ECLI:NL:RBALM:2005:AS3322

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
18 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
08/004802-04
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Rikken
  • A. Stoové
  • J. Taalman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met hakmes in Hengelo

Op 18 januari 2005 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, een kok, die op 10 oktober 2004 in Beckum, gemeente Hengelo, een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft met een hakmes in de richting van de borst van het slachtoffer geslagen, waarbij hij de arm van het slachtoffer heeft geraakt. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf van twee jaar op, waarbij rekening is gehouden met de agressie van het slachtoffer jegens de verdachte en het strafblad van de verdachte, die eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld. Tevens wordt de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van twee maanden, waarvan de proeftijd nog liep.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, met een civiele vordering van het slachtoffer tot schadevergoeding van € 780, als voorschot voor immateriële schade. De rechtbank oordeelt dat de vordering van de benadeelde partij gegrond is en kent het gevorderde bedrag toe. De rechtbank overweegt dat de verdachte geen blijk heeft gegeven van inzicht in de ernst van zijn handelen en dat de feiten grote impact hebben op het slachtoffer, die zowel psychisch als lichamelijk schade heeft ondervonden.

De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd en is tot de overtuiging gekomen dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte wordt vrijgesproken van hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd. De rechtbank legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is tot betaling aan de Staat der Nederlanden van het bedrag van € 780 ten behoeve van de benadeelde partij, met vervangende hechtenis voor het geval van niet-betaling. De inbeslaggenomen hakmessen worden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/004802-04 en
07/440140/03 (tul)
STRAFVONNIS
Uitspraak: 18 januari 2005
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats en land] op [datum] 1970,
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring [naam] te [plaats],
terechtstaande terzake dat:
hij op of omstreeks 10 oktober 2004 te Beckum, althans in de gemeente Hengelo
(O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen,
althans eenmaal, met een (hak)mes in/tegen de arm en/of naar en/of in de
richting van de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft
gestoken/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 10 oktober 2004 te Beckum, althans in de gemeente Hengelo
(O), aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
(te weten een diepe vleeswond en/of doorsnijding van (een gedeelte van) een
of meer spier(en) en/of zenuw(en)), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
meermalen, althans eenmaal, met een (hak)mes in/tegen de arm, althans het
lichaam te steken/snijden/slaan;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 10 oktober 2004 te Beckum, althans in de gemeente Hengelo
(O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een
persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een (hak)mes in/tegen
de arm en/of naar en/of in de richting van de borst, althans het lichaam van
die [slachtoffer] heeft gestoken/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
[bewijsmiddelen]
De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 oktober 2004 te Beckum, gemeente Hengelo (O), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een hakmes tegen de arm in de richting van de borst van die [slachtoffer] heeft geslagen.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het primair bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
"Poging tot doodslag",
strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, voorts met
toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer] tot een bedrag van €. 780,= (als voorschot) en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel,
met onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomene en met
tenuitvoerlegging van het vonnis van de meervoudige kamer in het arrondissement Zwolle van 14 augustus 2003 van twee maanden.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
Hij heeft zijn slachtoffer met een hakmes in de richting van diens borst geslagen tegen zijn arm.
Verdachte mag van geluk spreken dat dit geweld voor het slachtoffer geen ernstiger gevolgen heeft gehad.
Feiten als deze hebben in het algemeen grote impact op het slachtoffer die vaak lang gebukt gaat onder de nadelige psychische gevolgen van dergelijk gewelddadig handelen.
Blijkens het door het slachtoffer ingediende voegingsformulier ondervindt het slachtoffer niet alleen de psychische gevolgen maar ook nog altijd de lichamelijke gevolgen van verdachtes agressief handelen.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij er bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting geen enkele blijk van heeft gegeven het verwerpelijke van zijn handelwijze in te zien.
Blijkens het uittreksel uit het documentatieregister is verdachte eerder terzake geweldsmisdrijven veroordeeld en liep hij nog in een proeftijd waarvan thans door de officier van justitie de tenuitvoerlegging is gevorderd.
Gelet op de ernst van het feit en ter normhandhaving, en gelet op de recidive van verdachte, is naar het oordeel van de rechtbank, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur thans de meest passende straf, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat gelet op het agressieve optreden van het slachtoffer jegens verdachte die onvoorwaardelijke vrijheidsstraf enigszins gematigd dient te worden.
[motivering onttrekking]
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [slachtoffer], ter zake van het primaire feit, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van €. 780,=, als voorschot terzake immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering van de benadeelde partij
geheel gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit immateriële schade is toegebracht.
De immateriële schade bedraagt, als voorschot, het gevorderde bedrag van € 780,= zodat de vordering toewijsbaar is.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de immateriële schade die is toegebracht.
De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36f, van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging wegens recidive, betreffende parketnummer 07/440140/03
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie te Almelo van 7 januari 2005, tot het geven van een last tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de rechtbank te Zwolle van 14 augustus 2003 opgelegde voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf van twee maanden, van oordeel dat die vordering behoort te worden toegewezen, nu is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van
twee jaren.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen twee hakmessen, kleur bruin.
Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen primaire feit tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres] van een bedrag groot: € 780,= (zegge: zevenhonderd en tachtig euro), als voorschot, terzake immateriële schade.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot
€ 780,= ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 15 dagen zal worden toegepast.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Betreffende parketnummer: 07/440140/03.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Zwolle van 14 augustus 2003, te weten van twee maanden gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. Rikken, voorzitter, mrs. Stoové en Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van Van Putten, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 januari 2005.