RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 72136 / KG ZA 05-177
datum vonnis: 20 juli 2005 (mk)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [Woonplaats],
eiseres,
verder te noemen [Eiseres],
procureur: mr. E.M.M. van de Loo,
advocaat: mr. E.J. Kars te Rotterdam,
1. de coöperatieve vereniging
Coöperatieve Rabobank Holten-Markelo UA,
gevestigd te Holten,
gedaagde, verder te noemen de Rabobank,
procureur: mr. G.G. Vermeulen,
advocaat: mr. M.J. Muller te Utrecht,
2. de naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
N.V. Interpolis Schade,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde, verder te noemen Interpolis,
procureur: mr. E.M.M. van de Loo,
advocaat: mr. R.F.L.M. van Dooren te Eindhoven.
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 11 juli 2005. Ter zitting zijn verschenen: [Eiseres] vergezeld door mr. Kars, de heer [Accountmanager], accountmanager bij de Rabobank, vergezeld door mr. Muller en mevrouw [Juridisch adviseur], juridisch adviseur bij Interpolis, vergezeld door mr. Van Dooren. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
[Eiseres] voerde samen met haar echtgenoot een bedrijf onder de naam Gepa Automobielen B.V., verder Gepa te noemen.
Gepa hield zich bezig met de aan- en verkoop en herstel van touringcars en personenauto’s. In 1997 heeft [Eiseres] [Autobedrijf BV], handelend onder de naam Ned-Trade, opgericht. Zij heeft in eigen beheer een bedrijfshal gebouwd aan het adres [Adres] en op 27 december 2000 heeft zij via de Rabobank als assurantietussenpersoon een opstalverzekering afgesloten voor deze bedrijfshal bij Interpolis, laatstelijk voor een verzekerd bedrag van € 1.408.400,--. In de polis van 15 juni 2001 en de prolongatiepolissen van 14 mei 2002, 20 september 2002, 28 april 2003 en 27 april 2004 is telkens de volgende leegstandclausule opgenomen:
“Buiten gebruik of leegstaand
Zodra het gebouw voor bedrijfsdoeleinden in gebruik wordt genomen, dient de maatschappij hiervan onmiddellijk in kennis gesteld te worden om het risico opnieuw te beoordelen en eventueel premie en/of voorwaarden te herzien.”.
Op 12 november 2004 is tijdens dakdekwerkzaamheden brand ontstaan in het dak van de bedrijfshal waardoor deze volledig is afgebrand. Interpolis weigert de schade te vergoeden, omdat zij – kort gezegd – niet op de hoogte is gesteld van de ingebruikname van de bedrijfshal en van de bedrijfsactiviteiten die in de hal werden uitgevoerd.
2. [Eiseres] vordert – uitvoerbaar bij voorraad – om de Rabobank te veroordelen, bij wijze van voorschot op de schade die [Eiseres] lijdt, tot betaling van een bedrag van € 1.350.000,--, althans enig bedrag in goede justitie te bepalen.
Voorwaardelijke vordering Interpolis
Voor het geval de Rabobank mocht aantonen dat Interpolis gehouden is dekking te verlenen en dat de Rabobank daarom niet gehouden is [Eiseres] de geleden schade (geheel) te vergoeden, vordert [Eiseres] Interpolis te veroordelen, al dan niet bij wijze van voorschot, tot betaling van een bedrag van € 1.350.000,--.
[Eiseres] stelt – kort samengevat – het volgende.
De Rabobank heeft in haar hoedanigheid van professioneel assurantietussenpersoon de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. Dit op grond van het bepaalde in artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek (BW). Van een assurantietussenpersoon mag worden verwacht dat hij, naast het daadwerkelijk (bemiddelen bij het) sluiten van de verzekering, de verzekeringnemer tevens dient te adviseren voor, bij en na het tot stand komen van de verzekering. [Eiseres] beroept zich hierbij op jurisprudentie van de Hoge Raad.
