ECLI:NL:RBALM:2004:AR6876

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
2 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
67503 KG ZA 04-286
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.R. van der Winkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen in de media en de bescherming van de goede naam van een onderneming

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo, is de vraag aan de orde of de goede naam van eisers, OAD REIZEN B.V. en Eiser sub 2, is geschaad door uitlatingen van gedaagden, waaronder Gedaagde sub 2, die in een artikel in De Telegraaf zijn gepubliceerd. De uitlatingen, gedaan door Gedaagde sub 2, bevatten beschuldigingen aan het adres van Eiser sub 2 en OAD, waarbij hij stelt dat hij door hen is benadeeld in zijn zakelijke activiteiten. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld in het kader van de vrijheid van meningsuiting versus de bescherming van de eer en goede naam van de eisers. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de uitlatingen van Gedaagde sub 2 grove aantijgingen bevatten, maar dat Eiser sub 2 in hetzelfde artikel de gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt te verduidelijken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gewraakte uitlatingen niet onrechtmatig zijn, omdat niet is aangetoond dat de goede naam van OAD of Eiser sub 2 daadwerkelijk is geschaad. De vorderingen van eisers zijn dan ook afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Kort Geding
zaaknummer: 67503 KG ZA 04-286
datum uitspraak vonnis: 2 december 2004 (fil)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid OAD REIZEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Holten,
verder te noemen: OAD,
2. eiser sub 2,
wonende te Holten,
verder te noemen: Eiser sub 2,
eisers,
procureur: mr. Ph.C. Kleyn van Willigen,
advocaat: mr. A.P.J.M. de Bruyn te Zutphen,
tegen
1. de vennootschap naar Frans recht SARL SOPHIE h.o.d.n. HOTEL THOMAS,
gevestigd te Cannes (Frankrijk),
verder te noemen: SARL Sophie,
2. gedaagde sub 2,
wonende te Cannes (Frankrijk),
verder te noemen: Gedaagde sub 2,
gedaagden,
procureur: mr. G.G. Vermeulen,
advocaat: mr. J.L. Pit te Den Haag.
Het procesverloop
Eisers hebben gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
Ter zitting van 18 november 2004 zijn verschenen: Eiser sub 2, bijgestaan door mr. De Bruyn en namens gedaagden mr. Pit. Van hetgeen is besproken is aantekening gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
a. OAD is een reisorganisator. Eiser sub 2 is bestuurder van OAD. Gedaagde sub 2 is aandeelhouder en directeur van Hotel Thomas.
b. Hotel Thomas staat sinds 2000 in een algemene busgids van OAD waarin busreizen naar verschillende bestemmingen worden aangeprezen. Daarnaast organiseerde Gedaagde sub 2 zelf fietsreizen en huurt daarvoor bussen bij OAD.
c. In september 2003 hebben Gedaagde sub 2 en Eiser sub 2 elkaar ontmoet. Tijdens deze ontmoeting is het idee ontstaan om aan OAD exclusiviteit te gunnen voor georganiseerde vakantiereizen naar Hotel Thomas, waartegenover het aantal door OAD georganiseerde reizen fors zou groeien (met 38 busreizen) doch het tarief van Hotel Thomas voor OAD zou worden verlaagd. Om het publiek voor de extra vakantiereizen van OAD naar Hotel Thomas te interesseren zou OAD naast het bestaande arrangement, nieuwe OAD-themareizen naar Hotel Thomas gaan organiseren. Daartoe werden nieuwe concepten bedacht zoals fietsvakanties met een bekende Nederlandse fietscoryfee. OAD zou daartoe speciale brochures maken.
d. Bij de opening van de vakantiebeurs 2004 was een speciale Côte d’Azur/Hotel Thomas-brochure gereed. In deze brochure worden naast de gebruikelijke (bus-)reizen een paar bijzondere reizen aangeboden, genaamd “Veel Vrijheid”, “Leven als een God in Frankrijk”, “Tour de Côte d’Azur” en “Kerst- en Nieuwjaarsreis”. Daarnaast werden de gebruikelijke busreizen ook in een algemene busgids van OAD aangeboden.
e. De OAD-brochure met daarin de fietscoryfee is eerst in december 2003 uitgekomen.
f. Van de traditionele busreizen van OAD naar Hotel Thomas zijn in 2004 “slechts” 17 OAD-bussen met passagiers gekomen. De busreizen die in de twee speciale folders werden aangeboden zijn allen door OAD geannuleerd.
g. In de Telegraaf van 9 november 2004 staat een interview met Gedaagde sub 2 getiteld “Busje komt niet...”. In dit artikel is tevens een reactie van Eiser sub 2 opgenomen.
h. In dit artikel komen onder meer de volgende passages c.q. uitlatingen van Gedaagde sub 2 voor:
“Naar eigen zeggen is Gedaagde sub 2 het afgelopen jaar “flink belazerd” door de jonge directeur van de reisonderneming.
