ECLI:NL:RBALM:2005:AU4505

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
12 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04 / 985 WOB AG1 A
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fictieve weigering van de Belastingdienst om te beslissen op verzoek om informatie met betrekking tot taxatie van zomerhuisjes

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van vier zomerhuisjes, de Belastingdienst verzocht om informatie ter voorbereiding op een taxatie. Het verzoek omvatte onder andere een brochure over de wettelijke positie en verantwoordelijkheden van de afdeling waarde-onderzoek en een organisatieschema. De Belastingdienst heeft echter niet tijdig op het verzoek beslist, wat heeft geleid tot een fictieve weigering. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn op het bezwaarschrift van eiser heeft beslist. De rechtbank oordeelt dat de fictieve weigering van de Belastingdienst onterecht is en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de Belastingdienst op om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing op het bezwaar van eiser te nemen. Tevens wordt de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 112,98 worden vastgesteld, en moet het griffierecht van € 136,00 worden vergoed. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Almelo op 12 oktober 2005.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 04 / 985 WOB AG1 A
uitspraak van de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 8:54 Algemene wet bestuursrecht d.d.
in het geschil tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats], eiser,
en
De Staatssecretaris van Financiën, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
De met een besluit gelijk te stellen fictieve weigering van verweerder om te beslissen op eisers bezwaarschrift d.d. 9 augustus 2004.
2. De feiten en het verloop van de procedure
De Belastingdienst Randmeren, kantoor Zwolle (hierna: Belastingdienst) heeft eiser bij brief van 25 mei 2004 bericht dat in verband met diens aangifte vermogensbelasting 1999 op 8 juni 2004 een taxatie zal plaatsvinden van zijn vier zomerhuisjes te [plaats].
Bij brief van 26 mei 2004 heeft eiser de Belastingdienst - ter voorbereiding op deze taxatie - om informatie verzocht, zoals de brochure waarin de wettelijke positie, de taken, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de afdeling waarde-onderzoek helder en duidelijk (voor elke burger) staan beschreven alsmede het organisatieschema waarin de positie en functie en van die van door de Belastingdienst genoemde R. Bos staat vermeld. Dit verzoek is gerappelleerd bij brief van 3 juni 2004.
Bij brief van 7 juni 2004 heeft eiser de Belastingdienst bericht dat de aangekondigde taxatie vanwege omstandigheden geen doorgang kan vinden. Hij vraagt de Belastingdienst om dit aan hem te bevestigen.
Bij brief van 9 juni 2004 heeft de Belastingdienst eiser een afschrift van de taxatieopdracht verstrekt en aangegeven dat de taxateurs M. Nieuwenhuis en R. Bos in een register voor vastgoedtaxateurs zijn ingeschreven. Tevens deelde de Belastingdienst mee dat inmiddels een buitenopname had plaatsgevonden en dat eiser een afschrift van deze taxatie zou ontvangen.
Als reactie op deze brief heeft eiser de Belastingdienst bij brief van 21 juni 2004 bericht dat diens verzoek om informatie d.d. 25 mei 2004 hiermee onvolledig is afgehandeld en dat hij alsnog de ontbrekende informatie wilde ontvangen. Naar aanleiding van het bij de brief van 9 juni 2004 door de Belastingdienst gevoegde Verzoek om een taxatieverslag specificeert eiser vervolgens in zijn brief van 21 juni 2005 de door hem verlangde informatie.
Bij brief van 23 juni 2004 heeft de Belastingdienst eiser een afschrift gezonden van het taxatierapport alsmede de daarbij behorende stukken inzake de taxatie van eisers zomerhuisjes te Enschede. De Belastingdienst merkt op dat deze informatie ter kennisneming en informatie werd toegezonden en dat bezwaar of beroep niet mogelijk is.
Bij brief van 2 juli 2004 heeft de Belastingdienst eiser naar aanleiding van diens fax d.d. 21 juni 2004, gerappelleerd per fax d.d. 30 juni 2004, bericht dat de door hem gevraagde zaken niet voor hem ter inzage zijn dan wel niet bestaan. In het geval eiser het met de inhoud van het taxatieverslag niet eens is, kan hij eventueel beroep instellen tegen de uitspraken op bezwaar die recentelijk zijn gedaan inzake de bezwaarschriften vermogensbelasting 1999 en 2000 ten name van eisers echtgenote. De Belastingdienst deelt eiser tenslotte mee dat dus niet aan het gevraagde in diens fax kan en zal worden voldaan.
