ECLI:NL:RBALM:2006:AU9913

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
18 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
75585 / KG ZA 06-2
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.H.C.V. Breitbarth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van asielzoekerscentrum door het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers

In deze zaak vorderde het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) de gedaagde, een asielzoekster afkomstig uit Afghanistan, te veroordelen tot ontruiming van het asielzoekerscentrum (AZC) binnen drie dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde had haar opvang in het AZC geweigerd, omdat zij de aangeboden passende woonruimte had afgewezen. De rechtbank Almelo behandelde de zaak op 4 januari 2006, waarbij de gedaagde in persoon verscheen, vergezeld door haar dochter die als tolk fungeerde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de opvang van de gedaagde op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) van rechtswege was beëindigd, omdat zij de aangeboden woning had geweigerd. De rechtbank overwoog dat het COA recht had op een executoriale titel, gezien het belang van het COA bij de ontruiming van het AZC. De gedaagde had geen gehoor gegeven aan eerdere sommaties om het AZC te verlaten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van het COA niet onrechtmatig of ongegrond was en wees de vordering toe. De gedaagde werd veroordeeld in de kosten van het geding, die op € 713,60 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 18 januari 2006.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 75585 / KG ZA 06-2
datum vonnis: 18 januari 2006 (kh)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de rechtspersoon volgens artikel 2 van de Wet centraal orgaan opvang asielzoekers
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers,
gevestigd te Rijswijk,
eiseres,
verder te noemen het COA,
advocaat: mr. C. Frijlink te ’s-Gravenhage,
procureur: mr. T.J. van Drooge,
tegen
gedaagde
voorheen wonende in het AZC,
gedaagde,
in persoon verschenen.
Het procesverloop
Het COA heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 4 januari 2006. Ter zitting zijn verschenen:
mr. Frijlink, en gedaagde. De standpunten zijn toegelicht. Gedaagde heeft zich doen vergezellen van haar meerderjarige dochter A die als tolk voor haar is opgetreden.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
Gedaagde is afkomstig uit Afghanistan en is als asielzoekster Nederland ingereisd. Zij heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen die op 8 maart 2003 is omgezet in een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. Gedaagde verblijft sinds 22 februari 2002 in het AZC.
Op gedaagde is van toepassing de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). De Rva 2005 heeft betrekking op asielzoekers die niet beschikken over voldoende middelen om in de noodzakelijke kosten van hun bestaan te voorzien.
Het COA draagt op grond van art. 3 Rva 2005 zorg voor de centrale opvang van asielzoekers door erin te voorzien dat aan hen opvang wordt geboden in een opvangcentrum, welke opvang niet oneindig is.
Op grond van art. 7 lid 1 sub a Rva 2005 in verband met art. 44 lid 1 Vreemdelingenwet 2000 eindigt de opvang van een asielzoeker van rechtswege: indien op de asielaanvraag inwilligend is beslist: op de dag waarop naar het oordeel van het COA passende huisvesting buiten een centrum kan worden gerealiseerd.
Het COA heeft bemiddeld bij het vinden van passende woonruimte, waarbij voor gedaagde woonruimte is gevonden op het adres (straat) te V.
Gedaagde heeft de aangeboden woning echter geweigerd te betrekken en de huurovereenkomst niet getekend.
Ingevolge art. 7 lid 1 sub a Rva 2005 betekent weigering de woning te accepteren dat opvang in het kader van de Rva 2005 van rechtswege is beëindigd.
Gedaagde is bij brief van 15 december 2005 door de advocaat van het COA gesommeerd het AZC binnen drie dagen te ontruimen. Aan die sommatie heeft gedaagde geen gehoor gegeven.
2. Het COA vordert thans, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen het AZC binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hare en de haren, met machtiging van het COA om dit vonnis, na betekening, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien gedaagde aan deze veroordeling niet voldoet.
Voorts vordert het COA veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
3. Het COA legt aan zijn vordering ten grondslag onrechtmatig handelen door gedaagde, nu de opvang van gedaagde in het kader van de Rva 2005 van rechtswege is beëindigd en zij thans niet uit het AZC wenst te vertrekken.
4. Gedaagde stelt zich op het standpunt dat zij de woning in V. heeft geweigerd, omdat de afstand tussen V. en A., de plaats waar haar dochter inmiddels woonachtig is, een te groot bezwaar voor haar was. Zij voert aan dat het voor haar van groot belang is om in de buurt van haar dochter te wonen.
Tijdens de behandeling heeft zij aangegeven dat zij zelf onlangs andere woonruimte heeft gevonden in O., te weten een woning aan de (straat), waarvan zij op 12 januari 2006 de sleutels en de huurovereenkomst zal ontvangen.
5. Gelet op bovenstaande alsmede gelet op het feit dat het COA heeft aangegeven evenwel belang te hebben bij een executoriale titel, komt het gevorderde naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en kan derhalve worden toegewezen.
6. Gedaagde dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding te worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Veroordeelt gedaagde het AZC aan de (straat) te A. binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hare en de haren, met machtiging van het COA om dit vonnis, na betekening, ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm indien gedaagde aan deze veroordeling niet voldoet.
II. Veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van het COA begroot op € 329,60 aan verschotten en € 384,-- aan salaris van de procureur.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. H.H.C.V. Breitbarth, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.