Volgens [Eiseres] heeft de Rabobank haar zorgplicht toerekenbaar geschonden door:
? Interpolis voorafgaand aan het sluiten van de verzekering onvoldoende informatie te verschaffen, waardoor Interpolis klaarblijkelijk niet heeft geweten dat de bedrijfshal al in gebruik was genomen;
? [Eiseres] direct na het sluiten van de verzekering niet te wijzen op de in de polis opgenomen leegstandclausule en de noodzaak Interpolis direct te informeren zodra de bedrijfshal in gebruik genomen zou worden;
? gedurende de vier jaren van de looptijd van de verzekering nooit navraag te doen bij [Eiseres] of de bedrijfshal al in gebruik genomen was, laat staan Interpolis te informeren dat dit het geval was.
Volgens [Eiseres] was Rabobank ervan op de hoogte dat de bedrijfshal al in 1999 incidenteel in gebruik is genomen door Gepa voor het stallen van ingekochte voertuigen.
Vanaf de zomer van 2000 is ook Ned-Trade de bedrijfshal gaan gebruiken. Ned-Trade huurde de bedrijfshal van [Eiseres]. Volgens [Eiseres] was de Rabobank van de ingebruikname van de bedrijfshal op de hoogte, althans had zij hiervan op de hoogte kunnen zijn. Zij voert ter onderbouwing van deze stelling een groot aantal feiten en omstandigheden aan die zeer uitvoerig in de dagvaarding staan beschreven.
Door de schending van de zorgplicht lijdt [Eiseres] de volgende schade:
? de kosten van herstel van de bedrijfshal. De herbouwwaarde van de bedrijfshal is op
19 februari 2002 getaxeerd op € 1.295.000,--. De werkelijke kosten van herbouw zullen naar alle waarschijnlijkheid hoger zijn;
? de gederfde huursom van € 55.000,-- per jaar. Ned-Trade huurt de bedrijfshal van [Eiseres]. Zolang de bedrijfshal niet is hersteld derft [Eiseres] huurinkomsten;
? expertisekosten.
Bij wijze van voorschot vordert [Eiseres] een bedrag van € 1.350.000,--.
3. De Rabobank heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering onder aanvoering van de volgende – kort weergegeven – weren.
? Dit geschil leent zich niet voor behandeling in kort geding.
? [Eiseres] heeft geen spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering. De enkele omstandigheid dat [Eiseres] over onvoldoende vermogen beschikt om de hal te herbouwen, verschaft [Eiseres] niet een zodanig spoedeisend belang dat haar belang moet prevaleren boven de belangen van de Rabobank om in een bodemprocedure alle relevante feiten en omstandigheden evenals het antwoord op de aansprakelijkheidsvraag in rechte vastgesteld te krijgen.
? Er is sprake van een restitutierisico, omdat van herbouw van de bedrijfshal geen sprake zal zijn. De vordering die [Eiseres] stelt te hebben op de Rabobank dan wel Interpolis zijn verpand aan de SNS Bank. Hierdoor zal de SNS Bank elke betaling onmiddellijk verrekenen met haar vordering op [Eiseres]. De Rabobank verzoekt de voorzieningenrechter daarom een eventuele toewijzing van de vordering niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren dan wel daaraan de voorwaarde te verbinden dat [Eiseres] zekerheid stelt.
? De Rabobank betwist dat zij ervan op de hoogte was dat de bedrijfshal bedrijfsmatig in gebruik was. In de periode tot eind 2002 is de heer [Accountmanager] meerdere malen in de bedrijfshal geweest. Hij heeft telkens geconstateerd dat de bedrijfshal nog niet afgebouwd was en zeker niet in gebruik was. Ook de heer [...] van de HDS Groep die in februari 2002 de bedrijfshal heeft bezocht, heeft toen geen bedrijfsactiviteiten waargenomen. De Rabobank is pas na de brand op de hoogte gebracht van de ingebruikname van de bedrijfshal.
? De Rabobank fungeerde sinds december 2002 niet meer als assurantietussenpersoon voor [Eiseres]. SNS Assurantiën en [Assurantiekantoor BV], verder [Assurantiekantoor] te noemen, hebben die taak van de Rabobank overgenomen.
? De primaire verplichting tot controle op juistheid van de polissen ligt bij [Eiseres]. Bovendien werd [Eiseres] sinds 2001 bijgestaan door [Assurantiekantoor]. Dat [Eiseres] de leegstandclausule telkens over het hoofd heeft gezien maakt de Rabobank niet aansprakelijk.
