ECLI:NL:RBALM:2005:AS4460

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
1 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
08/000025-04
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Berg
  • A. Stoové
  • J. Maten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing met aanzienlijke schadevergoeding aan benadeelde

Op 1 februari 2005 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte van der G, die werd beschuldigd van afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader de benadeelde heeft gedwongen tot de afgifte van een aanzienlijk geldbedrag van € 300.000. Dit bedrag is door de benadeelde aan de verdachten betaald onder bedreiging en intimidatie. De rechtbank heeft bewezen geacht dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2002 tot en met 22 april 2004 in Enschede en Hengelo, door middel van geweld en bedreiging, de benadeelde heeft gedwongen tot betaling. De verdachte heeft herhaaldelijk contact gezocht met de benadeelde, zowel telefonisch als via sms, en heeft hem bedreigd met geweld, wat leidde tot een langdurige angst bij het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en heeft hem daarnaast verplicht om het bedrag van € 300.000 terug te betalen aan de benadeelde. Indien de staat het bedrag niet kan verhalen op de verdachte, moet hij 180 dagen vervangende hechtenis ondergaan. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gegrond verklaard, aangezien de schade direct voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, waarbij is overwogen dat de verdachte een initiërende rol heeft gespeeld in de afpersing. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een hogere straf had geëist, afgewezen, omdat de verdachte geen relevante strafdocumentatie had en geen concreet geweld had gebruikt.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/000025-04.
STRAFVONNIS
Uitspraak: 1 februari 2004.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[van der G.],
geboren te [plaats] op [datum] 1966,
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats],
terechtstaande terzake dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2002 tot en met 22 april 2004 in
de gemeente Enschede en Hengelo (O) en/althans (elders) in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de
afgifte van een (aanzienlijk) geldbedrag, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
hebbende dat geweld en/of die bedreiging met geweld eruit bestaan dat
verdachte en/of zijn mededaders,
tesamen en in vereniging en/of alleen:
[benadeelde] heeft medegedeeld dat [mede-verdachte B.] door [benadeelde] een paar dagen heeft
vastgezeten,
[benadeelde] herhaaldelijk heeft opgebeld voor het maken van een afspraak, (ook
nadat [benadeelde] had medegedeeld geen prijs te stellen op contacten met
verdachte en zijn mededaders),
[benadeelde] herhaaldelijk SMS berichten heeft verzonden, (ook nadat [benadeelde] had
medegedeeld geen prijs te stellen op contacten met verdachte en zijn
mededaders), herhaaldelijk met zijn auto duidelijk waarneembaar, opvallend langs de woningen het kantoor van [benadeelde] is gereden, herhaaldelijk met zijn auto duidelijk waarneembaar voor [benadeelde] en of diens zakenpartner, langs een garage in Haaksbergen (waarin [benadeelde] belangen had)is gereden,
[benadeelde] heeft toegeroepen dat [benadeelde] niet moest denken dat hij zomaar
rustig door Enschede kon rijden,
[benadeelde] heeft medegedeeld dat [benadeelde] rustig met zijn vrouwtje zou kunnen
leven indien [benadeelde] zou betalen,
[benadeelde] heeft medegedeeld dat het allemaal niet goed zou komen als hij 'de
lange' erbij zou halen,
[benadeelde] heeft medegedeeld dat [mede-verdachte B.] vijf of zes broers had die TBS
hadden of er dicht tegenaan zaten en dat het helemaal mis zou gaan als die
zouden komen en/of,
[benadeelde] al dan niet via derden heeft laten weten dat hij een geldbedrag zou moeten betalen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2002 tot en met 22 april 2004 te
Enschede en Hengelo (O), althans in Nederland, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
tesamen en in vereniging met anderen, althans alleen,
[benadeelde] heeft medegedeeld dat [mede-verdachte B.] door [benadeelde] een paar dagen heeft
vastgezeten,
[benadeelde] herhaaldelijk heeft opgebeld voor het maken van een afspraak;
[benadeelde] herhaaldelijk SMS berichten heeft verzonden, ook nadat [benadeelde] had
medegedeeld geen prijs te stellen op contacten met verdachte en zijn
mededaders,
herhaaldelijk met zijn auto duidelijk waarneembaar, opvallend langs de woning
en het kantoor van [benadeelde] is gereden,
