ECLI:NL:RBALM:2006:AV1702

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
13 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
08/996011-05
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Rikken
  • mr. Lorist
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van advocaat wegens medeplegen van oplichting in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 13 februari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een advocaat, die werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting. De verdachte, geboren in 1952 en wonende in Haarlem, werd verweten dat hij in de periode van 20 september 2002 tot en met 30 mei 2003, samen met anderen, opzettelijk handelingen had verricht met het doel om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Dit gebeurde in het kader van de verkoop van een onroerende zaak, een bedrijfspand van Prowi Holding BV, waarbij de verdachte de curator had bewogen tot afgifte van het pand tegen een koopprijs van €220.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte listige kunstgrepen heeft toegepast, waaronder het opmaken van een vals taxatierapport en het doen van misleidende uitspraken aan de curator.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting, maar niet aan valsheid in geschrifte. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 180 uur, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte, als ervaren advocaat, de grenzen van goed koopmanschap had overschreden en dat zijn handelen niet alleen de curator, maar ook de medeverdachte [medeverdachte L] bevoordeelde. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de impact van de strafzaak op de verdachte en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van advocaten in faillissementszaken en de noodzaak om te handelen binnen de grenzen van de wet en de ethiek. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de oplichting gehandhaafd, gezien de overtuigende bewijsmiddelen die zijn gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/996011/05
STRAFVONNIS
Uitspraak: 13 februari 2006
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te Haarlem op [datum] 1952,
wonende te [plaats, adres].
terechtstaande terzake dat:
1.
hij op in de periode van 20 september 2002 tot en met 30 mei 2003, te Hengelo
(O) en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels mr.
[curator], in diens hoedanigheid van curator in de faillissementen/het
faillissement van Crale BV en/of Prowi Holding BV,
heeft bewogen tot afgifte van de onroerende zaak (bedrijfspand Prowi met
ondergrond) gelegen aan de Chopinstraat (10-13) te Hengelo (O) tegen een
koopprijs van Euro 220.000,- en/of tot het aangaan van schuld, te weten de
verplichting om op basis van een aangegane (mondelijke) koopovereenkomst
genoemde onroerende zaak te leveren aan [medeverdachte L] en [C] of aan een door
genoemde [medeverdachte L] en [C] op te richten of opgerichte vennootschap,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn of een of meer van zijn mededaders met
voormeld oogmerk listiglijk en bedrieglijk het navolgende gedaan:
I op of omstreeks 24 september 2002 in een door kantoor Snelders Zijlstra
de Groot Bedrijfsmakelaar op te maken of opgemaakt
(concept-)taxatierapport betreffende genoemd onroerend,
waarin een onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik
van Euro 1.280.000,- , een executiewaarde vrij van huur en gebruik van
Euro 1.040.000,- en saneringskosten (in 1998 begroot op) circa
Euro 1.100.000,- was of zou worden opgenomen,
een toevoeging laten opnemen, inhoudende dat vast stond dat in 2003
moest worden gesaneerd en/of vooralsnog niet vaststond dat de
bovengenoemde saneringskosten niet ten laste kwamen van een opvolgende
eigenaar;
(vindplaats documenten: D/26/d, e en f)
II op of omstreeks 26 september 2002 (een deel van) een exemplaar van dat