? Uit stellingen van [Eiseres] blijkt dat zij in 2003 een gesprek heeft gehad met de heer […] van [Assurantiekantoor] en dat tijdens dat gesprek de leegstandclausule aan de orde is geweest. [Eiseres] wist toen van de clausule en daarmee staat vast dat zij gezwegen heeft waar spreken plicht was.
? Zelfs al zou [Eiseres] de juiste verzekerde hoedanigheid van het bedrijfspand tijdig aan Interpolis hebben doorgegeven, dan nog zou Interpolis geen dekking hoeven te verlenen. Gelet op de inhoud van het rapport van Q-risk is het nog maar zeer de vraag of Interpolis dekking zou hebben verleend.
? [Eiseres] had (de verzekeraar van) Soweco dan wel (van) de dakdekkers aansprakelijk moeten stellen waarbij van belang is of de dakdekkers de werkzaamheden in opdracht van Soweco hebben verricht dan wel in eigen naam.
? Het vereiste causale verband tussen de Rabobank verweten gedragingen en de gestelde schade ontbreekt.
4. Interpolis stelt – glashelder – dat de voorwaarde voor het instellen van de vordering tegen Interpolis niet is vervuld, waardoor de voorwaardelijke vordering moet worden afgewezen. Zij verzoekt een veroordeling van [Eiseres] in de kosten die zij heeft gemaakt.
5. [Eiseres] erkent dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat de voorzieningenrechter de vordering tegen Interpolis afwijst.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [Eiseres] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de Rabobank haar zorgplicht als professioneel assurantietussenpersoon heeft geschonden. Van belang hierbij acht de voorzieningenrechter het arrest van de Hoge Raad van 10 januari 2003, NJ 2003, 375. In dit arrest gaat de Hoge Raad in op de zorgplicht van een tussenpersoon gedurende de looptijd van het verzekeringscontract. Uit dit arrest volgt dat een assurantietussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Tot deze taak behoort in beginsel ook dat – kort gezegd – de assurantietussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen kunnen hebben. Dit brengt mee dat hij erop toeziet dat door of namens de verzekeringnemer aan de verzekeraar tijdig alle mededelingen worden gedaan waarvan hij, als redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon, behoort te begrijpen dat die de verzekeraar ervan zullen (kunnen) weerhouden om, voorzover in deze zaak van belang, een beroep te doen op het vervallen van het recht op schadevergoeding wegens de niet-nakoming van de in de polisvoorwaarden opgenomen mededelingsplicht ter zake van risicoverzwarende omstandigheden. Daarbij gaat het om feiten en omstandigheden die aan de assurantietussenpersoon bekend zijn of die hem redelijkerwijs bekend behoorden te zijn. Bij dit laatste geldt dat indien de tussenpersoon met betrekking tot een hem bekende omstandigheid die mogelijkheid tot een beroep op risicoverzwaring aanleiding kan geven, niet over voldoende gegevens beschikt of niet ervan mag uitgaan dat de gegevens waarover hij beschikt nog volledig en juist zijn, hij daarnaar bij zijn cliënt dient te informeren.
7. De Rabobank heeft ter zitting verklaard dat [Eiseres] in het voorjaar van 2001 meerdere keren contact met haar heeft gehad en dat [Eiseres] tijdens een van die contacten heeft verteld dat de bedrijfshal naar verwachting in mei 2001 gereed zou zijn. [Eiseres] heeft toen ook medegedeeld dat, zodra de bedrijfshal gereed zou zijn, zij het voornemen had een deel van de hal zelf te gaan gebruiken en een deel te gaan verhuren aan Ned-Trade. Door deze mededeling was de Rabobank ermee bekend, althans had zij er redelijkerwijs mee bekend behoren te zijn dat de bedrijfshal op 1 mei 2001 dan wel niet al te lang daarna gereed zou zijn en in gebruik zou worden genomen.