herhaaldelijk met zijn auto duidelijk waarneembaar voor [benadeelde] en of diens
zakenpartner, langs een garage in Haaksbergen (waarin [benadeelde] belangen had)
is gereden,
[benadeelde] heeft toegeroepen dat [benadeelde] niet moest denken dat hij zomaar
rustig door Enschede kon rijden,
[benadeelde] heeft medegedeeld dat [benadeelde] rustig met zijn vrouwtje zou kunnen
leven indien [benadeelde] zou betalen,
[benadeelde] heeft medegedeeld dat het allemaal niet goed zou komen als hij 'de
lange' erbij zou halen,
[benadeelde] heeft medegedeeld dat [mede-verdachte B.] vijf of zes broers had die TBS hadden
of er dicht tegenaan zaten en dat het helemaal mis zou gaan als die zouden
komen, en/of,
[benadeelde] al dan niet via derden heeft laten weten dat hij een geldbedrag zou
moeten betalen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2002 tot en met 22 april 2004 te
Enschede en Hengelo (O), althans in Nederland , tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde] heeft bedreigd
= met openlijk geweld met verenigde krachten tegen personen en/of goederen;
= met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen en/of goederen
in gevaar werd gebracht;
= met enig misdrijf tegen het leven gericht;
= met zware mishandeling;
= met brandstichting;
immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
opzettelijk dreigend
[benadeelde] medegedeeld dat [mede-verdachte B.] door [benadeelde] een paar dagen heeft
vastgezeten,
[benadeelde] herhaaldelijk opgebeld voor het maken van een afspraak;
[benadeelde] herhaaldelijk SMS berichten verzonden, ook nadat [benadeelde] had
medegedeeld geen prijs te stellen op contacten met verdachte en zijn
mededaders,
herhaaldelijk met zijn auto duidelijk waarneembaar, opvallend langs de woning
en het kantoor van [benadeelde] is gereden,
herhaaldelijk met zijn auto duidelijk waarneembaar voor [benadeelde] en of diens
zakenpartner, langs een garage in Haaksbergen (waarin [benadeelde] belangen had)
gereden,
[benadeelde] toegeroepen dat [benadeelde] niet moest denken dat hij zomaar rustig door
Enschede kon rijden,
[benadeelde] medegedeeld dat [benadeelde] rustig met zijn vrouwtje zou kunnen leven
indien [benadeelde] zou betalen,
[benadeelde] medegedeeld dat het allemaal niet goed zou komen als hij 'de lange'
erbij zou halen,
[benadeelde] medegedeeld dat [mede-verdachte B.] vijf of zes broers had die TBS hadden of er
dicht tegenaan zaten en dat het helemaal mis zou gaan als die zouden komen,
en/of,
[benadeelde] al dan niet via derden laten weten dat hij een geldbedrag zou moeten
betalen;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de eventuele in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen - die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen - waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 april 2003 tot en met 22 april 2004 in de gemeente Enschede en Hengelo (O) en elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een aanzienlijk geldbedrag, toebehorende aan die [benadeelde],
hebbende die bedreiging met geweld eruit bestaan dat verdachte en/of zijn mededader,
[benadeelde] herhaaldelijk heeft opgebeld voor het maken van een afspraak, (ook nadat [benadeelde] had medegedeeld geen prijs te stellen op contacten met verdachte en zijn mededaders),
[benadeelde] herhaaldelijk SMS berichten heeft verzonden, (ook nadat [benadeelde] had medegedeeld geen prijs te stellen op contacten met verdachte en zijn mededaders),
herhaaldelijk met zijn auto duidelijk waarneembaar, opvallend langs de woningen het kantoor van [benadeelde] is gereden, herhaaldelijk met zijn auto duidelijk waarneembaar voor [benadeelde] en of diens zakenpartner, langs een garage in Haaksbergen (waarin [benadeelde] belangen had) is gereden,
[benadeelde] heeft toegeroepen dat [benadeelde] niet moest denken dat hij zomaar rustig door Enschede kon rijden,
[benadeelde] heeft medegedeeld dat [benadeelde] rustig met zijn vrouwtje zou kunnen leven indien [benadeelde] zou betalen,
[benadeelde] heeft medegedeeld dat het allemaal niet goed zou komen als hij 'de lange' erbij zou halen,
[benadeelde] heeft medegedeeld dat [mede-verdachte B.] vijf of zes broers had die TBS hadden of er dicht tegenaan zaten en dat het helemaal mis zou gaan als die zouden komen en/of,
[benadeelde] heeft laten weten dat hij een geldbedrag zou moeten betalen;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden.
Zoals uit de bewezenverklaring blijkt is de rechtbank van oordeel dat daadwerkelijk een bedrag aan verdachte is betaald. Ter toelichting daarop wordt nog het volgende opgemerkt.