(concept-)taxatierapport aan genoemde [curator] gefaxt of doen toekomen;
(vindplaats document: bijlage D/28/a);
III op of omstreeks 26 september 2002,
na eerder op die dag deelgenomen hebbende aan en/of aanwezig geweest
zijnd bij een bespreking tussen (onder meer) wethouder [medeverdachte wethouder], [medeverdachte ambtenaar], [H],
[medeverdachte accountant] en/of [medeverdachte L], in welke bespreking overeenstemming werd bereikt,
hierin bestaande dat de gemeente Hengelo een soortgelijke afspraak
wilde maken met de nieuwe eigenaar van het bedrijf (Prowi), waarbij
werd verwezen naar bestaande afspraken tussen de directie van Prowi
Holding BV en Crale BV enerzijds en de provincie Overijssel
anderzijds, welke waren vastgelegd in een brief van de provincie
Overijssel van 29 mei 1998, te weten dat Prowi Interieur BV cq Crale
BV na betaling van geschatte, met sanering van verontreinigde grond
aan de Chopinstraat 10 te Hengelo (O) samenhangende kosten van
f 300.000,- gevrijwaard waren/was van juridische acties
(kostenverhaal/bevel), welke afspraken van de provincie Overijssel
waren overgegaan naar de gemeente Hengelo (O),
de gemeente Hengelo of [medeverdachte ambtenaar] gevraagd om ten behoeve van de curator een
brief op te stellen waaruit moest blijken (zakelijk weergegeven) dat
bovenomschreven vrijwaring van saneringskosten niet automatisch overging
naar [medeverdachte L];
(vindplaats document mbt overeenstemming: bijlage D/20/g)
IV op of omstreeks 26 september 2002 een brief met als afzender de gemeente
Hengelo (O), gedateerd 26 september 2002, geadresseerd aan [kantoor
medeverdachte accountant], t.a.v. [medeverdachte accountant], opgemaakt en/of
doen toekomen aan curator [curator], welke brief inhield een verwijzing naar een
op 25 september 2002 tussen genoemde [medeverdachte accountant] en wethouder [medeverdachte wethouder] gevoerd gesprek en een mededeling (zakelijk weergegeven), dat als men op dat moment grond in eigendom verkreeg, die verontreinigd was, dat dan de nieuwe eigenaar automatisch schuldig eigenaar werd en dat gemaakte kosten voor sanering van de grond door de overheid achteraf konden worden verhaald op de eigenaar;
(vindplaats document: bijlage D/20/h)
V op of omstreeks 26 september 2002 (na de bespreking bedoeld in III) in
een (telefonische) bespreking met genoemde [curator] aan [curator]
meegedeeld, dat zij/hij, [medeverdachte L] en/of [medeverdachte accountant], in een gesprek met de
gemeente Hengelo te horen had(den) gekregen, dat zij, [medeverdachte L]/[C], als
zij het bedrijfspand zouden kopen, zij, [medeverdachte L]/[C], volledig voor de
saneringskosten zouden opdraaien;
VI op of omstreeks 24 februari 2003 een brief van (het college van
burgemeester en wethouders van) de gemeente Hengelo (O), geadresseerd
aan [kantoor curator], t.a.v. mr. [curator],
kenmerk SBO 39587, gedagtekend 24 februari 2003, met als onderwerp:
Bodemverontreiniging Chopinstraat 10, locatienummer 16,
inhoudende (zakelijk weergegeven) dat afspraken tussen de directie
van Prowi Holding BV en Crale BV enerzijds en de provincie Overijssel
anderzijds, welke waren vastgelegd in een brief van de provincie
Overijssel van 29 mei 1998, te weten dat Prowi Interieur BV cq Crale
BV na betaling van geschatte, met sanering van verontreinigde grond
aan de Chopinstraat 10 te Hengelo (O) samenhangende kosten van
f 300.000,- gevrijwaard waren/was van juridische acties
(kostenverhaal/bevel), welke afspraken van de provincie Overijssel
waren overgegaan naar de gemeente Hengelo (O) vanwege wijzigingen in
het bevoegde gezag ingevolge de Wet bodembescherming,
en dat deze afspraken nog wel golden naar hem toe als curator, maar
dat deze afspraken niet automatisch over gingen naar eventuele
kopers van het perceel,
opgemaakt en/of doen toekomen aan meergenoemde [curator];
(vindplaats document: D/20/Q)
