ECLI:NL:RBALM:2005:AU0190

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
27 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
72288 / KG ZA 05-182
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Drewes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot straat- en contactverbod in kort geding na echtscheiding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een vordering in kort geding ingediend tegen de man, gedaagde, met het verzoek om een straat- en contactverbod op te leggen. De vrouw en de man zijn gehuwd geweest en hebben samen twee minderjarige kinderen. Na hun echtscheiding is er een omgangsregeling getroffen, maar de vrouw stelt dat de man deze niet altijd naleeft en haar in het verleden heeft bedreigd. De vrouw vreest voor haar veiligheid en die van de kinderen, vooral na een recente ontmoeting met de man in een winkelcentrum.

Tijdens de zitting op 20 juli 2005 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man na zijn strafrechtelijke veroordeling niet in de buurt van de vrouw is geweest en dat er geen recente bedreigingen zijn geweest. De vrouw heeft geen bewijs kunnen leveren dat de man zich op dit moment zodanig gedraagt dat een straat- en contactverbod gerechtvaardigd zou zijn. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de vordering van de vrouw niet kan worden toegewezen, omdat het gedrag van de man op dit moment niet zodanig is dat het een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw rechtvaardigt.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw afgewezen en haar in de kosten van het geding veroordeeld. Wel heeft de rechter opgemerkt dat de beslissing geen vrijbrief mag zijn voor de man om de vrouw tegen haar wil op te zoeken. De man dient zich te houden aan de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden van de reclassering. Het vonnis is uitgesproken op 27 juli 2005 door mr. Drewes, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 72288 / KG ZA 05-182
datum vonnis: 27 juli 2005 (ha)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de vrouw,
eiseres,
procureur: mr. R. Kaya,
tegen
de man,
gedaagde,
procureur: mr. J. Ruarus.
Het procesverloop
De vrouw heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 20 juli 2005. Ter zitting zijn verschenen: de vrouw vergezeld door mr. Kaya en de man vergezeld door mr. Ruarus.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vonnis verzocht.
Over het geschil van partijen en de gronden van de beslissing
1. Tussen partijen staat vast dat zij op (datum) te (plaats) met elkaar zijn gehuwd en dat bij beschikking van deze rechtbank van (datum) de echtscheiding tussen hen is uitgesproken. Partijen zijn de ouders van twee thans nog minderjarige kinderen. Na de echtscheiding zijn de kinderen bij de vrouw gebleven en in onderling overleg werd een omgangsregeling met de man voor hen getroffen. De kinderen zijn bij beschikking van deze rechtbank van (datum) onder toezicht gesteld. De gezinsvoogdes heeft schriftelijke aanwijzingen gegeven, onder meer dat de man geen contact met kinderen mag opnemen.
Voorts is komen vast te staan dat de man vanwege stalken bij onherroepelijk geworden vonnis van (datum) werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde -kort gezegd- dat hij zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, hem te geven door of namens de reclassering in het arrondissement Almelo.
2. De vrouw heeft gevorderd dat gedaagde wordt verboden contact met haar of met de minderjarige kinderen te zoeken en hem te verbieden zich te bevinden in en nabij de straat waarin de vrouw woont. De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
3. De vraag waar de voorzieningenrechter zich over moet buigen is of het gedrag van de man op dit moment zodanig is dat dit een vergaande maatregel als een straat- en contactverbod rechtvaardigt. Voorshands heeft de voorzieningenrechter die overtuiging niet gekregen en hij overweegt daartoe het volgende:
Door de vrouw wordt in de dagvaarding gesteld, kort samengevat, dat de man de omgangs-regeling niet altijd goed is nagekomen en dat de man haar in het verleden meermalen heeft bedreigd haar iets aan te doen wanneer zij geen gevolg aan zijn wensen zou geven. Een verhuizing van de vrouw naar (plaats) heeft daarin geen verandering gebracht. Zij heeft om dat aan te tonen een ongedateerde van de man afkomstige brief overgelegd. Op advies van de gezinsvoogdes en de wijkagent heeft de vrouw de omgangsregeling stop gezet. De vrouw vreest dat de man niet zal ophouden haar op te zoeken en haar opnieuw zal bedreigen.
Ter zitting heeft de vrouw hier aan toegevoegd dat zij en de kinderen de man recentelijk hebben gezien in het winkelcentrum in haar buurt en dat zij hiervan aangifte heeft gedaan. De officier van justitie heeft hierin aanleiding gezien wijziging van de bijzondere voorwaarde te vorderen, in die zin dat alsnog een straat- en contactverbod als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd.
Op daartoe gestelde vragen van de voorzieningenrechter heeft de vrouw tijdens de mondelinge behandeling geantwoord dat het ongeveer in april 2005 geweest moet zijn dat zij en de kinderen de man in de omgeving van het winkelcentrum hebben gezien. De man reed toen in zijn auto en betrokkenen hebben elkaar niet gesproken. De man is na de strafrechtelijke veroordeling niet aan haar deur geweest en evenmin heeft hij haar met mishandeling gedreigd of op andere wijze haar en de kinderen lastig gevallen. Ook is opmerkelijk dat de -advocaat van- vrouw van de gezinsvoogdes heeft vernomen dat de man het laat afweten. Zo is de man op een jongstleden gehouden zitting tot voortzetting van de ondertoezichtstelling niet verschenen. Hij heeft zijn kinderen al jaren niet meer gezien en hij kijkt niet naar zijn kinderen om.
Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding is overigens gebleken, zo blijkt uit de door de man overgelegde beschikking van 5 juli 2005, dat de politierechter in deze rechtbank geen termen aanwezig heeft gevonden om de bijzondere voorwaarde, zoals door de officier van justitie gevorderd, te wijzigen.
4. Een straatverbod maakt inbreuk op het fundamentele recht van de man op bewegingsvrijheid. Met het toewijzen van een dergelijk verbod dient dus zorgvuldig te worden omgegaan. De stelling van de vrouw dat zij de aanwezigheid van de man in het winkelcentrum als bedreigend heeft ervaren en dat zij de inhoud van de door haar in geding gebrachte ongedateerde brief van de man als bedreiging ervaart, rechtvaardigen niet een straatverbod. Evenmin rechtvaardigt een dergelijke beslissing in kort geding de omstandigheid dat de wijkagent ervan is uitgegaan, zo is door de vrouw gesteld, dat de vordering tot wijziging van de bijzondere voorwaarde zou worden toegewezen. Bovendien wordt op geen enkele wijze onderbouwd of is anderszins komen vast te staan dat de man zich thans zodanig gedraagt dat dit voor de vrouw een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer en vrijheid van beweging betekenen.
De slotsom dient dan ook afwijzing van de vordering van de vrouw te zijn. De vrouw wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding veroordeeld.
5. De voorzieningenrechter merkt echter nog wel op dat de beslissing in dit geding voor de man geen vrijbrief mag zijn om de vrouw tegen haar wens op te zoeken of anderszins te benaderen en inbreuk te maken haar persoonlijke levenssfeer, anders dan in overleg met de hulpverlenende instanties. Het is dan ook verstandig als de man zich aan de hem bij vonnis van 16 september 2004 gegeven bijzondere voorwaarde houdt en zal houden.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
1. Wijst de vordering af.
2. Houdt de beslissing omtrent de hoogte van de kostenveroordeling aan, in afwachting van een door de vrouw over te leggen toevoeging.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Drewes, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juli 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.