Mijn hotel Thomas in Cannes is maar liefst 38 bussen vol toeristen misgelopen door meneertje Eiser sub 2. Met zijn vader [...] deed ik jarenlang uitstekende zaken. Maar die Eiser sub 2? Het is louter blabla waar ‘ie mee komt.
(...)
Maar toen Eiser sub 2 zich eenmaal met de fietsreizen ging bemoeien liep alles in de soep.
(...)
Onder leiding van Hennie Kuiper zouden gasten fietstochten door de omgeving kunnen maken, maar er werd gewoon geen haast mee gemaakt. Kuiper haakte uiteindelijk af, het werd een compleet debacle. Toen ik [...] daarop aansprak, is hij zo boos geworden, dat hij vervolgens de hele Côte d’Azur-gids heeft gesaboteerd!”
Woedend briest Gedaagde sub 2: “38 bussen x 50 man! Dát ben ik door zijn kunsten misgelopen! Niemand is hier in hotel Thomas geweest. Eiser sub 2 claimde dat de reizen geen succes waren, wilde de samenwerking beëindigen en trok de folder al na twee weken onmiddellijk terug!”
(...)
Van de geplande busreizen gaat er niet één door! Het is gewoon een persoonlijke vete geworden. Die Eiser sub 2, dat broekie, probeert mij kapot te maken.
(...)
Die Eiser sub 2 heeft bewust de reizen laten mislukken, zodat hij een juridische reden had om de folder én de reis stop te zetten.
(...)
OAD adverteert nog steeds met mijn mooie hotel. Onze goede naam wordt te grabbel gegooid. Nu kun je weer een kerstreis naar hotel Thomas boeken. Kijk maar op internet. Ik durf te wedden dat als je nu boekt, je straks in december weer wordt afgebeld.”
i. Eiser sub 2 verklaart:
“Wat een onzin zeg! Waarom zou ik eerst een dure folder laten drukken en vervolgens het hele project afblazen? Wij hebben er als OAD ook belang bij dat de zaken goed lopen. Ons succes is zijn succes en gezamenlijk kunnen we nog succesvoller zijn. Dat was mijn uitgangspunt toen we besloten de Côte d’Azur gids in omloop te brengen. Helaas kregen wij de bussen niet vol.”
2. Eisers vorderen, uitvoerbaar bij voorraad, dat SARL Sophie en Gedaagde sub 2 worden veroordeeld:
I. om terstond na het wijzen van het vonnis een open brief te verzenden aan OAD en aan Eiser sub 2 met de navolgende inhoud:
“De rechtbank Almelo heeft bij vonnis d.d. [ ] geoordeeld dat de uitlatingen van de heer Gedaagde sub 2 en SARL Sophie in de Telegraaf van 9 november 2004 over OAD en haar directeur, de heer Eiser sub 2, onrechtmatig zijn geweest.”
II. om ervoor te zorgen dat deze brief op kosten van Gedaagde sub 2 en SARL Sophie in de Telegraaf wordt afgedrukt op straffe van een door Gedaagde sub 2 en SARL Sophie te verbeuren dwangsom
III. om, des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten, aan OAD een voorschot te betalen op haar schade van € 50.000,--;
IV. om, des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten, aan Eiser sub 2 een schadevergoeding ad € 10.000,-- te betalen;
V. om zich in de toekomst te onthouden zich op een negatieve wijze over OAD en/of Eiser sub 2 uit te laten, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
VI. in de kosten van dit geding, des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten.
3. Eisers stellen dat de gedaagden onrechtmatig jegens hen hebben gehandeld nu zij in strijd met de zorgvuldigheid hebben gehandeld die zij als contractspartner van OAD jegens OAD in acht behoort te nemen, te meer daar er sprake is van zware economische tijden. Volgens eisers zijn de mededelingen als vermeld onder 1.h. feitelijk onjuist, onwaar en jegens Eiser sub 2 zelfs beledigend. Gedaagden schilderen OAD en Eiser sub 2 ten onrechte af als een onbetrouwbare reisorganisatie waarbij er geen zekerheid bestaat dat de geboekte reizen doorgaan.
Door het handelen van gedaagden hebben zij commerciële schade aan OAD toegebracht en reputatieschade aan Eiser sub 2. Derhalve vorderen eisers op grond van artikel 6:167 BW een rectificatie, althans op grond van artikel 6:103 BW de door OAD geleden schade te vergoeden door het laten plaatsen van een open brief in De Telegraaf. Bovendien vordert OAD een voorschot op de door haar geleden schade die door OAD in totaal op € 70.000,-- begroot wordt. Eiser sub 2 vordert een bedrag van € 10.000,-- aan immateriële schade.