VII op of omstreeks 12 maart 2003 een brief van [kantoor verdachte],
geadresseerd aan mr. [curator], gedateerd 12 maart 2003,
inhoudende dat hij, [verdachte], begrepen had dat hij, [curator], onlangs
een brief had gekregen van de gemeente waaruit zou moeten blijken
dat de saneringskosten zeer aanmerkelijk hoger konden uitvallen dan
het destijds geschatte bedrag van f 300.000,-, dat de
huurovereenkomst tussen hem, [curator], (en Prowi) in maart 2003
expireerde en dat, indien er geen klare wijn werd geschonken,
bestaande in een duurzame huurovereenkomst dan wel een
koopovereenkomst, hij, [verdachte], Prowi zou adviseren het gehuurde te
verlaten,
opgemaakt en aan genoemde [curator] doen toekomen;
(vindplaats document: bijlage D/02/e)
VIII op of omstreeks 8 april 2003 een brief van (het college van burgemeester
en wethouders van) de gemeente Hengelo (O), geadresseerd aan Prowi
Interieur, t.a.v. [medeverdachte L], kenmerk SBO 41856, gedagtekend 8 april
2003, met als onderwerp: Bodemverontreiniging Chopinstraat 10,
locatienummer 16,
inhoudende (zakelijk weergegeven) dat afspraken tussen de directie
van Prowi Holding BV en Crale BV enerzijds en de provincie
Overijssel anderzijds, welke waren vastgelegd in een brief van de
provincie Overijssel van 29 mei 1998, te weten dat Prowi Interieur
BV cq Crale BV na betaling van geschatte, met sanering van
verontreinigde grond aan de Chopinstraat 10 te Hengelo (O)
samenhangende kosten van f 300.000,- gevrijwaard waren/was van
juridische acties (kostenverhaal/bevel), welke afspraken van de
provincie Overijssel waren overgegaan naar de gemeente Hengelo (O)
vanwege wijzigingen in het bevoegde gezag ingevolge de Wet
bodembescherming, niet automatisch over gingen naar eventuele kopers
van het perceel, en waarin een bedrag van 2,7 miljoen gulden als
destijds geschatte kosten van de sanering werden vermeld,
opgemaakt;
(vindplaats document: D/02/f)
IX op of omstreeks 16 april 2003 een brief van [kantoor verdachte],
geadresseerd aan mr. [curator], gedateerd 16 april 2003,
waarin hij, [verdachte], aan genoemde [curator] namens [medeverdachte L] en [C] een
aankoopbod deed op bovengenoemde onroerende zaak van Euro 200.000,-,
waarin werd verwezen naar (een alinea van) bovengenoemd
taxatierapport met daarin de hiervoor omschreven toevoeging en
waarin werd verwezen naar de hierboven genoemde brief van (het
college van burgemeester en wethouders van) de gemeente Hengelo (O)
van 8 april 2003 en wel naar het bedrag van 2,7 miljoen gulden
van de destijds geschatte saneringskosten, welke sedertdien niet
verminderd zouden zijn, en naar de vermelding dat de daarin
opgenomen afspraak niet gold voor anderen dan hem, [curator], als
curator, waarna gesteld werd dat de onroerende zaak op dat moment
een negatieve waarde had,
opgemaakt en doen toekomen aan genoemde [curator];
(vindplaats document: D/02/g)
X op of omstreeks 16 april 2003 bovengenoemde brief van 8 april 2003 van
(van het college van burgemeester en wethouders van) de gemeente
Hengelo (O) aan Prowi Interieur (t.a.v. [medeverdachte L]) als bijlage bij
bovengenoemde brief van [kantoor verdachte] van 16 april 2003 doen toekomen
aan meergenoemde [curator];
waarna genoemde [curator] daartoe bewogen door een of meer van bovengenoemde
oplichtingmiddelen genoemde onroerende zaak heeft verkocht voor genoemde
koopprijs aan [medeverdachte L]/[C] en/of waarna genoemde onroerende zaak in de
periode 28 tot en met 30 mei 2003 werd geleverd aan HeHe BV, zijnde een door
[medeverdachte L]/[C] opgerichte BV;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 april 2003, in de gemeente(n) Almelo en/of Hengelo (O),
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een brief van [kantoor verdachte], ondertekend door hem, verdachte, geadresseerd
aan mr. [curator], gedateerd 16 april 2003, inhoudende (zakelijk
