RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 75259 / KG ZA 05-315
datum vonnis: 21 december 2005 (ap)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te Ommen,
eiseres,
verder te noemen [Eiseres],
procureur: mr. G.G. Vermeulen,
advocaat: mr. D. van Kampen te Utrecht,
1. mr. Arjen Camiel Huisman,
wonende te Almelo,
2. [Gedaagde 2],
wonende te Hengelo (O),
3. [Gedaagde 3],
wonende te Holten,
4. [Gedaagde 4],
wonende te Hengelo (O),
gezamenlijk verder te noemen het bestuur en ieder afzonderlijk onder de familienaam,
procureur en advocaat: mr. A.C. Huisman.
[Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De zaak is behandeld ter zitting van 14 december 2005. Verschenen zijn: [Eiseres], vergezeld door mr. Van Kampen en het bestuur, waarbij mr. Huisman tevens optreedt als procureur en advocaat. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en daartoe pleitnota’s overgelegd.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
[Eiseres] is bij beschikking van 24 november 2004 van deze rechtbank samen met haar medebestuurders van de dr. A. Fuldauerstichting (hierna: de stichting) geschorst als bestuurder. Mr. Huisman is bij die beschikking benoemd tot tijdelijk bestuurder. Bij beschikking van 24 februari 2005 van deze rechtbank is [Eiseres] ontslagen als bestuurder wegens wanbeheer als bedoeld in artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek (BW) en is mr. Huisman benoemd tot permanent stichtingbestuurder. Na deze beschikking heeft hij vervolgens [Gedaagde 2], [Gedaagde 3] en [Gedaagde 4] benoemd tot medebestuurders van de stichting.
In hoger beroep heeft het gerechtshof te Arnhem bij beschikking van 10 oktober 2005 de beslissing van deze rechtbank van 24 februari 2005 vernietigd en alsnog het verzoek om [Eiseres] te ontslaan en mr. Huisman tot bestuurder te benoemen, afgewezen.
Het bestuur heeft [Eiseres] opnieuw ingeschreven als bestuurder bij de Kamer van Koophandel maar vervolgens in de bestuursvergadering van 28 november 2005, waar [Eiseres] verstek heeft laten gaan, besloten haar te ontslaan.
2. Het eerste gedeelte van de vordering van [Eiseres] ziet er op het nu zittende bestuur (gedaagden) van de stichting te doen aftreden. Het tweede gedeelte van de vordering betreft haar eigen terugkeer als bestuurder van de stichting. [Eiseres] stelt - kort samengevat - dat mr. Huisman zich geen bestuurder van de stichting meer mag noemen nu hij slechts tot tijdelijk bestuurder was benoemd. Verder had hij [Gedaagde 2], [Gedaagde 3] en [Gedaagde 4] nooit als bestuurders mogen benoemen, omdat hem daartoe de bevoegdheid ontbrak gelet op zijn tijdelijke benoeming. Bovendien bestond er geen noodzaak om nog drie bestuurders te benoemen. Als mr. Huisman wel de bevoegdheid zou hebben gehad, dan heeft het bestuur zich volgens [Eiseres] tegenover haar onrechtmatig gedragen en kan het bestuur om die reden niet aanblijven.
Het bestuur heeft de vordering gemotiveerd betwist.
3. [Eiseres] heeft gelijk wanneer zij stelt dat met het onherroepelijk worden van de beschikking van het gerechtshof van 10 oktober 2005, waarin de beschikking van de rechtbank van 24 februari 2005 wordt vernietigd, in beginsel een einde is gekomen aan het (tijdelijke) bestuurderschap van mr. Huisman. Echter, de vernietiging van de betreffende beschikking betekent naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet dat alle door mr. Huisman genomen bestuursbeslissingen, waaronder de benoeming van drie nieuwe bestuursleden, dienen te worden teruggedraaid.
4. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank dat [Eiseres] wanbeheer verweten kan worden vernietigd en de rechtbankbeschikking die haar medebestuurder [Medebestuurder] wanbeheer verweet gehandhaafd. In de appelbeschikking [Eiseres] wees het hof de benoeming van mr. Huisman als bestuurder af, in de appelbeschikking [Medebestuurder] bekrachtigde het hof de beschikking van de rechtbank integraal.
Mr. Huisman is op grond van de beschikking van de rechtbank enige tijd opgetreden als bestuurder van de stichting. Hij heeft voor de stichting rechtshandelingen verricht.
Nu het hof in de [Eiseres]-beslissing heeft geoordeeld dat de benoeming van mr. Huisman als bestuurslid moet worden afgewezen, dient beoordeeld te worden in welke kwaliteit hij voor de stichting is opgetreden.
Achteraf kan worden vastgesteld dat mr. Huisman, zonder de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen, zich willens en wetens en op redelijke grond heeft ingelaten met de behartiging van de belangen van de stichting.
De redelijke grond bestond daarin dat de stichting feitelijk zonder bestuur zat en de rechtbank hem tot bestuurslid had benoemd. Dit feitencomplex kan benoemd worden als zaakwaarneming in de zin van artikel 6:198 BW.
