ECLI:NL:RBALM:2005:AS4755

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
2 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05 / 52 BESLU V1 V
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Jue
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting bedrijfspand wegens overtreding Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo op 2 februari 2005 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, de verhuurder van een pand dat gesloten is op grond van de Opiumwet. Het verzoek betreft een besluit van de burgemeester van Enschede, dat op 14 januari 2005 is genomen, waarin werd besloten het bedrijfspand aan de […]straat 228A voor een periode van dertien weken te sluiten. Dit besluit volgde op een controle door de politie, waarbij in het pand hennepplanten zijn aangetroffen. Verzoekster, die het pand verhuurt aan de huurders X en Y, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de sluiting totdat op haar bezwaarschrift is beslist.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij rechtstreeks wordt getroffen door het besluit tot sluiting van het pand. De rechter heeft echter ook overwogen dat het belang van de openbare orde en volksgezondheid, dat door de sluiting wordt gediend, zwaarder weegt dan het financiële belang van verzoekster. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de burgemeester in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen en dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep openstaat. De uitspraak benadrukt de afweging tussen individuele belangen en het algemeen belang in het bestuursrecht, met name in zaken die betrekking hebben op de handhaving van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Voorzieningenrechter
Registratienummer: 05 / 52 BESLU V1 V
UITSPRAAK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8:84 AWB
in het geschil tussen:
A e/v B, wonende te C, verzoekster,
en
de Burgemeester van Enschede, verweerder.
Derde belanghebbenden: X en Y, als vennoten van “Z” V.O.F., gevestigd te C.
1. Besluit waarop het verzoek betrekking heeft
Besluit van verweerder d.d. 14 januari 2005.
2. De feiten en het verloop van de procedure
X en Y (hierna: huurders) exploiteren onder de naam “Z” een groot- en kleinhandel in tuinbouwtechnieken in het pand […]straat 228A te B. Zij huren dit pand van verzoekster.
Bij een controle door de politie Twente, afdeling Enschede, op donderdag 25 november 2004 zijn in het bedrijfspand van verzoekster in totaal 164 stekjes van hennepplanten van het geslacht Cannabis aangetroffen, waarvan 28 in de kantoorruimte en 136 in de opslagruimte van het pand.
De stekjes zijn in beslaggenomen en na het nemen van twee monsters op last van de officier van justitie vernietigd.
Bij het bestreden besluit van 14 januari 2005 heeft verweerder besloten het bedrijfspand en de daarbij behorende ruimten aan de […]straat 228A voor een periode van dertien weken te sluiten, ingaande maandag 24 januari 2005. Gelet op artikel 2.5.24, tweede lid, van de APV is het gedurende die periode verboden het pand en de daarbij behorende ruimten te betreden.
Bij bezwaarschrift van 17 januari 2004 heeft verzoekster tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Voorts heeft zij bij verzoekschrift van 17 januari 2004 aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende schorsing van het bestreden besluit tot op haar bezwaarschrift is beslist.
Bij bezwaarschrift van 18 januari 2005 hebben ook huurders tegen verweerders besluit van
14 januari 2005 bezwaar gemaakt alsmede een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank..
Verweerder heeft op 25 januari 2005 de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend, op 27 januari 2005 gevolgd door een verweerschrift.
Openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 31 januari 2005, alwaar verzoekster in persoon is verschenen, bijgestaan door R.G. Moekotte, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door M.J. Gerritsjans, ambtenaar van de gemeente Enschede.
Derde belanghebbenden zijn beiden in persoon verschenen.
3. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, door de indiener van het bezwaarschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening worden gevraagd.
Alvorens te kunnen toekomen aan inhoudelijke behandeling van het verzoek dient eerst te worden vastgesteld of verzoekster in haar verzoek kan worden ontvangen, waarbij het in dit geval met name gaat om de vraag of verzoekster ter zake van het bestreden besluit kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van 1:2 van de Awb, waaronder wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Immers tegen een besluit ingevolge de Awb kan slechts door een belanghebbende in de zin van die wet bezwaar en beroep worden ingesteld, alsmede een voorlopige voorziening worden gevraagd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster als belanghebbende in de zin van de Awb kan worden aangemerkt. Gelet op artikel 2.5.24, eerste lid, van de APV is het immers ook verzoekster gedurende de periode van sluiting verboden het pand te betreden en wordt zij derhalve als eigenaar/verhuurder rechtstreeks beperkt in de uitoefening van haar eigendomsrechten. De omstandigheid dat verweerder bevoegd is ontheffing van het in het eerste lid van artikel 2.5.24 van de APV gestelde verbod te verlenen doet niet af aan het feit dat verzoekster door het bestreden besluit rechtstreeks in haar belang wordt getroffen.
Gelet op het bovenstaande kan verzoekster in haar verzoek om voorlopige voorziening worden ontvangen. Bij de beoordeling van een zodanig verzoek dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt uitgesproken dat tevens het onderwerp van de bezwarenprocedure raakt, heeft dit oordeel een voorlopig karakter.
In het onderhavige geding dient de vraag te worden beantwoord of onverwijlde spoed vereist dat het besluit van verweerder, inhoudende sluiting van het bedrijfspand van verzoekers gedurende een periode van 13 weken ingaande 25 januari 2005, wordt geschorst dan wel dat anderszins een voorlopige voorziening wordt getroffen. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de bevoegdheid van verweerder om in de gegeven situatie over te gaan tot sluiting van het pand […]straat 228A wegens overtreding van de Opiumwet als zodanig niet door verzoekster wordt betwist.
In het verzoekschrift en ter zitting is door en namens verzoekster aangevoerd dat de gerede kans bestaat dat zij als verhuurder van het pand [...]straat 228A financieel nadeel zal lijden indien “Z” wegens omzetverlies door de tijdelijke sluiting failliet zou gaan en de huur van het pand zou moeten worden opgezegd. Verzoekster verwacht dat het gezien het grote aantal leegstaande bedrijfspanden in Enschede moeilijk zal worden om een nieuwe huurder voor het pand te vinden. Verzoekster stelt voorts dat zij voor haar levensonderhoud in belangrijke mate afhankelijk is van de inkomsten uit de huuropbrengst van het pand.
De voorzieningenrechter merkt op dat tegenover dit persoonlijke financiële belang van verzoekster het door verweerder te dienen algemeen belang staat om ter bescherming van de openbare orde en de volksgezondheid over te gaan tot sluiting van het bedrijfspand van “Z”. Dit belang dient naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in casu zwaarder te wegen dan het belang van verzoekster. Overigens merkt de voorzieningenrechter op dat huurders in beginsel gehouden blijven de huurpenningen aan verzoekster te voldoen zolang de huurovereenkomst niet is beëindigd.
Op grond van het bovenstaande komt de voorzieningenrechter dan ook tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid van zijn in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet neergelegde bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en ook in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
Het verzoek om voorlopige voorziening dient daarom te worden afgewezen.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo,
Recht doende:
Wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Aldus gegeven door mr. R.J. Jue, in tegenwoordigheid van G. Kootstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2005
Afschrift verzonden op
nb