weergegeven) een aankoopbod van Euro 200.000,- namens [medeverdachte L] en [C] op de
onroerende zaken Chopinstraat 10 t/m 13 te Hengelo (O), alsmede een of meer
overwegingen, welke van invloed waren geweest op de hoogte van die bieding,
zijnde een geschrift dat bestemd om te dienen tot bewijs van het
daaringestelde, althans van enig feit,
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken hierin bestaan, dat in die brief als een van
die overwegingen onder verwijzing naar een brief van (het college van
burgemeester en wethouders van) de gemeente Hengelo (O) van 8 april 2003 werd
vermeld, dat de afspraak in laatstgenoemde brief, inhoudende (zakelijk
weergegeven) dat de bijdrage in de saneringskosten voor (de directie van) de
rechtspersonen Prowi Holding BV en Crale BV werd beperkt tot een bedrag van
f 300.000,-, niet gold voor anderen dan genoemde [curator], als curator in de
faillissementen/het faillissement van de rechtspersonen,
zulks terwijl op het moment van het opstellen en/of dagtekenen van die brief
van [kantoor verdachte] de gemeente Hengelo (O)/het college van burgemeester en
wethouders van die gemeente reeds besloten had soortgelijke afspraken te
willen maken met genoemde [medeverdachte L] en diens mede financier als
toekomstige eigenaren, althans dat die afspraken over zouden gaan naar de
(eventuele) nieuwe eigenaren/eigenaar van het bedrijf Prowi BV cq Crale BV of
een doorstart daarvan, welke in relatie zou staan met [medeverdachte L];
(vindplaats document: bijlage D/02/g)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 onder I, II, III, IV, V, VI, en VIII en sub 2 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen
vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen-
waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 onder VII, IX en X tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 20 september 2002 tot en met 30 mei 2003,
te Hengelo (O) of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen mr. [curator], in diens hoedanigheid van curator in de faillissementen/het
faillissement van Crale BV en/of Prowi Holding BV,
heeft bewogen tot afgifte van de onroerende zaak (bedrijfspand Prowi met
ondergrond) gelegen aan de Chopinstraat (10-13) te Hengelo (O) tegen een
koopprijs van Euro 220.000,- en/of tot het aangaan van schuld, te weten de
verplichting om op basis van een aangegane (mondelijke) koopovereenkomst
genoemde onroerende zaak te leveren aan [medeverdachte L] en [C] of aan een door
genoemde [medeverdachte L] en [C] op te richten of opgerichte vennootschap,
hebbende hij, verdachte, en zijn mededader met voormeld oogmerk listiglijk en bedrieglijk het navolgende gedaan:
VII omstreeks 12 maart 2003 een brief van [kantoor verdachte],
geadresseerd aan mr. [curator], gedateerd 12 maart 2003,
inhoudende dat hij, [verdachte], begrepen had dat hij, [curator], onlangs
een brief had gekregen van de gemeente waaruit zou moeten blijken
dat de saneringskosten zeer aanmerkelijk hoger konden uitvallen dan
het destijds geschatte bedrag van f 300.000,-, dat de
huurovereenkomst tussen hem, [curator], (en Prowi) in maart 2003
expireerde en dat, indien er geen klare wijn werd geschonken,
bestaande in een duurzame huurovereenkomst dan wel een
koopovereenkomst, hij, [verdachte], Prowi zou adviseren het gehuurde te
verlaten, opgemaakt en aan genoemde [curator] doen toekomen;
IX omstreeks 16 april 2003 een brief van [kantoor verdachte],
geadresseerd aan mr. [curator], gedateerd 16 april 2003,
waarin hij, [verdachte], aan genoemde [curator] namens [medeverdachte L] en
[C] een aankoopbod deed op bovengenoemde onroerende zaak van Euro
200.000,-, waarin werd verwezen naar (een alinea van) bovengenoemd
taxatierapport met daarin de hiervoor omschreven toevoeging en
waarin werd verwezen naar de hierboven genoemde brief van (het
