ECLI:NL:RBALM:2005:AT7393
Rechtbank Almelo
- Kort geding
- mr. Inden
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontruiming van gezamenlijk gehuurde woning na beëindiging relatie
In deze zaak vordert de vrouw, eiseres, ontruiming van de gezamenlijk gehuurde woning door de man, gedaagde, na de beëindiging van hun relatie. Partijen hebben een dochter van vier jaar en hebben ruim zeven jaar een affectieve relatie gehad. Na de beëindiging van de relatie in september 2004, woonden zij nog samen in de woning, waarbij de man de bovenverdieping en de vrouw met de dochter de benedenverdieping gebruikten. De huurovereenkomst staat op naam van beide partijen en de vrouw heeft de man gesommeerd de woning te verlaten. De man heeft echter aangegeven dat hij niet in staat is om binnen de gestelde termijn een andere woning te vinden en dat hij de situatie met de vrouw wil bespreken.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw toegewezen, maar met inachtneming van de omstandigheden, zoals de krapte op de woningmarkt, een termijn van twee maanden voor de man vastgesteld om de woning te verlaten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, gezien de onhoudbare situatie in de woning en de zorg voor hun dochter. De man heeft weliswaar ook belangen, maar het belang van de vrouw weegt zwaarder, vooral omdat zij de primaire zorg voor het kind heeft. De vordering om de man te veroordelen zich per direct uit te schrijven bij de gemeente is afgewezen, omdat de voorzieningenrechter een termijn van twee maanden redelijk acht. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat ieder de eigen kosten draagt.