RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 67842 ha za 1071 van 2004
datum uitspraak vonnis: 14 september 2005 (m)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[EISER],
wonende te Hengelo (O),
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna te noemen ‘de man’,
procureur: mr. A.J.A. Assink,
[GEDAAGDE],
wonende te Hengelo (O),
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna te noemen ‘de vrouw’,
procureur: mr. P. Benders.
in conventie en in reconventie
1.1. De man heeft de vrouw gedagvaard en daarbij een zestal producties overgelegd.
1.2. De vrouw heeft in conventie voor antwoord geconcludeerd, alsmede voor eis in reconventie en daarbij een negental producties overgelegd.
1.3. De man heeft voor repliek in conventie geconcludeerd en voor antwoord in reconventie.
1.4. De vrouw heeft in conventie voor dupliek geantwoord en voor repliek in reconventie.
1.5. De man heeft in reconventie voor dupliek geconcludeerd en heeft daarbij een drietal producties in het geding gebracht.
1.6. Vervolgens heeft de man een akte wijziging van eis in conventie genomen en heeft de vrouw een antwoordakte genomen.
1.7. Daarna is door partijen vonnis gevraagd.
2.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de inhoud van overgelegde producties voor zover niet bestreden, staat tussen partijen het volgende vast.
2.2. Partijen zijn op 4 januari 1995 te Arnhem in algehele gemeenschap van goederen gehuwd.
2.3. De echtscheiding van partijen is op 18 september 2002 uitgesproken door deze rechtbank. Op 8 oktober 2002 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Arnhem.
2.4. Partijen hebben uitvoerig onderhandeld over de verdeling van de gemeenschap. Allereerst is dit schriftelijk geschied door middel van correspondentie tussen de raadslieden. Op 15 april 2004 heeft een bespreking plaatsgevonden ten kantore van mr. Benders te Enschede. Daarbij waren aanwezig de vrouw en haar raadsman mr. P. Benders, alsmede de man en zijn raadsman mr. A.J.A. Assink. Tijdens deze langdurige bespreking zijn partijen tot overeenstemming gekomen. Deze overeenstemming is over en weer schriftelijk bevestigd door de raadslieden van partijen. Door mr. P. Benders per brief d.d. 15 april 2004 en door mr. A.J.A. Assink per brief d.d. 16 april 2004.
2.5. Partijen hebben de gemeenschap als volgt verdeeld:
Aan de vrouw is toegescheiden:
- de Renault Megane, althans de verkoopopbrengst daarvan.
Aan de man is toegescheiden:
- de echtelijke woning aan de [Adres] te Hengelo;
- de rekening-courant bij de ABN AMRO Bank;
- de Toyota Celica, althans de verkoopopbrengst daarvan;
- de op de woning rustende hypotheek;
- de lening bij de heer [Lener1];
- de lening bij [Lener2];
- de leningen bij [Lener3];
- de schuld aan [Lener4] B.V.
De sieraden en de inboedel zijn aldus verdeeld dat ieder der partijen behoudt hetgeen hij/zij op het sluiten van de overeenkomst (15 april 2004) onder zich heeft.
Ter zake het spaarplan voor [Dochter] zijn partijen overeengekomen dat deze buiten de verdeling blijft en ten gunste zal komen van [Dochter], zodra zij de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt.
Ter zake de pensioenverevening zijn partijen overeengekomen dat geen pensioenverevening zal plaatsvinden. Ieder der partijen behoudt het door hem/haar opgebouwde pensioen.
Voorts zijn partijen overeengekomen dat de man aan de vrouw éénmalig een bedrag ad € 10.000,- zal voldoen en vervolgens viermaal een termijn van € 7.500,- zal voldoen, telkens te voldoen op 1 januari 2005, 1 januari 2006, 1 januari 2007 en 1 januari 2008.
De inboedel tussen partijen is verdeeld zonder dat partijen daardoor zijn over- / onderbedeeld.
2.8. De echtelijke woning is verkocht. De verkoopopbrengst minus de aflossing van de hypothecaire schuld bevindt zich thans onder de notaris.
