ECLI:NL:RBALM:2005:AT5208

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
4 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
70795 / KG ZA 05-114
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Verhoeven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing publicatieverbod op krantenartikel over financiële praktijken van een advieskantoor

In deze zaak vorderden eisers, twee besloten vennootschappen, een publicatieverbod tegen De Twentsche Courant Tubantia B.V. naar aanleiding van een voorgenomen artikel dat vraagtekens stelde bij hun financiële praktijken. Eisers, die een financieel advieskantoor exploiteren, voerden aan dat het artikel onjuist, suggestief en tendentieus was, en dat publicatie hen ernstige schade zou berokkenen, mogelijk zelfs leidend tot faillissement. De voorzieningenrechter oordeelde dat de journalist bij het schrijven van het artikel niet lichtvaardig te werk was gegaan en dat de voorgenomen publicatie voldoende steun vond in het beschikbare feitenmateriaal. De rechter benadrukte het belang van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, en stelde dat preventieve controle op publicaties slechts met grote terughoudendheid kan worden uitgeoefend. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eisers af, oordelend dat de publicatie van het artikel niet onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was om de subsidiaire vorderingen toe te wijzen. De eisers werden veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Kort Geding
zaaknummer: 70795 / KG ZA 05-114
datum vonnis: 4 mei 2005 (rd)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Geregelde Zaken Holding B.V.,
beiden gevestigd te Enschede,
eisers,
verder eiseres sub 1 te noemen [eiseres sub 1],
verder eiseres sub 2 te noemen Geregelde Zaken of de holding,
procureur: mr. E.M.M. van de Loo,
advocaat mr. A.C. van Kampen te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Twentsche Courant Tubantia B.V.,
gevestigd te Enschede,
gedaagde,
verder te noemen Tubantia,
advocaat: mr. A. Robustella te Ede.
Het procesverloop
Op 29 april 2005 is gelet op de spoedeisendheid in deze zaak een verkort vonnis gewezen. Dit vonnis geldt als hier herhaald en ingelast. In dit vonnis is voor de motivering verwezen naar een nader vonnis te wijzen vonnis.
Het nader te wijzen vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- [eiseres sub 1]exploiteert een financieel advieskantoor in Enschede en houdt zich onder meer bezig met bemiddeling op het gebied van onder andere levensverzekeringen, hypotheken, pensioenen en beleggingen.
- [naam] is enig bestuurder van [eiseres sub 1]. Alle aandelen worden gehouden door Geregelde Zaken. De aandelen in Geregelde zaken worden gehouden door de Stichting Administratiekantoor Geregelde Zaken.
- Geregelde Zaken is vanaf januari 2004 zogenaamde rentegarantiecertificaten uit gaan geven. De deelnemende partijen stellen via [eiseres sub 1]een geldbedrag ter beschikking aan Geregelde Zaken, waarbij gedurende de looptijd een vast rentepercentage vergoed wordt. De ingelegde bedragen zijn volgens informatie van Geregelde Zaken deels belegd in onroerende zaken, bestaande uit een tweetal vakantiehuizen op Parc De Tolpas en een zevental bedrijfsunits, deels belegd in de bedrijfsinnovatie van [eiseres sub 1]en deels liquide gehouden op een bankrekening.
De projectontwikkelaar van Parc de Tolpas is Collage Vastgoed.
- In januari 2005 hebben de AFM en de DNB gezamenlijk aangekondigd een onderzoek in te stellen naar mogelijke overtreding van effectenrechtelijke regels door eisers.
- Op 27 april 2005 hebben eisers een emailbericht van een medewerker van Tubantia gekregen, waarin een voorgenomen publicatie stond opgenomen met daarbij het verzoek om binnen 24 uren een reactie te geven.
- Bij faxbericht van 27 april 2005 hebben eisers Tubantia laten weten dat het artikel volgens hen een volstrekt onjuiste weergave van de werkelijkheid geeft en een groot aantal suggestieve en tendentieuze passages bevat. In de fax is voorts een aantal onjuistheden opgesomd en is aangegeven dat het plaatsen van dit artikel eisers grote schade berokkent. Tubantia is gesommeerd eisers voor 15.30 uur te bevestigen dat Tubantia niet zal overgaan tot plaatsing van het artikel.
- Bij faxbericht van 27 april 2005 heeft de juridisch adviseur van Wegener, het concern waartoe Tubantia behoort, laten weten dat hij de hoofdredactie heeft geadviseerd niet in te gaan op de sommatie en dat het artikel op 30 april 2005 geplaatst zal worden. De juridisch adviseur meldt daarnaast geadviseerd te hebben de kanttekeningen van eisers, voor zover juist en relevant, bij het krantenartikel te publiceren.