Een zaakwaarnemer is bevoegd rechtshandelingen te verrichten. Als zaakwaarnemer was mr. Huisman bevoegd rechtshandelingen te verrichten in naam van de stichting, voor zover het belang van de stichting daardoor naar behoren werd behartigd (art.6:201 BW). Rechtshandelingen in het belang van de stichting kon hij slechts verrichten als hem de bevoegdheden van een bestuurder waren toebedeeld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er gelet op de te behartigen belangen van de stichting redelijkerwijs van uitgegaan mag worden dat mr. Huisman de bevoegdheden van een bestuurder bezat. Onder die bevoegdheden valt ook het benoemen van bestuursleden omdat de stichting feitelijk zonder bestuur was.
De stelling van [Eiseres] dat mr. Huisman geen onomkeerbare beslissingen had mogen nemen, berust niet op het recht.
5. [Eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat mr. Huisman zijn taak als bestuurder onzorgvuldig heeft uitgeoefend door de benoeming van drie nieuwe bestuurders. Ter zitting heeft mr. Huisman terecht betoogd dat het noodzakelijk en in het belang van de stichting was terzake deskundige bestuurders te benoemen naast zichzelf, nu hij in de feitelijke onmogelijkheid verkeerde de stichting alleen te besturen.
6. Het bestuur heeft na de uitspraak van het gerechtshof aan mr. Huisman gevraagd aan te blijven als bestuurder. Ter zitting heeft het bestuur aangegeven dat zij hierover ook een besluit heeft genomen. De voorzieningenrechter heeft geen reden hieraan te twijfelen, zodat hij dit zal aannemen.
7. Gelet op de overwegingen hiervoor is de vordering van [Eiseres] om mr. Huisman, [Gedaagde 2], [Gedaagde 3] en [Gedaagde 4] uit hun functie van bestuurder van de stichting te ontheffen niet voor toewijzing vatbaar, omdat zij naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter allen als rechtsgeldig benoemde bestuurders van de stichting moeten worden aangemerkt.
8. Over het subsidiaire argument van [Eiseres] dat het bestuur zich tegenover haar onrechtmatig heeft gedragen en om die reden uit zijn functie dient te worden ontheven, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
In haar besluit van 10 oktober 2005 heeft het gerechtshof geoordeeld dat er een risico van belangenverstrengeling bestaat gelet op de gekozen beschermingsstructuur van de stichting gezien de verkleining van het bestuur, de personele eenheid van het bestuur van de stichting en het bestuur van Tubanto B.V., het ontbreken van een toezichthoudend orgaan en de geldstromen van de stichting naar de bestuurders, maar dat gelet op de voor haar liggende gegevens onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat dit risico zich had verwezenlijkt.
De voorzieningenrechter ziet zich thans geconfronteerd met nieuwe feiten zoals die door het bestuur ter zitting naar voren zijn gebracht en die niet aan het gerechtshof konden worden voorgelegd. Het hof heeft mr. Huisman voor het geven van zijn beschikkingen inzake [Eiseres] en [Medebestuurder] niet inhoudelijk gehoord.
De voorzieningenrechter oordeelt dat op basis van die nieuwe feiten de situatie voldoende ernstig is om thans te spreken van een verwezenlijkte belangenverstrengeling. De voorzieningenrechter wijst hierbij met name op de tegengestelde belangen van [Eiseres] als middellijk aandeelhouder in Paillet Zorgondersteuning B.V. (hierna: Paillet) en de stichting. Dit ziet op een door de stichting ten behoeve van Paillet verstrekte zekerheidstelling voor de schulden van Paillet en de brief van het Zorgkantoor van 29 november 2005 over de financiële situatie en zorgverlening door Paillet.
De verstrengeling van belangen kan ook daaruit blijken dat tot zorgdirecteur van Paillet benoemd is de echtgenoot van [Eiseres].
9. Het bestuur heeft niet onrechtmatig gehandeld jegens [Eiseres] door mededelingen te doen over de verhoudingen tussen [Eiseres], Paillet, Tubanto B.V. en de stichting tegenover het Zorgkantoor en de ABN/AMRO bank. Het bestuur heeft daarmee in het belang van de stichting gehandeld. De vordering om het bestuur van de stichting te ontheffen uit zijn functie en de daaraan gekoppelde nevenvorderingen, zal de voorzieningenrechter dan ook afwijzen.
10. Gelet op de overwegingen hiervoor acht de voorzieningenrechter op dit moment herstel van [Eiseres] in de functie van bestuurder van de stichting niet wenselijk nu dit naar zijn voorlopig oordeel een ongeoorloofde belangenverstrengeling zal opleveren. Hij zal om die reden ook dit deel van de vordering van [Eiseres] afwijzen.
11. [Eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
I. Wijst de vordering van [Eiseres] af.
II. Veroordeelt [Eiseres] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 244,- aan verschotten en € 816,- aan salaris van de procureur.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Drewes, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2005, in tegenwoordigheid van mr. Postma, griffier.