4. Gedaagden betwisten het gevorderde. Zij stellen zich allereerst op het standpunt dat de vorderingen tegen SARL Sophie afgewezen dienen te worden dan wel niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu Gedaagde sub 2 de gewraakte uitlatingen heeft gedaan, hij de contractspartij van OAD is en de naam van SARL Sophie niet in de overeenkomst wordt genoemd.
Voorts betwisten gedaagden dat de betreffende uitlatingen onrechtmatig zijn. Volgens hen is er geen sprake van feitelijk onjuiste dan wel misleidende gegevens. Bovendien zijn de betreffende uitlatingen niet beledigend of beschadigend. Gedaagden doen vervolgens een beroep op de vrijheid van meningsuiting ex artikel 10 van het EVRM.
Tenslotte stellen gedaagden zich op het standpunt dat eisers geen belang hebben bij het gevorderde nu de reactie van Eiser sub 2 in het betreffende artikel is opgenomen waardoor het eventuele negatieve effect voldoende is opgeheven.
5. Aangezien de procespartijen gevestigd zijn op het grondgebied van verschillende staten draagt de zaak een internationaal karakter en dient allereerst te worden beoordeeld of de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegd is.
Eisers hebben de bevoegdheid van de voorzieningenrechter gebaseerd op artikel 31 van de EEX-Verordening. Gedaagden hebben zich gerefereerd.
Artikel 31 EEX-Verordening is alleen van belang indien voor het treffen van een voorlopige of bewarende maatregel de aangezochte rechter niet bevoegd is op grond van een van de andere bevoegdheidsregels van de verordening.
Ingevolge artikel 2 van de EEX-Verordening is het uitgangspunt dat de rechter van het land waar de gedaagde zijn woonplaats heeft, bevoegd is. Artikelen 5, 6 en 7 van de EEX-Verordening bieden ter aanvulling op de hoofdregel een aantal alternatieve bevoegdheidsregels. Dit houdt in dat de eisende partij aan de hand van die regels de mogelijkheid heeft de vordering te zijner keuze bij een andere rechter aan te brengen dan die welke krachtens artikel 2 bevoegd is.
Vast staat dat de vordering van eisers is gebaseerd op onrechtmatige daad. Ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad vermeldt artikel 5 lid 3 van de EEX-Verordening dat de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen alternatief bevoegd is.
Eisers stellen dat gedaagden aansprakelijk zijn voor schade die zij hebben geleden als gevolg van de gewraakte uitlatingen. Deze uitlatingen zijn gepubliceerd in een Nederlands dagblad, dat voornamelijk in Nederland is verspreid en gelezen. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de gewraakte uitlatingen die aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kan meebrengen zich in Nederland hebben voorgedaan, zodat hiermee de Nederlandse rechter op grond van artikel 5 lid 3 van de EEX-Verordening rechtsmacht toekomt.
Voor de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank geldt ingevolge artikel 109 van Burgerlijke Rechtsvordering dat indien de artikelen 99 tot en met 108 geen relatief bevoegde rechter aanwijzen, de rechter bevoegd is van de woonplaats van elk van de eisers. De voorzieningenrechter stelt vast dat een dergelijke situatie zich in deze procedure voordoet. Aangezien OAD en Eiser sub 2 in Holten gevestigd c.q. woonachtig zijn, is de voorzieningenrechter van deze rechtbank relatief bevoegd.
6. Voorts is de vraag aan de orde op basis van welk rechtsstelsel het geschil inhoudelijk beoordeeld dient te worden. Ingevolge artikel 3 lid 1 van de Wet Conflictenrecht Onrechtmatige Daad is het uitgangspunt dat een vordering uit onrechtmatige daad wordt beheerst door het recht van het land waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden. Zoals reeds hiervoor is overwogen wordt ervan uitgegaan dat de gewraakte uitlatingen die aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kunnen meebrengen in Nederland hebben plaatsgevonden, zodat het Nederlands recht van toepassing is.
7. De voorzieningenrechter behandelt vervolgens het meest verstrekkende verweer van gedaagden dat SARL Sophie niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de door eisers gestelde schade.
Uit het krantenartikel blijkt dat Gedaagde sub 2 de uitlatingen niet in hoedanigheid van directeur van SARL Sophie heeft gedaan, maar op persoonlijke titel. Overigens zijn de overeenkomsten met betrekking tot de busreizen op naam van Gedaagde sub 2 gesloten, zodat SARL Sophie geen contractspartij is van eisers. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat SARL Sophie niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de door eisers gestelde schade, zodat de vorderingen van eisers jegens SARL Sophie worden afgewezen.
