ECLI:NL:RBALM:2005:AU9635

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
30 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/1644
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopige voorziening inzake handhaving verkoop en opslag vuurwerk

In deze zaak heeft de Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu de gemeente Dinkelland verzocht om handhavend op te treden tegen de verkoop en opslag van vuurwerk door X VOF. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo heeft op 30 december 2005 uitspraak gedaan in deze kwestie. De stichting is door de gemeente niet als belanghebbende aangemerkt, wat de voorzieningenrechter heeft bevestigd. De rechter overweegt dat de statutaire doelstelling van de stichting niet de behartiging van het belang van een correcte ruimtelijke ordening en/of het bouwen in overeenstemming met de Woningwet omvat. Dit betekent dat de stichting niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de stichting op 23 december 2005 een verzoek heeft ingediend bij de gemeente om handhavend op te treden. De gemeente heeft dit verzoek op 28 december 2005 afgewezen, waarbij zij de stichting niet-ontvankelijk heeft verklaard voor zover het verzoek was gebaseerd op strijd met het bestemmingsplan en de Woningwet. De rechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de doelstelling van de stichting niet voldoende specifiek is om te concluderen dat het belang van een correcte ruimtelijke ordening wordt behartigd.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de stichting niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open. De uitspraak is gedaan door mr. M.L.J. Koopmans, in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 05 / 1644 GEMWT AG1 V
uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht d.d. 30 december 2005
in het geschil tussen:
Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu,
gezeteld in Hengelo(ov), verzoekster,
gemachtigde: M.H. Middelkamp, werkzaam voor milieu-adviesbureau Middelkamp te Almelo,
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Dinkelland,
gevestigd te Denekamp, verweerder,
gemachtigde: E.C.B. Hoitink,
en
X V.O.F,
gevestigd te Weerselo, derde belanghebbende,
vertegenwoordigd door Y, wonende te Weerselo,
gemachtigde: mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Enschede.
1. Besluit waarop het verzoek betrekking heeft
Besluit van verweerder d.d. 28 december 2005.
2. De feiten en het verloop van de procedure
Verzoekster heeft op 23 december 2005 verweerder gevraagd om handhavend op te treden tegen de verkoop en opslag van vuurwerk door X V.O.F. (hierna te noemen: X). Bij primair besluit van 28 december 2005 is door verweerder op dit verzoek beslist. Daarbij heeft verweerder het verzoek afgewezen voor zover het is gebaseerd op de Wet Milieubeheer en het Vuurwerkbesluit. Voor zover het verzoek is gebaseerd op strijd met bestemmingsplan en/of Woningwet heeft verweerder verzoekster niet-ontvankelijk verklaard omdat zij in zoverre niet als belanghebbende wordt aangemerkt.
Op 28 december heeft verzoekster tegen dat primaire besluit een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaar richt zich alleen tegen het onderdeel van het besluit waarbij verzoekster niet-ontvankelijk is verklaard.
Bij verzoekschrift van 28 december 2005 is aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende schorsing van het besluit van 28 december 2005 en te bepalen dat verweerder handhavend behoort op te treden en uiterlijk op 28 december 2005 om 18.00 uur een nieuw besluit dient te nemen op het verzoek tot handhaving.
3. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, door de indiener van het bezwaarschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening worden gevraagd.
Bij de beoordeling van een zodanig verzoek dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Voorzover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt uitgesproken dat tevens het onderwerp van de bezwarenprocedure raakt, heeft dit oordeel een voorlopig karakter.
Door verzoekster zijn (nog) geen rechtsmiddelen aangewend tegen het deel van het primaire besluit waarin wordt beslist dat – kort gezegd – geen sprake is van strijd met milieuwetgeving en dat door X bij de opslag en verkoop van vuurwerk in overeenstemming wordt gehandeld met het Vuurwerkbesluit. Door verzoekster is terzake dit deel van het primaire besluit geen voorlopige voorziening verzocht aan de Voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Desgevraagd is namens verzoekster verklaard dat zij dat ook niet van plan is dit te doen.
Gelet hierop dient in het onderhavige geding de vraag te worden beantwoord of onverwijlde spoed vereist dat het besluit van 28 december 2005, voor zover daarmee verzoekster niet als belanghebbende is aangemerkt in haar verzoek om handhavend op te treden in verband met handelen in strijd met het bestemmingsplan en het ontbreken van een bouwvergunning voor de vuurwerkbewaarplaats, wordt geschorst dan wel dat anderszins een voorlopige voorziening wordt getroffen. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Vooropgesteld moet worden dat verzoekster op grond van artikel 1:2, derde lid, Awb alleen als belanghebbende kan worden aangemerkt indien aan een aantal vereisten is voldaan. In vaste rechtspraak van de Afdeling Rechtspraak is dit nader uitgewerkt. Een belangrijk vereiste in dit verband is dat het aan de statutaire doelstelling ontleende collectieve belang direct moet zijn/worden aangetast en dat het een belang moet betreffen dat op basis van die statutaire doelstelling “in het bijzonder” wordt behartigd.
Het hier relevante deel van de doelstelling van verzoeker luidt blijkens haar statuten (artikel 2 lid 1) als volgt:
“De stichting stelt zich ten doel een bijdrage te leveren aan het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en het behoud van cultureel erfgoed, alsmede te streven naar een duurzame samenleving en het bevorderen van openbaar vervoer. Dit alles op mondiaal, landelijk, regionaal en lokaal niveau, in de meest ruime zin.”
In artikel 2 lid 2 van die statuten staat nog de volgende hier relevante verduidelijking van de doelstelling verwoord:
“De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door: het kritisch volgen van al die ontwikkelingen die effect hebben op het gebied van milieu, natuur, landschap en duurzaamheid, (.….)”.
De voorzieningenrechter moet, voorshands oordelend, constateren dat in deze aldus verwoorde doelstelling niet is te lezen c.q. te begrijpen de behartiging van het belang van een correcte ruimtelijke ordening en/of het bouwen in overeenstemming met de Woningwet. Het gaat daarbij immers niet tevens en automatisch altijd om het oplossen/voorkomen van milieuproblemen. De omstandigheid dat milieu(technische) aspecten soms een rol kunnen spelen bij het verlenen van een bouwvergunningen c.q. bij het nemen van ruimtelijk ordeningsrechtelijke besluiten, maakt niet dat hier anders moet worden geoordeeld.
Dit maakt dat voor zover door verzoekster aan verweerder handhaving is verzocht van het bestemmingsplan en/of de Woningwet, verzoekster door verweerder terecht niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, Awb is aangemerkt. Handhaving van bestemmingsplannen en de Woningwet heeft verzoekster zich niet tot doel gesteld.
Het staat niet in de doelomschrijving te lezen en het kan er in redelijkheid ook niet in worden gelezen, ook niet in samenhang met andere statutaire bepalingen. Daar waar de doelstelling bewust zeer veelomvattend wordt gemaakt, gaat het er juist om, om bij de omschrijving van de manieren waarop de stichting die ruim geformuleerde doelstelling wenst te bereiken, duidelijk te zijn. Die duidelijkheid ontbreekt hier echter, zoals hiervoor is uiteengezet.
De slotsom luidt dan ook dat in na te melden zin moet worden beslist.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo,
Recht doende:
wijst af het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Aldus gegeven door mr. M.L.J. Koopmans, in tegenwoordigheid van G.J. Doeleman als griffier.
Afschrift verzonden op
CK