ECLI:NL:RBALM:2005:AS6510

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
18 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
69264 / KG ZA 05-76
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Verhoeven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het Openbaar Ministerie tot ontruiming van gekraakte panden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Almelo op 18 februari 2005, hebben de eisers, aangeduid als 'De Krakers', een kort geding aangespannen tegen De Staat der Nederlanden. De Krakers, die de panden aan de Ripperdastraat 1a en 3 te Enschede hadden gekraakt, vorderden dat het Openbaar Ministerie zou worden verboden om strafrechtelijke dwangmiddelen, waaronder ontruiming, toe te passen voordat er een onherroepelijke uitspraak was gedaan over hun strafbaarheid op basis van de artikelen 138, 139 en 429 sexies van het Wetboek van Strafrecht. De Staat der Nederlanden voerde aan dat zij wel degelijk de bevoegdheid had om over te gaan tot ontruiming op basis van artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Politiewet 1993.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de aanwending van dwangmiddelen een inbreuk maakt op de rechten van burgers en dat hiervoor een wettelijke basis vereist is. De voorzieningenrechter concludeerde dat de bevoegdheid tot ontruiming niet expliciet is opgenomen in de relevante wetgeving en dat de artikelen die door De Staat der Nederlanden werden ingeroepen, niet voldoende waren om de ontruiming te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen bevoegdheid was voor de Officier van Justitie om tot strafrechtelijke ontruiming over te gaan, en dat, zelfs als die bevoegdheid er zou zijn, het in deze omstandigheden misbruik van bevoegdheid zou opleveren.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het gevorderde verbod toegewezen en De Staat der Nederlanden verboden om de panden te ontruimen voordat er een onherroepelijke uitspraak was gedaan over de strafbaarheid van De Krakers. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden, aangezien De Krakers een toevoeging hadden aangevraagd die nog niet was verleend. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar door mr. Verhoeven, de voorzieningenrechter, en is van kracht verklaard bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Kort Geding
zaaknummer: 69264 / KG ZA 05-76
datum uitspraak vonnis: 18 februari 2005 (aj)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
1. Kraker,
2. Kraakster,
beiden wonende te Enschede,
eisers,
verder te noemen “De Krakers”,
procureur: mr. E.M.M. van de Loo,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool te Den Haag,
tegen
De Staat der Nederlanden,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
verder te noemen De Staat der Nederlanden,
procureur: mr. T.J. van Drooge,
advocaat: mr. A.Th.M. ten Broeke te Den Haag.
Het procesverloop
“De Krakers” hebben gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
Ter zitting van 11 februari 2005 zijn verschenen: “De Krakers”, bijgestaan door
mr. Schuckink Kool, en namens De Staat der Nederlanden mr. Ten Broeke.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
Vaststaande feiten
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
a. Begin februari 2005 heeft een groep mensen, waaronder “De Krakers”, de panden aan de Ripperdastraat 1a en 3 te Enschede gekraakt.
b. Het Openbaar Ministerie heeft mondeling aangekondigd voornemens te zijn de hiervoor genoemde panden te ontruimen wegens overtreding van artikel 138 en/of 139 en/of 429 sexies Wetboek van Strafrecht (Sr).
Vordering
2. “De Krakers” hebben gevorderd De Staat der Nederlanden, en via haar de Officier van Justitie te Enschede, te verbieden strafrechtelijk dwangmiddelen, waaronder aanhouding van “De Krakers”, jegens “De Krakers” toe te passen en De Staat der Nederlanden te verbieden tot feitelijke ontruiming van de panden aan de Ripperdastraat 1a en 3 te Enschede over te gaan of te doen gaan, voordat omtrent de strafbaarheid van “De Krakers” op grond van artikel 138, 139 of 429 sexies Sr door de strafrechter een (onherroepelijke) uitspraak zal zijn gedaan.
“De Krakers” hebben daartoe gesteld dat de Officier van Justitie geen bevoegdheid tot ontruiming heeft en dat de panden al meer dan twaalf maanden niet meer in gebruik zijn als bedoeld in artikel 429 sexies Sr.
Verweer
3. De Staat der Nederlanden heeft als verweer aangevoerd dat de bevoegdheid tot ontruiming is gebaseerd op artikel 124 Wet op de rechterlijke organisatie (RO) en artikel 2 juncto 8 Politiewet 1993 (Pw). Voorts heeft De Staat der Nederlanden gemotiveerd verweer gevoerd tegen de stelling dat de panden de afgelopen twaalf maanden niet in gebruik waren als bedoeld in artikel 429 sexies Sr.