8. Hiermee komt de voorzieningenrechter toe aan de vraag of Gedaagde sub 2 jegens eisers onrechtmatig heeft gehandeld.
OAD
9. Uit de gewraakte uitlatingen noch uit de rest van het krantenartikel blijkt dat Gedaagde sub 2 OAD als onbetrouwbare reisorganisatie weergeeft. Weliswaar staat in de subtitel van het artikel dat Gedaagde sub 2 reisonderneming beticht van valse beloften, maar deze titel is afkomstig van de redacteur. Uit de geciteerde verklaringen van Gedaagde sub 2 blijkt dat deze subtitel niet juist is. Gedaagde sub 2 verklaart dat zijn hotel al zes jaar tot volle tevredenheid in de busgids van OAD staat en dat hij in het jaar 2004 zeventien bussen met mensen heeft gehad. De zaken liepen uitstekend totdat Eiser sub 2 zich mengde met de fietsreizen die Gedaagde sub 2 eerst zelf organiseerde, aldus Gedaagde sub 2.
Uit de verklaringen van Gedaagde sub 2 volgt dat hij zich naar Eiser sub 2 persoonlijk richt. Hij verklaart immers: “Het is gewoon een persoonlijke vete geworden”.
Daarbij komt dat OAD de door haar gestelde omzetschade niet heeft onderbouwd. Zo is gesteld noch gebleken dat naar aanleiding van het krantenartikel bestaande contractspartijen de overeenkomst met OAD hebben opgezegd, potentiële contractspartijen zijn afgehaakt dan wel dat nadien beduidend minder busreizen via OAD zijn geboekt.
In het licht van het vorengaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het niet aannemelijk is dat de gewraakte uitlatingen van Gedaagde sub 2 de goede naam van OAD hebben geschaad, noch dat deze als gevolg daarvan enige schade heeft geleden. Niet is komen vast te staan dat Gedaagde sub 2 onrechtmatig jegens OAD heeft gehandeld, zodat vorderingen I, II, en III van OAD jegens Gedaagde sub 2 zullen worden afgewezen.
Eiser sub 2
10. Gedaagde sub 2 verweert zich tegen de vordering van Eiser sub 2 met een beroep op vrijheid van meningsuiting. De voorzieningenrechter overweegt dat dit grondrecht weliswaar in volle omvang aan de orde is en dat hij dus terughoudend moet zijn met ingrepen daarin, maar het recht op vrijheid van meningsuiting is niet onbeperkt. Het vindt zijn grens onder meer in het schaden van de goede naam van een ander, zodat moet worden beoordeeld of hiervan sprake is.
De gewraakte uitlatingen zouden op zichzelf kunnen worden beschouwd als een aantasting van de eer en goede naam van Eiser sub 2 nu zij grove aantijgingen inhouden die niet of nauwelijks worden onderbouwd. Daartegenover staat echter dat Eiser sub 2 de opmerkingen van Gedaagde sub 2 in hetzelfde artikel uitgebreid heeft kunnen weerspreken als hiervoor vermeld onder 1.i. Het artikel geeft aldus een weergave van een discussie zonder dat gezegd kan worden dat de lezer een oordeel krijgt opgedrongen over de persoon van Eiser sub 2.
Voorts is van belang dat er geen herhaling heeft plaatsgevonden door Gedaagde sub 2 van zijn gewraakte publiekelijke uitlatingen, hetgeen zou hebben kunnen leiden tot een cumulerend effect.
Alles afwegend is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat door de publicatie in De Telegraaf van 9 november 2004 van de gewraakte uitlatingen door Gedaagde sub 2 de eer en goede naam van Eiser sub 2 zijn aangetast, zodat evenmin is komen vast te staan dat Gedaagde sub 2 onrechtmatig jegens Eiser sub 2 heeft gehandeld. Vorderingen I, II en IV van Eiser sub 2 jegens Gedaagde sub 2 zullen dan ook worden afgewezen.
11. Vordering V van eisers zal ook worden afgewezen. Het toewijzen van een algemeen verbod tot het niet negatief mogen uitlaten over OAD dan wel Eiser sub 2 is immers in strijd met artikel 10 EVRM. Op grond van dit artikel heeft een ieder recht op vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt. Ingevolge het tweede lid vindt dit recht zijn beperking in de overige regels van het recht waaronder het recht op bescherming van de eer en goede naam. Dit heeft tot gevolg dat na elke uitlating een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van vrijheid van meningsuiting van de een en het belang van bescherming van de eer en goede naam van de ander.
12. Eisers worden als in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk, veroordeeld in de kosten van dit geding.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vorderingen van eisers af.
II. Veroordeelt eisers, hoofdelijk, in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagden begroot op € 241,-- aan verschotten en € 816,-- aan salaris van de procureur.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.R. van der Winkel, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 december 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.