3. De vordering van de man in conventie
3.1. De man vordert een verklaring voor recht dat de ontbonden huwelijksgoederen-gemeenschap tussen partijen is verdeeld volgens de tussen partijen op 15 april 2004 gesloten overeenkomst, subsidiair dat de verdeling van de activa en de passiva van de ontbonden gemeenschap wordt vastgesteld conform de stellingen van de man zoals als weergegeven in punt 6 van de dagvaarding.
Voorts vordert de man - na eiswijziging - dat de vrouw, uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld wordt om binnen acht dagen na dagtekening van het ten deze te wijzen (tussen)vonnis mee te werken aan de uitbetaling van de gehele verkoopopbrengst van de woning door de notaris aan de man en daartoe al het nodige te verrichten, onder gelijktijdige bepaling, zo de vrouw na het verstrijken van voornoemde termijn van acht dagen daarmee in gebreke blijft, de man onherroepelijk te machtigen namens de vrouw de notaris de opdracht te geven de verkoopopbrengst onmiddellijk aan de man uit te betalen, subsidiair onder de gelijktijdige oplegging aan de vrouw van een dwangsom van € 500,- per dag dat de vrouw in gebreke blijft de notaris de opdracht tot uitbetaling aan de man te geven, nadat acht dagen na betekening van het ten deze te wijzen (tussen)vonnis zijn verstreken, tot een maximum van € 100.000,-, met veroordeling van de vouw in de kosten van deze procedure.
4. De vordering van de vrouw in reconventie
4.1. De vrouw vordert indien en voor zover de rechtbank bepaalt dat een partijen bindende en rechtens afdwingbare overeenkomst tot stand is gekomen, deze overeenkomst te vernietigen op grond van benadeling aan de zijde van de vrouw, bestaande uit minimaal ¼ deel waarde ontbonden huwelijksgoederengemeenschap partijen, alles per datum uiteengaan partijen d.d. 1 november 2001, althans per datum 8 oktober 2002, althans per datum feitelijke verdeling voor zover die verdeling heeft plaatsgevonden, danwel nog dient plaats te vinden, althans met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie vermeent te bepalen.
Voorts vordert zij te bepalen de wijze van verdeling van de gehele ontbonden huwelijksgoederengemeenschap ex artikel 3:185 BW, al dan niet na benoeming van (een) deskundige(n).
Voorts vordert de vrouw bij interlocutoir vonnis te bepalen dat de notaris ten overstaan van wie de transportakte van de echtelijke woning wordt verleden, tot bewaarder van de opbrengst wordt benoemd en niet eerder tot uitkering aan partijen zal overgaan nadat in onderhavige procedure een niet meer voor hoger beroep vatbaar eindvonnis is gewezen, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
5. Het standpunt van de man in conventie en in reconventie
5.1. Volgens de man is er sprake van een volledige verdeling, voortvloeiende uit een mondelinge overeenstemming welke daarop aansluitend in de correspondentie tussen de raadslieden schriftelijk is vastgelegd. De man stelt verder het navolgende. Partijen bedoelden hierbij een volledige afwikkeling ter vrijwaring en finale kwijting. Aan de vrouw komt geen enkel beroep toe op artikel 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW), nu de litigieuze rechtshandelingen niet vallen onder de reikwijdte van deze artikelen. Voor een actie op grond van benadeling voor meer dan een kwart is door de vrouw te weinig gesteld om tot bewijs toegelaten te worden. De man betwist dat er sprake is van benadeling voor meer dan een kwart en zo deze er al mocht zijn heeft de vrouw niet gedwaald omtrent de waarde van één of meerdere boedelbestanddelen. Zo zij al gedwaald zou mogen hebben omtrent de waarde van één of meerdere boedelbestanddelen, dan is er geen sprake van een verschoonbare dwaling, zodat zij dit niet kan tegenwerpen aan de man. Ten aanzien van de schenkingen onder uitsluitingsclausule welke de man heeft ontvangen, is onjuist de stelling dat dit vastgelegd zou moeten worden in een notariële akte. De schenkingen zijn geldig tot stand gekomen inclusief het uitsluitingsbeding. Ten aanzien van de aandelen in [Lener4] B.V. moet geconstateerd worden dat deze niet in de gemeenschap vallen, nu deze voor de echtscheiding reeds zijn verkocht. De opbrengst is wel in de gemeenschap gevallen. Het subsidiaire beroep van de vrouw op artikel 1:164 BW gaat niet op, nu er een redelijke prijs tegenover stond, welke in de gemeenschap is gevloeid en waarvan de vrouw heeft meegeprofiteerd. Overigens verzet de zes maanden termijn van artikel 1:164 BW zich tegen de ontvankelijkheid van de vrouw ten aanzien van die subsidiaire vordering. Derhalve dient de conventionele vordering van de man te worden toegewezen en de reconventionele vordering van de vrouw te worden afgewezen.