Uit de aangifte blijkt van de hoogte van het betaalde bedrag, de datum en de plaats van betaling, aan wie is betaald en in wiens bijzijn dat was. Een en ander wordt in voldoende mate ondersteund door de verklaring van getuige [getuige/vrouw van mede-verdachte H.], door de opname van € 30.000 contant geld bij de bank in de dagen voorafgaand aan de overdracht, naast de € 20.000 waarover aangever naar eigen zeggen reeds kon beschikken. Bovendien heeft aangever ter zitting onder ede verklaard dat hij in de week voor de overdracht van het geld een aanbetaling van € 250.000 heeft ontvangen van een relatie uit Mallorca in verband met de doorverkoop van een nog te leveren exclusieve auto, waarvan de terugverkoop onder terugbetaling van dit geld een half jaar later (kennelijk met een rentevergoeding van € 10.000) plaatsvond. De verklaringen van aangever vinden voorts steun in de door de officier van justitie aan het dossier toegevoegde documenten met betrekking tot de opname van € 30.000 contant, de aankoop bij de leverancier en de terugkoop van de relatie op Mallorca een half jaar later. De betaling van het geld past bovendien naadloos in de gebleken loop der gebeurtenissen. Na het opbouwen van druk vindt een ontmoeting van (mede)verdachte [mede-verdachte H.] met aangever in het Van der Valk hotel plaats waarbij aangever een voorstel doet dat vervolgens wordt doorgesproken in de ontmoeting bij Frans op de Bult. In de dagen erop wordt door aangever het geld “geregeld”, waarna de overdracht kan plaatsvinden. Voor de beschreven gebeurtenissen wordt door verdachten [verdachte] en [mede-verdachte H.] ook geen enkele ook maar enigszins geloofwaardige verklaring gegeven. Dat de vrouw van [mede-verdachte H.] het door hem aangegeven bezoek van hem en [verdachte] bij haar en [mede-verdachte H.] aan huis nadrukkelijk wel bevestigt, komt eveneens betekenis toe. [verdachte] bevestigt met zijn verhaal over een hem door aangever verstrekte lening van € 30.000 tenminste dat hij geld van aangever heeft ontvangen, zij het dat de rechtbank hem niet volgt in het door hem genoemde motief, de lening. Dat hij van aangever een lening heeft gekregen, zonder dat die lening overigens ergens is gedocumenteerd en gelet op de onwaarschijnlijkheid daarvan in de gebleken en ook door [mede-verdachte H.] geschetste omstandigheden, beschouwt de rechtbank als een leugen. Dat aangever onder ede ook spontaan aangeeft dat de afspraak met [verdachte] was dat, indien hij daar ooit vragen van politiezijde over zou krijgen, hij zou zeggen dat het bij de bank opgenomen bedrag van € 30.000 als een lening moest worden gezien, geeft steun aan de verklaring van aangever dat die opname bedoeld was voor zijn afpersers, en niet voor een ander doel. Dit is eens te meer zo, nu verdachte [verdachte] al over specifiek dit bedrag spreekt tegenover de politie op een moment dat de hoogte van het bij de bank opgenomen bedrag (waarover aangever dus vragen kon verwachten van de politie) nog niet uit het dossier blijkt. De dagafschriften zijn immers pas in een zeer laat stadium aan het dossier toegevoegd, terwijl aangever pas op de laatste zittingsdag onder ede heeft gesproken over de afspraak dat, bij vragen, de opname van € 30.000, als een lening geduid zou worden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft primair het misdrijf:
"Medeplegen van afpersing",
strafbaar gesteld bij artikel 317 jo. artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met toewijzing van de civiele vordering van [benadeelde] en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel, en met verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terecht
zitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Het dient verdachte ernstig te worden aangerekend dat hij samen met zijn mededader, uit puur geldelijk gewin en op geraffineerde wijze het slachtoffer [benadeelde] gedurende een langere periode aan verregaande vormen van intimidatie heeft blootgesteld waardoor [benadeelde] langdurig onder hevige angst heeft geleefd, zulks met de intentie een flink geldbedrag van het slachtoffer afhandig te maken.
Verdachtes handelwijze heeft een enorme emotionele impact gehad op het slachtoffer dat zich genoodzaakt zag om, onder de druk van zijn afpersers, op een zodanige wijze een groot geldbedrag vrij te maken dat anderen daar geen notie van zouden krijgen. Verdachte heeft met zijn laakbare gedragingen zijn eigen geldelijk belang vooropgesteld en geen enkele rekening gehouden met het leed dat hij door zijn toedoen bij het slachtoffer teweeg heeft gebracht. Op het plegen van dergelijk crimineel gedrag dient naar het oordeel van de rechtbank gereageerd te worden met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur. De rechtbank zal deze straf belangrijk lager doen zijn dan door de officier van justitie gevorderd nu verdachte geen relevante documentatie heeft op het gebied van een feit als het onderhavige en hij voorts bij het plegen van het bewezen verklaarde feit geen concreet geweld heeft gebruikt. Dat de hem op te leggen straf desondanks aanmerkelijk hoger is dan die van zijn mededader is gelegen in het feit dat verdachte, in tegenstelling tot die mededader, een substantiëler aandeel heeft gehad in de onderhavige afpersing en hij ten opzichte van die mededader een initiërende rol speelde.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [benadeelde], wonende te [adres en woonplaats] ter zake van het hiervoor primair bewezenverklaarde feit, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier zich als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van €. 300.000,--,
Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering van de benadeelde partij gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De schade bedraagt het gevorderde bedrag van €. 300.000,= zodat de vordering toewijsbaar is.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van drie jaren.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte, terzake van het primair bewezen feit tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde], voornoemd van een bedrag groot: €. 300.000, voorzover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het primair bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot
€. 300.000,-- ten behoeve van de benadeelde [benadeelde], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 180 dagen zal worden toegepast, een en ander voorzover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Gelast de teruggave van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de onder verdachte inbeslaggenomen administratie aan verdachte.
Aldus gewezen door mr. Berg, voorzitter, mrs. Stoové en Maten, rechters, in tegenwoordigheid van Klaassen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 februari 2004.