college van burgemeester en wethouders van) de gemeente Hengelo (O)
van 8 april 2003 en wel naar het bedrag van 2,7 miljoen gulden
van de destijds geschatte saneringskosten, welke sedertdien niet
verminderd zouden zijn, en naar de vermelding dat de daarin
opgenomen afspraak niet gold voor anderen dan hem, [curator], als
curator, waarna gesteld werd dat de onroerende zaak op dat moment
een negatieve waarde had, opgemaakt en doen toekomen aan genoemde [curator];
X omstreeks 16 april 2003 bovengenoemde brief van 8 april 2003 van
(van het college van burgemeester en wethouders van) de gemeente
Hengelo (O) aan Prowi Interieur (t.a.v. [medeverdachte L]) als bijlage bij
bovengenoemde brief van [kantoor verdachte] van 16 april 2003 doen toekomen
aan meergenoemde [curator];
waarna genoemde [curator] daartoe bewogen door een of meer van bovengenoemde
oplichtingmiddelen genoemde onroerende zaak heeft verkocht voor genoemde
koopprijs aan [medeverdachte L]/[C] en waarna genoemde onroerende zaak in de
periode 28 tot en met 30 mei 2003 werd geleverd aan HeHe BV, zijnde een door
[medeverdachte L]/[C] opgerichte BV;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1 onder VII, IX en X meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1, het misdrijf:
"Medeplegen van Oplichting",
strafbaar gesteld bij artikel 326 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake de feiten sub 1 en sub 2 wordt veroordeeld tot taakstraf, zijnde een werkstraf van 180 uur en een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte is in de onderhavige zaak, door hem ook wel genoemd Prowi Interieur B.V./ Doorstart en later Prowi v.o.f., hierna kort aan te duiden met Prowi, vanaf begin 2003 opgetreden als raadsman van de medeverdachte [medeverdachte L]. Voordien is verdachte gedurende enige decennia als juridisch raadsman en/of adviseur opgetreden voor Prowi Holding B.V. en de aan haar gelieerde vennootschappen.
Uit de bescheiden die zich in het strafdossier bevinden blijkt dat verdachte zich voor de eerste keer met de onderhavige zaak heeft bezig gehouden toen hij zich over de merites van de zaak Prowi heeft gebogen naar aanleiding van het ontvangen van een afschrift van de overeenkomst tussen de Provincie Overijssel enerzijds en Prowi c.q. Crale B.V anderzijds.
In zijn brief van 20 januari 2003 aan medeverdachte [medeverdachte L] heeft verdachte zijn mening en advies weergegeven. Verdachte gaat eerst in op de vraag wat de overeenkomst inhoudt en concludeert dat de rechten en plichten uit het contract door de Provincie zijn overgedragen aan de gemeente en dat inhoudelijk de situatie daarmee niet is veranderd. De rechtbank merkt op dat verdachte hier over een overeenkomst spreekt waarbij de provincie als partij later door de gemeente is vervangen.
Vervolgens geeft verdachte zijn mening weer omtrent de positie van de curator en stelt daarbij dat er wellicht een mogelijkheid voor de gemeente is het contract met Prowi en daarmee met de curator te ontbinden. De verdachte stelt dat hij zich kan voorstellen dat de kosten van sanering meer dan 1 miljoen gulden zullen blijken te zijn.
Op de laatste bladzijde van zijn brief geeft verdachte in rond Nederlands aan dat hij zich kan voorstellen dat de gemeente wegens saneringskosten een claim legt bij de curator van die daadwerkelijke saneringskosten en daarbij de curator vraagt binnen acht dagen te doen weten of hij de overeenkomst (die betalingsverplichting) nakomt, op straffe van verlies van het recht sanering te vorderen.
Verdachte stelt verder dat hij niet weet of dit lukt, doch volgens hem lijkt die weg wel het overdenken waard. Ten slotte stelt verdachte, ervan uitgaande dat de gemeente, de medeverdachte [medeverdachte L] en hijzelf hetzelfde belang nastreven, dat er een gezamenlijke bespreking volgt, waartoe hij het initiatief overlaat aan de medeverdachte [medeverdachte L].