6. Het standpunt van de vrouw in conventie en in reconventie
6.1. De vrouw heeft geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde onder aanvoering van de volgende verweren.
6.2. De vrouw beroept zich op de vernietigbaarheid van de overeenkomst partiele boedelverdeling op grond van benadeling voor meer dan een vierde gedeelte ex artikel
3:196 BW. Verder beroept de vrouw zich op de artikelen 1: 88 en 1:89 BW en artikel
1:164 BW, terzake de verkoop van aandelen, de rekening-courantverhouding en de leningen aan de heren [Lener1], [Lener2] en [Lener3].
6.3. De vrouw wijst erop dat partijen de afspraken niet hebben vastgelegd in een convenant, hetgeen volgens de vrouw als vormvoorschrift wordt gesteld om nakoming te kunnen vorderen.
6.4. De vrouw ontkent en betwist de waarde van de sieraden, die volgens haar niet de helft van de opgegeven waarde vertegenwoordigt. Volgens de vrouw dienen de sieraden gewaardeerd en getaxeerd te worden en conform de uitkomst daarvan nader verdeeld te worden.
6.5. Bij gebrek aan wetenschap ontkent en betwist de vrouw dat thans nog een hypothecaire vordering bestaat ad € 65.000,-. Ter zake het onroerend goed dient uitgegaan te worden van de datum van de feitelijke levering aan derde koper, derhalve 31 augustus 2005.
6.6. De man maakt aanspraak op een bedrag van € 26.604,06, zijnde een gift met een zogenaamde uitsluitingsclausule. Bij gebrek aan wetenschap ontkent en betwist de vrouw dat de gift met uitsluitingsclausule voldoet aan de gestelde vormvereisten.
6.7. De vrouw stelt dat zij er recht en belang bij heeft dat zij kopieën van alle foto’s en video’s krijgt aangereikt waarbij de kosten daarvan tussen partijen bij helfte verdeeld dienen te worden.
De vrouw wenst de sieraden van de kinderen om niet toegescheiden te krijgen, daar deze immers voor de kinderen bestemd zijn.
6.8. De vrouw verzet zich tegen een uitvoerbaar bij voorraadverklaring.
6.9. De vrouw verzet zich tegen de eiswijziging van de man. Deze is volgens haar in strijd met een goede procesorde, omdat er sprake is van een substantiële vermeerdering van eis, aldus de vrouw. Voorts vreest de vrouw restitutieproblemen, indien het bedrag aan de man wordt uitgekeerd. Bovendien is het verzoek volgens de vrouw in strijd met de brief van de procureur van de man aan de notaris d.d. 30 mei 2005, waarin de notaris is verzocht de gehele verkoopopbrengst in depot te houden op een rentedragende rekening, in verband met deze procedure.
7. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
in conventie en in reconventie
7.1. De rechtbank acht het verweer van de vrouw tegen de eiswijziging door de man ongegrond. De man kon zijn eis niet eerder wijzigen dan na verkoop van de voormalig echtelijke woning. De vrouw is in procesrechtelijk of proceseconomisch opzicht niet benadeeld door de eiswijziging. Tussen partijen was immers afgesproken dat de man de echtelijke woning toegescheiden zou krijgen. Bovendien heeft de eiswijziging geen invloed gehad op het verweer van de vrouw.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man niet in strijd gehandeld met het opgewekte vertrouwen door de notaris te verzoeken om de gehele verkoopopbrengst in depot te houden op een rentedragende rekening.