Van de Rabobank mocht worden verwacht dat zij vanaf het moment van de mededeling van [Eiseres] over de ingebruikname regelmatig bij [Eiseres] zou informeren of zij de bedrijfshal al daadwerkelijk in gebruik had genomen. Zij had er vervolgens op moeten toezien dat door of namens [Eiseres] aan Interpolis tijdig de mededeling van de ingebruikname van de bedrijfshal werd gedaan. De Rabobank stelt dat zij eerst na de brand op de hoogte was van de ingebruikname. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de Rabobank na de mededeling van [Eiseres] dat de bedrijfshal waarschijnlijk op 1 mei 2001 in gebruik zou worden genomen, nooit bij [Eiseres] heeft geïnformeerd naar ingebruikname van de bedrijfshal. Op grond van de geldende en hiervoor weergegeven jurisprudentie had dit wel van de Rabobank als redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon mogen worden verwacht. Door dit niet te doen heeft de Rabobank haar zorgplicht toerekenbaar geschonden en wel zodanig dat zij hierdoor aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die [Eiseres] lijdt.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de stelling van de Rabobank dat zij sinds december 2002 niet langer als assurantietussenpersoon voor [Eiseres] fungeert, omdat – indien juist – de schending van de zorgplicht hierdoor niet minder verwijtbaar wordt. Bovendien betwist [Eiseres] deze stelling. Zij stelt dat zij haar verzekeringen in december 2002 heeft ondergebracht bij de SNS Bank met uitzondering van de opstalverzekering bij Interpolis. Dit omdat deze verzekering toen nog niet kon worden opgezegd. Deze verzekering bleef via de Rabobank lopen. De voorzieningenrechter gaat ook voorbij aan de stelling van de Rabobank dat [Assurantiekantoor BV] in 2003 met [Eiseres] over de leegstandclausule heeft gesproken. Het gesprek waar de Rabobank op doelt, heeft op 15 november 2004 en dus na de brand plaatsgehad.
8. De vraag of Interpolis dekking zou hebben verleend als de ingebruikname wel zou zijn doorgegeven acht de voorzieningenrechter niet relevant voor de beoordeling van de zorgplicht van de Rabobank en kan onbeantwoord blijven. De stelling van de Rabobank dat [Eiseres] de (verzekeraars van) de dakdekkers aansprakelijk had moeten stellen, acht de voorzieningenrechter evenmin relevant. Het is een keuze van [Eiseres] om te bepalen wie zij in rechte wenst aan te spreken voor de schade die zij stelt te lijden.
9. Gelet op dit alles acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat [Eiseres] een vordering op de Rabobank heeft. Van een spoedeisend belang aan de zijde van [Eiseres] is voldoende gebleken. Het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de schuldenaar in beginsel geen aanspraak heeft op uitstel van het verrichten van zijn prestatie. De schuldeiser hoeft geen uitstel van betaling te dulden. Artikel 6:38 BW verwacht van de schuldenaar dat hij “terstond” ofwel ten spoedigste aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. Daarmee is de spoedeisendheid van de vordering tot betaling van een geldsom in kort geding gegeven. Bovendien beschikt [Eiseres] niet over vermogen om zelf tot herbouw van de bedrijfshal over te gaan. De hoogte van het gevorderde voorschot komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor.
10. Ook het restitutierisico dat de Rabobank stelt te lopen door de vestiging van het pandrecht van de SNS Bank rechtvaardigt naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter geen opschorting van haar betalingsverplichting. [Eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij met de SNS Bank is overeengekomen dat een eventuele schade-uitkering zal worden aangewend voor de herbouw van de bedrijfshal.
De opnieuw te bouwen bedrijfshal biedt voldoende zekerheid tot verhaal indien in hoger beroep of in een bodemprocedure zou komen vast te staan dat de Rabobank haar zorgplicht niet heeft geschonden. Het restitutierisico is hierdoor tot een minimum beperkt. De vordering van de Rabobank tot zekerheidsstelling wordt daarom afgewezen.
11. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
12. De Rabobank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van [Eiseres] worden veroordeeld.
13. Omdat de vordering tegen Interpolis wordt afgewezen, zal [Eiseres] in de kosten van Interpolis worden veroordeeld.
I. Veroordeelt de Rabobank tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [Eiseres] als voorschot op de door haar geleden en nog te lijden schade te voldoen een bedrag groot
€ 1.350.000,-- (zegge: eenmiljoendriehonderdvijftigduizend euro).
II. Veroordeelt de Rabobank in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Eiseres] begroot op € 4.649,18 aan verschotten en € 1.632,-- aan salaris van de procureur.
III. Veroordeelt [Eiseres] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Interpolis begroot op € 244,-- aan verschotten en € 527,-- aan salaris van de procureur.
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. H.J. Inden, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2005, in tegenwoordigheid van G.M. Keupink griffier.