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de medeverdachte [medeverdachte L] dat advies ook opgevolgd. Dat blijkt onder andere uit het gedeelte van het “groeidocument” dat begint met het kopje “Nieuwe ontwikkelingen begin 2003” en afsluit met
“7 februari 2003” waar de medeverdachte [medeverdachte ambtenaar] schrijft dat zij van (thans: medeverdachte-rb) [medeverdachte L] heeft begrepen dat zij graag wat meer tijd willen en dat volgens de advocaat van [medeverdachte L] er wel wat mogelijk is, bijvoorbeeld dat het gaat om de geschatte kosten van fl. 300.000,-, dat kan inmiddels meer zijn.
In de brief van 12 maart 2003, die gericht is aan de curator mr. [curator], stelt verdachte dat hij begrijpt dat de curator onlangs een brief van de gemeente heeft ontvangen waaruit blijkt dat de kosten van sanering zeer aanmerkelijk hoger kunnen uitvallen dan het destijds geschatte bedrag van fl 300.000.-- en tevens dat de sanering van de bodem en water mogelijk niet eerder dan pas over een aantal jaren zal zijn afgerond. Vervolgens schetst verdachte de positie waarin Prowi verkeert en nodigt de curator uit een reactie naar hem (verdachte-rb.) te sturen.
Naar het oordeel van de rechtbank verwijst verdachte in zijn brief naar de brief van de gemeente Hengelo met kenmerk SBO 39587 van 24 februari 2003. Naar het oordeel van de rechtbank bevat de betreffende brief van de gemeente Hengelo enige elementen uit de brief van verdachte van 20 januari 2003, hetgeen niet verwonderlijk is aangezien die brief ook bij de gemeente Hengelo is aangetroffen.
In een op 16 april 2003 gedateerde brief en gericht aan de curator doet de verdachte namens onder andere de medeverdachte [medeverdachte L] een aankoopbod van € 200.000,--. Ter onderbouwing van het bod verwijst de verdachte in de eerste plaats naar de inhoud van een taxatierapport dat in september 2002 is opgemaakt. Vervolgens schrijft verdachte dat blijkens de kopie van de ingesloten brief van 8 april 2003 van de gemeente Hengelo de actualiteit is dat er sprake is van een bedrag van 2,7 miljoen gulden als totale saneringskosten en dat aangenomen mag worden dat het bedrag sedert 1998 niet zal zijn verminderd. Naar het oordeel van de rechtbank verwijst de verdachte hier naar de brief van de gemeente Hengelo van 8 april 2003 met kenmerk SBO 41856.
In de volgende alinea betoogt verdachte dat uit de dezelfde brief mag blijken dat er destijds met de failliete vennootschap een afspraak is gemaakt over de saneringskosten, welke afspraak niet geldt voor anderen dan voor u (cursief-rb.).
De rechtbank is van oordeel dat verdachte die zinsnede heeft geschreven, terwijl hij zelf beter wist. Immers, verdachte was op de hoogte van de inhoud van de andere brief van 8 april 2003 van de gemeente Hengelo met kenmerk SBO 41853, hetgeen blijkt uit de bijlage die bij de brief van begin 2005 door een medewerkster van het kantoor van de verdachte aan de curator is verzonden.
Uit die brief blijkt dat [medeverdachte L] met de gemeente wel een afspraak heeft kunnen maken over de totale kosten van de sanering van de grond.
Zoals medeverdachte [medeverdachte wethouder] uitdrukkelijk heeft verklaard was wel degelijk sprake van een afspraak en niet slechts van een intentie tot het maken van een afspraak of van een positieve grondhouding, zoals door verdachte ter terechtzitting is beweerd.
Met betrekking tot het ten laste gelegde onder 1. overweegt de rechtbank dan ook het volgende.