7.2. Tussen partijen staat vast dat zij op 15 april 2004 mondeling overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap. Deze mondelinge afspraken zijn door de raadslieden van partijen schriftelijk over en weer aan elkaar bevestigd.
7.3. Als meest verstrekkende verweer heeft de vrouw gesteld dat de man geen nakoming van deze overeenkomst kan vorderen, omdat de afspraken van partijen niet zijn vastgelegd in een convenant. De rechtbank is van oordeel dat dit verweer ongegrond is. Artikel 3:183 BW bepaalt immers dat de verdeling in beginsel kan geschieden op de wijze en in de vorm die partijen goeddunkt. Er zijn in casu geen omstandigheden gesteld of gebleken waardoor deze
hoofdregel niet op zou gaan.
7.4. De vrouw doet een beroep op artikel 3:196 BW. Zij stelt dat zij omtrent de waarde van een of meer der te verdelen goederen en schulden heeft gedwaald en dat zij daardoor voor meer dan een vierde gedeelte is benadeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw de toedeling aan haar te harer bate of schade aanvaard en komt aan de vrouw geen beroep op dwaling toe (artikel 3:196 lid 4 BW).
Tijdens de onderhandelingen tussen partijen is de vrouw bijgestaan door een deskundige, haar advocaat, welke advocaat de afspraken schriftelijk heeft bevestigd. De advocaat van de man heeft hetzelfde gedaan en heeft in zijn brief van 16 april 2004 aan de advocaat van de vrouw bevestigd dat de overeenkomst is gesloten ter finale vrijwaring en kwijting terzake de gehele boedelscheiding, zodat partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben.
7.5. Het staat vast dat tijdens de onderhandelingen over de verdeling tussen partijen uitdrukkelijk gesproken is over de rekening-courantverhouding van de man met [Lener4] B.V., de (hoogte van de) leningen aan heren [Lener1], [Lener2] en [Lener3]. Ook de verkoop van de aandelen is aan de orde geweest. De advocaat van de man heeft een rapport van de accountant terzake de waarde van deze aandelen bij brief van 20 januari 2004 aan de advocaat van de vrouw doen toekomen. De rechtbank is het met de man eens dat ook voor de rekening-courantverhouding de peildatum van 8 oktober 2002 bepalend is en niet de rekening-courantverhouding zoals deze was in 2000.
Het had op de weg van de vrouw gelegen om haar stellingen nader te onderbouwen. Zo had zij bijvoorbeeld cijfermatig in beeld kunnen brengen, op welke wijze zij voor meer dan een vierde is benadeeld.
7.6. De voormalig echtelijke woning is destijds op verzoek van beide partijen getaxeerd. De destijds vastgestelde taxatiewaarde is meegenomen in de verdeling. De rechtbank ziet dan ook geen reden om thans uit te gaan van de feitelijke opbrengst van de woning.
7.7. Partijen hebben destijds ervoor gekozen om de sieraden niet te taxeren. De vrouw heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de vrouw gedupeerd is door de wijze waarop de sieraden zijn verdeeld.
7.8. De schenking, waarvan in casu sprake is, is niet aan bepaalde vormvoorschriften gebonden. Het verweer dat de schenking niet voldoet aan de gestelde eisen, is derhalve ongegrond.
7.9. Naar het oordeel van de rechtbank doet de vrouw ten onrechte een beroep op de artikelen 1:88 en 1:89 BW. De verkoop van aandelen en het aangaan van leningen zijn geen rechtshandelingen als bedoeld in genoemde rechtsartikelen. Daarnaast dient een vernietiging op deze grondslag ingeroepen te worden tegen de wederpartij van de handelende echtgenoot en niet tegen de voormalig echtgenoot zelf.