- Het toegezonden artikel is op kleine punten aangepast naar aanleiding van de fax van eisers.
- Tubantia heeft ter zitting het – naar aanleiding van de fax van eisers gewijzigde – artikel overgelegd. Het artikel heeft als kop “tikkende tijdbom” en stelt vraagtekens bij het beheer van het geld van particulieren door eisers. De rode draad in het artikel is dat [eiseres sub 1]geen vergunning hebben van De Nederlandsche Bank (DNB) om hun product aan te bieden, waardoor zij in strijd handelt met de Wet Toezicht Kredietwezen (WTK). In het artikel wordt een vergelijking getrokken met de werkwijze van het failliete bedrijf FDE, waarvan de directeur-eigenaar in februari 2005 strafrechtelijk is veroordeeld tot drie jaren gevangenisstraf voor onder meer oplichting. Daarnaast plaatst het krantenartikel kritische kanttekeningen bij de investering van het geld. Het krantenartikel is onder meer gebaseerd op de verhalen van twee oud-medewerkers van [eiseres sub 1], die anoniem wensen te blijven. Bij het artikel wordt voorts een weergave van de reactie van eisers geplaatst en een tweetal korte artikelen over de sanctiemogelijkheden van de DNB en de overeenkomsten met de zaak FDE.
2. Eisers vorderen:
- primair:
Tubantia te verbieden de voorgenomen publicatie van het artikel over eisers te plaatsen en ook overigens de in het artikel opgenomen informatie publiek te maken, zulks op straffe van verbeurte van een boete van € 1.000.000,=;
- subsidiair:
Tubantia te sommeren de voorgenomen publicatie uit te stellen totdat De Nederlandsche Bank haar onderzoek heeft afgerond en haar bevindingen publiek heeft gemaakt.
- meer subsidiair:
Tubantia te sommeren de voorgenomen publicatie uit te stellen met minimaal één week,
- één en ander met veroordeling van Tubantia in de kosten van dit geding.
3. Eisers stellen daartoe dat Tubantia onrechtmatig jegens haar handelt door het voorgenomen krantenartikel te publiceren, nu dit onjuist, suggestief en tendentieus is en dit de positie van eisers ernstig zou beschadigen. Volgens eisers kan publicatie van het artikel zelfs leiden tot een faillissement, hetgeen de ook de belangen van de geldverstrekkers, werknemers en uitzendkrachten raakt. Het artikel tast daarnaast [naam directeur] in haar persoonlijke levenssfeer aan, nu haar naam in het artikel wordt vermeld. Eisers stellen dat zij alvorens zij met het aanbieden van het product begonnen van de AFM hebben vernomen dat ingeval het om bedragen van minimaal € 50.000 gaat, een vrijstelling op grond van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (WTE) geldt. Volgens eisers is door het AFM niet gewezen op de WTK en zijn zij evenmin verwezen naar DNB. Eisers stellen dat zij het aanbieden van het product sinds januari 2005 hebben gestaakt en dat zij volledige medewerking hebben verleend aan het onderzoek van DNB. Eisers stellen te vermoeden dat de informatie van de krant afkomstig is van een oud-medewerker en zijn zoon. Nu Tubantia weigert haar anonieme bronnen kenbaar te maken, zijn de beweringen niet te staven. Eisers stellen dat Tubantia onzorgvuldig heeft gehandeld door louter op ongefundeerde mededelingen af te gaan. Volgens eisers hebben zij er belang bij dat zij niet worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen.
Eisers stellen daarnaast dat mocht blijken van een overtreding van de WTK, er sprake is van een strafbaar feit en de namen van het bedrijf en de betrokkenen derhalve niet in de krant gepubliceerd mogen worden.
Subsidiair vorderen eiseres Tubantia te sommeren met publicatie te wachten totdat het onderzoek van de DNB is afgerond althans de publicatie een week uit te stellen teneinde Tubantia feitelijke informatie aan te leveren en eisers in staat te stellen haar geldverstrekkers op de hoogte te stellen van de aanstaande publicatie en het onderzoek door de DNB. Eisers stellen hiertoe dat het artikel geen actualiteitswaarde heeft.
