ECLI:NL:RBALM:2006:AV0611
Rechtbank Almelo
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.H. van der Veer
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de procedure in de Dexia-zaak en verzoek tot voortprocederen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Almelo is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee eisers, wonende te Enschede, en de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V. De eisers hebben op 16 november 2005 een vordering ingediend, maar Dexia heeft op 28 december 2005 een akte van schorsing ingediend op basis van artikel 1015 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De eisers hebben hierop gereageerd met een verzoek tot rolverwijzing en voortprocederen. De rechtbank heeft de procedure geschorst op verzoek van Dexia, die een verzoek tot verbindendverklaring van de zogenaamde Duisenberg-regeling had ingediend bij het gerechtshof te Amsterdam. Deze regeling betreft de collectieve afwikkeling van massaschade in verband met aandelenlease-overeenkomsten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet voldoende onderbouwd hebben dat de schorsing van de procedure misbruik van recht oplevert. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor de eisers om aan te geven dat zij niet aan de eventuele verbindendverklaring gebonden willen zijn, nog niet is aangevangen. Hierdoor is het verzoek tot voortprocederen prematuur. De rechtbank wijst het verzoek van de eisers af en veroordeelt hen in de kosten van het incident. De zaak wordt voor het overige naar de parkeerrol verwezen.