: 61817 / HA ZA 04-36
datum uitspraak vonnis: 26 mei 2004 (rr)
Vonnis van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
Popkoline [Eiseres],
wonende te Enschede,
eiseres in vrijwaring,
verder te noemen: [Eiseres],
procureur: mr. R.F. Speijdel,
tegen
Henderika [Gedaagde],
wonende te Enschede,
gedaagde in vrijwaring,
verder te noemen: [Gedaagde],
niet verschenen.
Het procesverloop
Op 7 mei 2003 heeft de enkelvoudige kamer van deze rechtbank [Eiseres] bij verstek veroordeeld om aan [Echtgenoot van Gedaagde], de echtgenoot van [Gedaagde], te betalen een bedrag van
€ 167.059,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en met een bedrag van € 4.496,16 aan proceskosten.
[Eiseres] heeft bij een op 3 juni 2003 betekend exploot verzet aangetekend tegen dit vonnis met vermelding van de gronden. Dit is de hoofdzaak met nummer 58319 ha za 03-469. [Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in dat exploot en heeft voorts bij incidentele conclusie geconcludeerd tot oproeping in vrijwaring van [Gedaagde]. Bij conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident heeft [Echtgenoot van Gedaagde] zich, voor wat betreft de oproeping in vrijwaring, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Bij vonnis van deze rechtbank van 6 augustus 2003 heeft de rechtbank de gevraagde oproeping in vrijwaring toegestaan.
Omdat [Gedaagde] abusievelijk tegen de verkeerde rechtsdag was gedagvaard, heeft [Eiseres] de rechtbank om een nieuwe termijn voor dagvaarding verzocht. [Echtgenoot van Gedaagde] heeft hierop bij akte geantwoord dat het verzoek van [Eiseres] afgewezen dient te worden.
Bij vonnis van deze rechtbank van 10 december 2003 heeft de rechtbank [Eiseres] in de gelegenheid gesteld het nietigheidsgebrek te herstellen door het uitbrengen van een herstelexploot. [Eiseres] heeft vervolgens [Gedaagde] gedagvaard tegen de zitting van 7 januari 2004, waarbij als producties zijn overgelegd het verstekvonnis van deze rechtbank van 7 mei 2003 en een afschrift van de dagvaarding in de hoofdzaak met de daarbij behorende producties.
[Gedaagde] is te dienende dage niet in rechte verschenen waarna tegen haar verstek is verleend.
Ten slotte heeft [Eiseres] vonnis gevraagd.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het volgende vast:
a. Op 31 maart 1998 zijn [Eiseres], [Echtgenoot van Gedaagde] en [Gedaagde] op een vliegveld in Turkije aangehouden en in verzekering gesteld, omdat de Turkse douane in hun bagage harddrugs aantrof.
b. Na een verblijf in voorarrest heeft de Turkse strafrechter hen alledrie veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren.
c. Na 666 dagen in de Turkse gevangenis gezeten te hebben, is [Echtgenoot van Gedaagde] op 26 januari 2000 vrijgelaten en teruggekeerd naar Nederland.
2. Bij de dagvaarding zijn de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht genomen.
3. [Eiseres] vordert om [Gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen deel van het bedrag, gelijk aan het bedrag tot betaling waarvan [Eiseres] bij vonnis van deze rechtbank van 7 mei 2003 is veroordeeld jegens [Echtgenoot van Gedaagde] en/of tot betaling waarvan [Eiseres] bij het nog door deze rechtbank te wijzen vonnis in de verzetprocedure van [Eiseres] tegen voormeld vonnis zal worden veroordeeld jegens [Echtgenoot van Gedaagde], met veroordeling van [Gedaagde] in de kosten van het geding.
4. [Eiseres] stelt hiertoe, kort samengevat, dat zij met [Gedaagde], op dat moment nog de vriendin van [Echtgenoot van Gedaagde], de afspraak gemaakt had dat [Eiseres] en [Gedaagde] vanuit Turkije harddrugs zouden smokkelen naar Nederland. De reis zou gemaakt worden onder het mom van een vakantiereis. In Turkije lagen in een voor het vliegveld staande taxi drie in plaats van twee tassen klaar. [Gedaagde], en niet [Eiseres], heeft tegen [Echtgenoot van Gedaagde] gezegd dat hij één van die tassen mee moest nemen. [Gedaagde] en [Eiseres] namen zelf ook ieder één tas mee. Vervolgens zijn zij alledrie aangehouden door de Turkse douane op verdenking van drugssmokkel.
[Eiseres] stelt dat niet zij maar [Gedaagde] jegens [Echtgenoot van Gedaagde] een onrechtmatige daad gepleegd heeft. Het verzoek, naar de rechtbank begrijpt het verzoek gericht aan [Echtgenoot van Gedaagde] tot het aanpakken van de tas met drugs, is gedaan door [Gedaagde], zodat de door [Echtgenoot van Gedaagde] gestelde schade aan [Gedaagde] dient te worden toegerekend. In ieder geval is er sprake van een zodanig aanzienlijke medeschuld van [Gedaagde], dat aan [Eiseres] nauwelijks meer enige schuld kan worden toegerekend.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Gezien het tegen [Gedaagde] verleende verstek zal de rechtbank de vordering van [Eiseres] toetsen aan de in artikel 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) genoemde voorwaarden. De rechtbank zal de vordering slechts afwijzen wanneer deze haar onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Tussen de onderhavige vrijwaringszaak en de hoofdzaak met nummer 58319 ha za 03-469 bestaat naar het oordeel van de rechtbank een zeer nauwe samenhang. Bovendien is het belang dat [Eiseres] bij haar vordering in de onderhavige zaak heeft afhankelijk van het eindvonnis in de hoofdzaak. De toets van artikel 139 Rv kan naar het oordeel van de rechtbank daarom pas plaatshebben op het moment dat in de hoofdzaak een eindbeslissing is genomen. Nu de rechtbank in de hoofdzaak een tussenvonnis wijst waarin bewijs is opgedragen, zal de rechtbank iedere verdere beslissing in de onderhavige zaak aanhouden.
De beslissing
I. Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs. August de Meijer, Schreuder en Haarhuis en is op 26 mei 2004 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.