4. Tubantia heeft verweer gevoerd en stelt dat het door eisers gevorderde publicatieverbod in strijd is met de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, neergelegd in artikel 10 EVRM en artikel 7 Grondwet. Volgens Tubantia weegt haar belang om misstanden aan de kaak te stellen zwaarder dan het belang van eisers schade te voorkomen. Tubantia stelt voorts dat de journalist bij het schrijven van het artikel zorgvuldig te werk is gegaan, onder meer door, naast feitenonderzoek, eisers in de gelegenheid te stellen commentaar te leveren op het artikel, waarna het artikel op kleine onderdelen is gewijzigd. Het commentaar van eisers is daarnaast in een bij het artikel te plaatsen kader verwerkt. Volgens de Tubantia hebben twee anonieme bronnen afzonderlijk van elkaar het verhaal, waarop het artikel mede is gebaseerd, gedaan. Tubantia stelt dat zij in het uiterste geval bereid is de namen aan de voorzieningenrechter kenbaar te maken. Tubantia stelt dat het artikel gefundeerd is en op feiten gebaseerd. Volgens Tubantia bestaat derhalve ook geen aanleiding de subsidiaire vorderingen van eisers toe te wijzen.
5. Voorop gesteld dient te worden dat het recht van vrije meningsuiting en vrijheid van drukpers met zich meebrengen dat preventieve controle op publicaties slechts met zeer grote terughoudendheid kan worden uitgeoefend. Wil een vordering als de onderhavige slagen, dan moet reeds bij voorbaat buiten twijfel zijn dat publicatie van het in het geding zijnde artikel een onrechtmatige daad jegens eisers zal opleveren.
6. De beantwoording van de vraag of de voorgenomen krantenpublicatie onrechtmatig is, ligt in het spanningsveld tussen het recht op vrijheid van meningsuiting enerzijds en het recht op bescherming van de eer en goede naam en de persoonlijke levenssfeer anderzijds. Hierbij staan derhalve twee hoogwaardige maatschappelijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door publicaties in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen; aan de andere kant het belang dat men zich (in het openbaar) kritisch, informerend, opiniërend, of waarschuwend moet kunnen uitlaten bijvoorbeeld om te voorkomen dat door een gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving raken, kunnen blijven voortbestaan. Welke van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden. De juistheid van de aantijgingen, althans de feitelijke grondslag en de inkleding daarvan, vormt onder meer een omstandigheid die in de afweging van de hiervoor genoemde belangen dient te worden betrokken. Hierbij is het van essentieel belang dat de pers niet wettig en overtuigend hoeft te bewijzen dat hetgeen zij publiceert ook waar is. De pers mag alleen geen lichtvaardige verdenkingen publiceren. Zou de eis worden gesteld dat de pers informatie pas mag publiceren nadat afdoende is vastgesteld dat die informatie volledig op waarheid berust, dan zou de pers – bij te zware eisen op dit punt – haar in een democratische samenleving noodzakelijke en in de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting gegrondveste taak niet meer kunnen vervullen.
7. Volgens de Tubantia heeft de journalist een gefundeerde mening gevormd op basis van de volgende informatie:
- het door de DNB ingestelde onderzoek wegens het bewegen op de markt door eiseres zonder benodigde vergunning.
- Het feit dat [naam directeur] de leiding heeft over zowel [eiseres sub 1]als Geregelde zaken.
- Het feit dat op de website van [eiseres sub 1]een opsomming wordt gegeven van de bedrijven met wie zij zaken doet, waarbij Geregelde Zaken niet staat vermeld.
- De folder van Geregelde Zaken over beleggen in lifestyle, welke volgens de journalist doet voorkomen alsof eisers de projectontwikkelaars zijn van een vakantiepark, terwijl zij in werkelijkheid slechts twee huisjes op het park hebben aangekocht.
- De term rentegarantiecertificaat, welke door het woord garantie zekerheid impliceert.
- De – volgens de krant afzonderlijk van elkaar afgelegde – verklaringen van de twee anonieme bronnen.
8. Eisers hebben onder meer het volgende hierover opgemerkt:
- [eiseres sub 1]biedt niet alleen beleggingen (overwaarde van woningen) aan.
- Het aanbieden van het product is gestaakt.
- Eisers zijn ervan uitgegaan dat de overeenkomsten voldeden aan de regelgeving.
- Over de uitkomst van het onderzoek van DNB is nog niets bekend, bij een eventuele te constateren normschending willen eisers dit zo spoedig mogelijk repareren.
- Het daadwerkelijk geïnvesteerde bedrag ligt substantieel lager dan de door de krant vermelde drie miljoen euro. Daarbij is de opmerking dat de investeerders gezamenlijk voor minimaal drie miljoen gedupeerd dreigen te worden, uit de lucht gegrepen en op geen enkele wijze onderbouwd.