Bij brief van 7 juli 2004 heeft eiser een (aanvullend) verzoek om informatie bij de Belastingdienst ingediend. Dit verzoek is gerappelleerd bij brieven van 16, 23 en 30 juli en 2 augustus 2004.
Bij brief van 9 augustus 2004 heeft eiser een bezwaarschrift bij de Belastingdienst ingediend tegen de fictieve weigering om de gevraagde informatie aan hem te verstrekken.
Bij brief van 6 oktober 2004 heeft eiser een beroepschrift bij de rechtbank ingediend tegen de fictieve weigering van verweerder om de gevraagde informatie te verstrekken.
Verweerder heeft op 3 november 2004 een verweerschrift in het geding gebracht.
Eiser heeft bij brief van 2 maart 2005 een aantal verzoeken bij de rechtbank ingediend.
Bij brief van 7 maart 2005 heeft de rechtbank eiser met betrekking tot deze verzoeken bericht.
Bij brief van 8 maart 2005 heeft eiser op deze brief gereageerd.
Verweerder heeft bij brief van 10 maart 2005 op eisers brief van 7 maart 2005 gereageerd.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 21 juli 2005, waar eiser is verschenen, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. A.M.L. Hesselink, werkzaam bij Belastingdienst Oost te Enschede.
De rechtbank heeft het onderzoek bij beslissing van 26 juli 2005 heropend en verweerder een aantal vragen gesteld.
Bij brief van 10 augustus 2005 heeft eiser een nader stuk in het geding gebracht.
Bij brief van 17 augustus 2005 heeft verweerder op deze vragen geantwoord.
Bij brief van 19 september 2005 heeft eiser op deze brief van verweerder gereageerd.
3. Overwegingen
In geschil is de vraag of de met een besluit gelijk te stellen fictieve weigering van verweerder om te beslissen op eisers bezwaarschrift d.d. 9 augustus 2004 in rechte in stand kan blijven.
De rechtbank heeft allereerst beoordeeld of zij bevoegd is het onderhavige beroep te behandelen. Artikel 8:7 lid 2 Awb luidt als volgt: Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit van een ander bestuursorgaan (dan genoemd in lid 1, zoals provincie, gemeente, waterschap of regio, etc) is de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats in Nederland heeft bevoegd. Gelet op de woonplaats van eiser acht de rechtbank zich in casu bevoegd.
De rechtbank stelt vast dat eiser 3 verzoeken om informatie bij verweerder heeft ingediend:
1. Verzoek om informatie d.d. 26 mei 2004
De rechtbank stelt vast dat eiser bij fax d.d. 26 mei 2004 bij de Belastingdienst de volgende informatie heeft gevraagd:
- afschrift van het verzoek namens de Belastingdienst Oost/filiaal Enschede en alle andere daarop direct of indirect betrekking hebbende correspondentie in welke vorm dan ook tussen uw afdeling en voornoemde Belastingdienst Oost vice versa;
- de brochure waarin de wettelijke positie, de taken, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van uw afdeling beschreven staan;
- het organisatieschema van de eenheid Randmeren dan wel de afdeling waardetaxatie;
- opgave van de volledig rechtsgeldig door de taxateurs verkregen titulatuur en genoten opleidingen.
Beslissing op het verzoek d.d. 9 juni 2004
Verweerder heeft bij brief van 9 juni 2004 naar aanleiding van eisers verzoek d.d. 26 mei 2004 de gevraagde taxatieopdracht verstrekt en bericht dat de heren Nieuwenhuis en Bos als taxateur zijn ingeschreven bij de Stichting Register Taxateurs O.Z. te Rotterdam. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee impliciet besloten op eisers verzoek van 26 mei 2005. Tevens heeft verweerder aldus eisers verzoek deels geweigerd, onder andere voor zover het betreft de gevraagde brochure met betrekking tot de afdeling waarde-onderzoek.
2. Verzoek om informatie d.d. 21 juni 2004
Bij fax d.d. 21 juni 2004 heeft hij als reactie op de beslissing van 9 juni 2004 verder nog gevraagd om:
- “het bezwaarschrift en overige stukken conform afspraak” bij het taxatieverzoek toegezonden;
- specificatie of nota’s inzake kosten van onderhoud;
- schriftelijk verslag van de voorbespreking tussen inspecteur en taxateur.