Wat de rechtbank in deze gecompliceerde zaak primair moet behandelen is het antwoord op de vraag of in deze zaak de grenzen van goed koopmanschap en meer specifiek voor verdachte: de grenzen welke voor een advocaat gelden zijn overschreden en zo ja in welke mate en wat daarvan de gevolgen zijn.
In de brief van 20 januari 2003 geeft verdachte advies, welk advies later, zij het enigszins gesublimeerd, doch naar het oordeel van de rechtbank herkenbaar voor de oorspronkelijke auteur, terug komt in de brief van de gemeente Hengelo met kenmerk SBO 39587 van 24 februari 2003. Die brief is ook aan de curator gezonden, terwijl verdachte in zijn brief van 12 maart 2003 aan de curator de mogelijke omvang van de saneringskosten naar boven bijstelt en ook de saneringsperiode verder naar achteren schuift. In het kader van de onderhandelingen heeft verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, daarbij op zich zelf nog niet een grens overschreden.
Echter, met de brief van 16 april 2003 overschrijdt verdachte naar het oordeel van de rechtbank wel de grens. Immers, in strijd met de wetenschap die hij heeft stelt hij bewust in die brief dat de ‘afspraak niet geldt voor anderen dan voor u’. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zondermeer de intentie gehad het tegendeel van een ware boodschap over te brengen, waardoor de curator, omdat hij ook kennis had genomen van de inhoud van de brief van 12 maart 2003, ‘op het verkeerde been werd gezet’. Naar het oordeel van de rechtbank heeft bij verdachte in ieder geval met de brief van 16 april 2003 de bedoeling van de bevoordeling (waar het in deze zaak om gaat) voorgezeten, zodat sprake was van het oogmerk om zich of anderen wederrechtelijk te bevoordelen.
Dat hij hierin bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte [medeverdachte L] blijkt niet in de laatste plaats uit de opmerking in de afrondende alinea in de brief van 16 april 2003, waarin verdachte schrijft dat hij zich realiseert dat de curator de kwestie nog moet bespreken met de ING, één en ander in verbinding met zijn opmerking in de afrondende alinea in zijn brief van 15 mei 2003 aan medeverdachte [medeverdachte L] waarin verdachte stelt: “als afgesproken ontvang ik gaarne nog even een seintje wanneer ook het laatste appeltje met ING geschild moet worden”. Verder blijkt de bewuste samenwerking uit het feit dat verdachte aan medeverdachte [medeverdachte L], zijn
conceptbrieven heeft voorgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank waren zowel verdachte als de medeverdachte [medeverdachte L] er op uit de ING te benadelen ten behoeve van in de eerste plaats medeverdachte [medeverdachte L].
Het bovenstaande leidt ertoe dat de rechtbank verdachte schuldig acht aan medeplegen van oplichting.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte.
Immers blijkens literatuur en jurisprudentie verdienen alleen die geschriften, die ook daadwerkelijk feiten bevatten, waarop men in het maatschappelijk verkeer wil (of wel moet) afgaan, strafrechtelijke bescherming.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte niet eerder terzake van het plegen van enig strafbaar feit is veroordeeld. Daarnaast merkt de rechtbank op dat, indien de curator in casu doortastender was opgetreden er wellicht geen strafzaak zou zijn gekomen. Tevens zal de rechtbank bij de strafmaat rekening houden met de omstandigheid, dat verdachte van één feit op onderdelen en van feit 2 geheel wordt vrijgesproken en met de omstandigheid dat de onderhavige strafzaak een geweldige impact op verdachte heeft en heeft gehad en mogelijk nog tuchtrechtelijke gevolgen zal krijgen. Zij zal daarom een voorwaardelijke taakstraf, zijnde een werkstraf aan verdachte opleggen.
De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 onder I, II, III, IV, V, VI, en VIII, en het sub 2 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het sub 1 onder, VII, IX en X tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een taakstraf, te weten een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 180 uren,
met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Beveelt dat voormelde taakstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 onder VII, IX en X meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Aldus gewezen door mr. Rikken, voorzitter, mr. Lorist en mr. De Jong, rechters, in tegenwoordigheid van Veldhuis, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 februari 2006.