ECLI:NL:RBALM:2004:AR5607
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Berg
- A. Vogel
- J. Taalman
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een persoon aan Oostenrijk en bevoegdheid van de rechtbank
Op 22 maart 2004 werd een verzoek tot uitlevering van een persoon aan Oostenrijk ingediend, dat op 25 juni 2004 door de rechtbank te Almelo toelaatbaar werd verklaard. In juli 2004 ontving de officier van justitie een aanvullend verzoek van Oostenrijk met betrekking tot dezelfde persoon, wat leidde tot een nieuwe procedure bij de rechtbank. De officier van justitie stelde dat dit verzoek een aanvulling was op het eerdere verzoek, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank concludeerde dat het nieuwe verzoek betrekking had op andere feiten en dus een geheel nieuwe zaak vormde. De rechtbank wees op de inwerkingtreding van de Overleveringswet op 12 mei 2004, waardoor zij zich niet bevoegd achtte om de vordering tot toelaatbaarverklaring van de uitlevering te beoordelen. De rechtbank te Amsterdam werd als bevoegde rechtbank aangewezen voor deze nieuwe zaak, aangezien de feiten die in het Oostenrijkse verzoek werden genoemd, wezenlijk verschilden van die in de eerdere zaak. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering van de officier van justitie en besloot dat de zaak niet onder de oude Uitleveringswet viel, maar onder de nieuwe Overleveringswet. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank te Almelo, bestaande uit de rechters M. Berg, A. Vogel en J. Taalman, en werd openbaar uitgesproken op 12 november 2004.