Overwegingen van de voorzieningenrechter
4. De vraag die in dit kort geding moet worden beantwoord is of de Officier van Justitie te Enschede in casu de bevoegdheid heeft om dwangmiddelen, waaronder de ontruiming van de panden aan de Ripperdastraat 1a en 3 te Enschede, toe te passen. Met betrekking tot de bevoegdheid om dwangmiddelen toe te passen overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
5. De aanwending van een dwangmiddel maakt een inbreuk op een recht of een vrijheid van een burger en daartoe is een wettelijk legitimatie vereist. Voorzover die rechten en vrijheden ressorteren onder de in hoofdstuk 1 van de Grondwet opgenomen grondrechten, moeten die inbreuken door de wet in formele zin zijn gelegitimeerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter moeten de bevoegdheden tot aanhouding en ontruiming in dit licht worden bezien.
6. Op grond van het Eerste boek, titel IV Wetboek van Strafvordering (Sv) is de Officier van Justitie bevoegd over te gaan tot de daar opgenomen dwangmiddelen met in achtneming van de daar genoemde voorwaarden. “De Krakers” hebben verklaard dat zij de panden aan de Ripperdastraat 1a en 3 te Enschede hebben gekraakt. De voorzieningenrechter ziet niet in op grond waarvan hij De Staat der Nederlanden zou moeten verbieden de bij wet in formele zin geregelde bevoegdheden toe te passen. Het gevorderde verbod op toepassing van dwangmiddelen, welke zijn vastgelegd bij wet in formele zin, zal dan ook worden afgewezen.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de krakers, in casu “De Krakers”, moeten worden gezien als de feitelijke bewoners van de panden. Ontruiming is daardoor een inbreuk op een grondrecht, te weten het huisrecht, zoals opgenomen in artikel 12 Grondwet (Gw) en artikel 8 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Deze inbreuk dient dus gelegitimeerd te zijn door een wet in formele zin. De bevoegdheid tot ontruiming is niet opgenomen in het Eerste boek, titel IV Wetboek van strafvordering (Sv). Ook in andere wetten wordt deze bevoegdheid niet expliciet verleend aan de Officier van Justitie.
8. De Staat der Nederlanden heeft aangevoerd dat de bevoegdheid tot ontruiming is gebaseerd op artikel 124 RO. Dit artikel luidt “Het openbaar ministerie is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en met andere bij wet vastgestelde taken”. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt uit deze taakomschrijving geen rechtstreekse bevoegdheid te ontlenen, zeker niet een vergaande bevoegdheid als de aangevoerde bevoegdheid tot ontruiming. Artikel 124 RO schept derhalve geen bevoegdheid tot ontruiming.
9. De Staat der Nederlanden heeft voorts aangevoerd dat op grond van artikel 2 juncto 8 lid 1 en 2 Pw kan worden overgegaan tot ontruiming. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een optreden op basis van deze artikelen altijd moet worden gewogen aan de hand van artikel 8 lid 5 Pw. Dit artikel vereist dat het optreden voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, met andere woorden de te plegen inbreuk op een recht, in casu zelfs een grondrecht, dient in verhouding te staan tot het beoogde doel. Met betrekking tot de omstandigheden is niet meer aangevoerd dan dat de panden ruim een week zijn gekraakt. Op grond van deze gegevens is het niet aannemelijk dat de openbare orde (ernstig) is aangerand. De voorzieningenrechter ziet dan ook niet in waarom de Officier van Justitie onder genoemde omstandigheden binnen een week heeft doen aankondigen over te gaan tot strafrechtelijke ontruiming, te meer hier nu niet gebleken is dat het Openbaar Ministerie bij andere kraakpanden ook zo (hals over kop) optreedt. Een actie met ontruiming als doel zou men in casu van de rechthebbende van de panden kunnen verwachten in een civiele procedure, maar niet in een strafrechtelijke context door De Staat der Nederlanden. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd die strafrechtelijk ontruiming op basis van artikel 2 juncto 8 Pw rechtvaardigen.
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er in casu geen bevoegdheid is om over te gaan tot strafrechtelijke ontruiming. Zo die bevoegdheid er wel is, levert dat in de gegeven omstandigheden misbruik van bevoegdheid op. Nu de Officier van Justitie de ontruiming heeft aangezegd, zal de voorzieningenrechter het gevorderde verbod om over te gaan tot strafrechtelijke ontruiming toewijzen.
11. Nu De Staat der Nederlanden zal worden verboden om over te gaan tot ontruiming, behoeft de vraag of de afgelopen twaalf maanden sprake is geweest van gebruik van de panden door de rechthebbende geen behandeling.
12. Als de overwegend in het ongelijk gesteld partij zal De Staat der Nederlanden worden veroordeeld in de kosten van dit geding. “De Krakers” hebben een toevoeging aangevraagd. De toevoeging is nog niet verleend, zodat de kostenveroordeling wordt aangehouden.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Verbiedt De Staat der Nederlanden, en via haar de Officier van Justitie te Enschede, de panden aan de Ripperdastraat 1a en 3 te Enschede te ontruimen of te doen ontruimen, voordat omtrent de strafbaarheid van “De Krakers” ex artikel 138, 139 en/of 429 sexies Sr door de strafrechter een onherroepelijke uitspraak zal zijn gedaan.
II. Houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.