Beslissing op het verzoek d.d. 2 juli 2004
Verweerder heeft bij brief van 2 juli 2004 gereageerd op eisers verzoek d.d. 21 juni 2004 en hem bericht dat het betreffende taxatieverslag aan hem is toegezonden en dat eiser in het geval hij het met de inhoud daarvan niet eens is dat kenbaar kan maken in de beroepsprocedures met betrekking tot de uitspraken op bezwaar in het kader van de vermogensbelasting 1999 en 2000. Verweerder deelt hem tenslotte mee dat hij dan ook niet aan het verzoek van eiser zal voldoen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee op eisers verzoek van 21 juni 2004 besloten en geweigerd om de gevraagde informatie te verstreken.
3. Verzoek om informatie d.d. 7 juli 2004
Bij fax d.d. 7 juli 2004 heeft eiser verzocht om:
- specificatie van de berekening van de waarde in het economisch verkeer op de toegepaste grondslagen, voor elk van de vier zomerhuisjes voor elke aangegeven peildatum;
- de kleurenfoto’s van de objecten;
- stukken waaruit blijkt dat zich op het perceel […] een gebouw/bouwwerk bevindt;
- stukken waaruit de juistheid van de verklaring “geen permanente verhuur” blijkt.
Verweerder heeft niet op dit verzoek beslist.
Bezwaarschrift d.d. 9 augustus 2004
Bij brief van 9 augustus 2004 heeft eiser een bezwaarschrift bij de Belastingdienst ingediend tegen de fictieve weigering om de gevraagde informatie aan hem te verstrekken.
Beroepschrift d.d. 6 oktober 2004
Bij brief van 6 oktober 2004 heeft eiser beroep ingesteld tegen de fictieve weigering van verweerder om op diens verzoek informatie te verstrekken.
Overwegingen van de rechtbank
Ter zitting is zijdens verweerder gesteld dat hij niet voornemens is een beslissing op eisers bezwaarschrift te nemen, omdat volgens hem sprake is van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 6:3 Awb. Eiser heeft namelijk – zo stelt verweerder – informatie gevraagd in het kader van de procedure ter voorbereiding van uitspraken op diens bezwaren tegen de aanslagen vermogensbelasting. Tegen dergelijke handelingen kan eiser geen bezwaar maken en ook geen beroep instellen. Om deze reden meent verweerder niet op het bezwaar te hoeven beslissen.
Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat hij de gevraagde informatie aan eiser heeft verstrekt. Voor zover verweerder de gevraagde informatie niet heeft verstrekt, ligt daaraan de geheimhoudingsplicht ex artikel 67 AWR ten grondslag.
De rechtbank acht verweerders standpunt onjuist en overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 7:10 Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift. Ingevolge het derde lid kan het bestuursorgaan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
De rechtbank stelt in dit verband vast dat verweerder niet op eisers bezwaarschrift van 9 augustus 2004 heeft beslist. Reeds hierom acht de rechtbank eisers beroep, dat zich richt tegen het niet tijdig beslissen op dit bezwaarschrift, gegrond.
Nu het besluit kennelijk onjuist moet worden geacht, vindt de rechtbank aanleiding om het onderzoek te sluiten en het beroep met toepassing van het bepaalde in artikel 8:54, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht gegrond te verklaren.
De rechtbank ziet in het onderhavige geval aanleiding om in het onderhavige geval toepassing te geven aan artikel 8:72, vijfde lid van de Awb. In verband hiermee zal verweerder worden opgedragen om uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak de beslissing op eisers bezwaarschrift aan eiser bekend te maken.
Op grond van het vorenoverwogene acht de rechtbank het, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, billijk verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep, zijnde de reiskosten ad € 6,80 en de verletkosten ad € 106,18 (2 uren x € 53,09).
Beslist wordt derhalve als volgt.
4. Beslissing
De Rechtbank Almelo,
Recht doende:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden (fictieve) besluit;
- draagt verweerder op om uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak de beslissing op bezwaar aan eiser bekend te maken;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 112,98 door verweerder te betalen aan eiser;
- verstaat dat verweerder aan eiser het griffierecht ad € 136,00, vergoedt.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Aldus gegeven door mr. M.L.J. Koopmans, in tegenwoordigheid van mr. G.J.M. Annink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2005.
Afschrift verzonden op
mtl