- Er is in meer onroerend goed geïnvesteerd dan de door het door de krant genoemde tweetal vakantiehuizen. Daarnaast zijn bedragen liquide gehouden, zodat rentebetalingen verricht konden worden. Eisers hebben zich niet verplicht jegens hun investeerders om de in leen verstrekte bedragen aan te wenden voor de aankoop van onroerende zaken.
- [eiseres sub 1]heeft klanten niet geadviseerd slechts te investeren via Geregelde Zaken, ze heeft ze altijd de keuze gegeven.
- Eisers hebben de onderlinge vennootschapsrechtelijke band niet verborgen.
- Niet juist is dat notaris [naam notaris] zijn medewerking aan de constructie zou hebben onthouden.
- Eisers hebben geen banden met FDE.
- [eiseres sub 1]heeft niet onder valse voorwendselen en met een geheime agenda telefonisch klanten benaderd.
- Het staat niet vast dat eisers in strijd met de WTK hebben gehandeld, het onderzoek loopt immers nog.
- De geloofsovertuiging van [naam directeur] is privé en irrelevant.
Laatstgenoemd punt is door de krant gehonoreerd en uit het artikel verwijderd.
9. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de journalist bij het schrijven van het artikel niet lichtvaardig te werk is gegaan en dat de voorgenomen publicatie voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Door eisers is immers niet betwist dat zij handelen zonder vergunning van de WTK, hetgeen één van de hoofdpunten van het artikel vormt. Een aantal kritiekpunten van eisers ziet verder naar het oordeel van de voorzieningenrechter op onderschikte punten, zoals het punt dat niet alleen met overwaarde is belegd. Voorts zijn eisers door de journalist in de gelegenheid gesteld hun standpunt kenbaar te maken. Nagenoeg alle kritiekpunten van eisers zijn in een bij het artikel een kader te plaatsen kader opgenomen.
10. Eisers hebben voorts gesteld dat de enkele verwijzing naar anonieme bronnen onvoldoende onderbouwing van het artikel is. De voorzieningenrechter overweegt dat de pers bij de uitoefening van haar taak mede afhankelijk is van feiten, welke haar door derden worden aangeboden. Bescherming van de journalistieke bronnen is een van de fundamentele voorwaarden voor persvrijheid. Zonder bescherming zouden die bronnen ervan worden afgeschrikt de pers te helpen het publiek te informeren over zaken van openbaar belang. Nu het artikel van de Tubantia niet enkel op anonieme bronnen is gebaseerd, de Tubantia geen aanleiding heeft gezien om aan de betrouwbaarheid van haar bronnen te twijfelen en zij daarnaast in staat was en de bereidheid heeft getoond in het uiterste geval de namen aan de voorzieningenrechter kenbaar te maken, acht de voorzieningrechter de onderbouwing van het artikel mede door middel van deze bronnen voldoende. De voorzieningenrechter overweegt hierbij ten overvloede dat een bevel de bron te onthullen de waakhondrol van de pers kan ondermijnen en het vermogen van de pers om nauwkeurige en betrouwbare informatie te verschaffen negatief kan beïnvloeden. Een dergelijk bevel zal derhalve slechts in uitzonderingssituaties kunnen worden gegeven.
11. Op grond van het hiervoor overwogene is de voorzieningenrechter van voorshands oordeel dat eisers door publicatie van het voorgenomen artikel niet worden geschaad in hun belang om niet blootgesteld te worden aan lichtvaardige verdachtmakingen. Dat publicatie van het voorgenomen artikel schade voor eisers, haar investeerders en haar werknemers meebrengt is voorts niet voldoende om het handelen van Tubantia als onrechtmatig aan te merken. Nu ook niet gebleken is dat het artikel in onnodig grievende, insinuerende of kwaadaardige vorm is gegoten, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het gevorderde publicatieverbod dient te worden afgewezen. De voorzieningenrechter merkt hierbij nog op dat thans geen sprake is van een strafrechtelijk onderzoek naar eisers, zodat uit hoofde daarvan tevens geen belemmering bestaat namen te publiceren. De voorzieningenrechter ziet gelet op het hiervoor overwogene daarnaast geen aanleiding de subsidiair en meer subsidiair gevorderde voorzieningen toe te wijzen.
12. Eisers dienen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding te worden veroordeeld.
De beslissing
De beslissing, zoals reeds gegeven in het vonnis van 29 april 2005, luidde als volgt:
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vorderingen af.
II. Veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Tubantia begroot op € 244,= aan verschotten en € 826,= aan salaris van de procureur.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2005, in tegenwoordigheid van de griffier
Dit vonnis, houdende de nadere motivering van het vonnis van 29 april 2005, is gewezen te Almelo, door mr. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.