7.10. Ook het beroep van de vrouw op artikel 1:164 BW faalt. De vrouw was tijdens de onderhandelingen over de verdeling in het bezit van het accountantsrapport van de accountant van de man aangaande de waardebepaling van de aandelen. Het had op de weg van de vrouw gelegen om destijds zelf door een eigen accountant het rapport te laten controleren. Voorts heeft de vrouw onvoldoende gesteld op dit punt. Ook ten aanzien van de leningen heeft de vrouw onvoldoende gesteld dat daardoor de tussen partijen bestaande gemeenschap is benadeeld.
7.11. Nu de echtelijke woning inmiddels is verkocht en de hypothecaire schuld is afgelost, zal de rechtbank niet ingaan op het verweer van de vrouw waarbij door haar de hoogte van de hypothecaire schuld bij gebrek aan wetenschap wordt betwist.
7.12. De vrouw stelt dat zij er recht en belang bij heeft dat zij kopieën van alle foto’s en video’s krijgt aangereikt, waarbij de kosten daarvan tussen partijen bij helfte verdeeld dienen te worden, maar heeft zulks niet gevorderd. Hetzelfde geldt voor de door de vrouw genoemde sieraden van de kinderen. De rechtbank zal om die reden niet nader ingaan op deze stellingen.
7.13. Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank de in conventie door de man gevorderde verklaring voor recht toewijzen.
7.14. Aangezien partijen zijn overeengekomen dat de voormalig echtelijke woning en de daaraan gekoppelde hypothecaire lening aan de man is toegescheiden, is de rechtbank van oordeel dat de man, nu de voormalig echtelijke woning is verkocht, ook aanspraak kan maken op de opbrengst van de echtelijke woning minus de afgeloste hypothecaire schuld. Nu de notaris genoemd bedrag onder zich heeft en de man toestemming nodig heeft van de vrouw voor de uitbetaling daarvan, is de rechtbank van oordeel dat de vrouw dient mee te werken aan die uitbetaling. De rechtbank zal dan ook het gewijzigde gedeelte van de vordering van de man toewijzen. De rechtbank zal ook de verzochte dwangsom opleggen, met dien verstande dat de rechtbank het gevorderde maximum zal matigen tot € 50.000,-.
7.15. De rechtbank zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Restitutierisico is op zichzelf onvoldoende aanleiding om hiervan af te zien of om zekerheid op te leggen. Het staat de vrouw vanzelfsprekend vrij om een verzoek tot beslaglegging in te dienen.
7.16. Nu de rechtbank van oordeel is dat de tussen partijen bestaande gemeenschap reeds is verdeeld, zal de rechtbank de reconventionele vorderingen van de vrouw afwijzen.
7.17. De vrouw zal als de in het ongelijkgestelde partij in conventie en in reconventie in de proceskosten veroordeeld worden.
I. Verklaart voor recht dat de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen is verdeeld volgens de tussen partijen op 15 april 2004 gesloten overeenkomst.
II. Veroordeelt de vrouw om binnen acht dagen na dagtekening van dit vonnis mee te werken aan de uitbetaling van de gehele verkoopopbrengst van de woning door de notaris aan de man en daartoe al het nodige te verrichten, onder gelijktijdige bepaling, zo de vrouw na het verstrijken van voornoemde termijn van acht dagen daarmee in gebreke blijft, de man onherroepelijk te machtigen namens de vrouw de notaris de opdracht te geven de verkoopopbrengst onmiddellijk aan de man uit te betalen, subsidiair onder de gelijktijdige oplegging aan de vrouw van een dwangsom van € 500,- per dag dat de vrouw in gebreke blijft de notaris de opdracht tot uitbetaling aan de man te geven, nadat acht dagen na betekening van dit vonnis zijn verstreken, tot een maximum van € 50.000,-.
III. Veroordeelt de vrouw in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de man begroot op € 311,40 aan verschotten en € 1.130,- aan salaris van procureur.
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders gevorderde.
VI. Wijst de vorderingen af.
VII. Veroordeelt de vrouw in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de man begroot op € 452,- aan salaris van procureur.
VIII. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Margadant en is op woensdag 14 september 2005 in het openbaar in aanwezigheid van de griffier uitgesproken.