RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 76689 / KG ZA 06-54
datum vonnis: 1 maart 2006 (mw)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
verder te noemen eiseres,
procureur: mr. R.J. Leijssen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
verder te noemen gedaagde,
procureur: mr. J.D. Veltman.
Eiseres heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 22 februari 2006. Ter zitting zijn verschenen: de heren S. en T. vergezeld door mr. Leijssen en de heer W. vergezeld door mr. Veltman. De standpunten zijn toegelicht. Eiseres heeft vonnis gevraagd.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast. gedaagde is bestuurder geweest bij eiseres. Bij brief van 22 april 2004 heeft eiseres de tussen partijen bestaande managementovereenkomst tegen 1 augustus 2004 opgezegd. Bij bestuursbesluit is gedaagde ook per die datum uit zijn bestuursfunctie ontheven. gedaagde bezit tevens aandelen in eiseres. Op 12 juni 2002 hebben de aandeelhouders een intentieovereenkomst getekend. In deze intentieovereenkomst is opgenomen dat de aandelen in eiseres (toen nog N.) slechts in het bezit mogen zijn van de persoonlijke holdings zolang de achterliggende personen bij B. dan wel B. adviseurs werkzaam zijn. Op het moment dat de werkzaamheden worden beëindigd dienen de betreffende holdings haar aandelen aan B. te verkopen en te leveren. Nu gedaagde niet meer bij eiseres werkzaam is dient deze op grond van het bepaalde in de intentieovereenkomst zijn aandelen in eiseres te verkopen. Tussen partijen bestaat verschil van mening over aan wie gedaagde de aandelen te koop moet aanbieden. Tevens bestaat tussen partijen verschil van mening over de hoogte van de koopprijs van de aandelen. Ter zekerheid van de door gedaagde te ontvangen koopsom van de aandelen heeft gedaagde op 8 september 2004 beslag gelegd op drie onroerende zaken toebehorende aan eiseres. Deze beslagen zijn ingeschreven in het kadaster op 9 september 2004. Het beslag werd gelegd op de na te noemen onroerende zaken:
- de onroerende zaak gelegen te Almelo aan het adres xxx met de daarbij behorende percelen grond;
- de onroerende zaak gelegen te Hengelo aan het adres xxx;
- de onroerende zaak gelegen te Mariënberg aan het aders xxx, kadastraal bekend gemeente Ambt Hardenberg.
gedaagde heeft eiseres op 22 september 2004 gedagvaard. Omdat partijen inmiddels in onderhandeling zijn getreden is de zaak verwezen naar de parkeerrol. eiseres heeft de onroerende zaken te Hengelo en Mariënberg inmiddels verkocht. De door gedaagde gelegde beslagen staan aan levering in de weg. De koper van de onroerende zaak te Hengelo maakt vanaf 10 februari 2006 aanspraak op de contractuele boete wegens te late levering. De boete bedraagt 3‰ van de koopprijs per dag vanaf 10 februari 2006, subsidiair € 49.500,00 bij ontbinding. eiseres heeft gedaagde verzocht de beslagen op te heffen. gedaagde is daartoe niet bereid.
2. eiseres vordert in kort geding de beslagen op te heffen op de onroerende zaken te Hengelo en Mariënberg. eiseres stelt daartoe dat er geen grond is voor het beslag en de beslagen onnodig zijn.
2.1 eiseres stelt dat er geen grond is voor het beslag nu niet eiseres maar de mede-aandeelhouders van eiseres de aandelen van gedaagde in eiseres zullen kopen, zoals blijkt uit de vaststellingsovereenkomst. De grondslag waarop het verlof tot beslag werd verleend is hierdoor komen te vervallen. Op grond van de blokkeringsregeling in de statuten is gedaagde verplicht de aandelen eerst te koop aan te bieden aan de medeaandeelhouders. Nu de aandeelhouders te kennen hebben gegeven de aandelen te willen kopen kan eiseres de aandelen niet kopen en is er geen sprake van een vordering van gedaagde op eiseres waarvoor beslag is gelegd.
2.2 Verder stelt eiseres dat de beslagen onnodig zijn nu het beslag gedaagde onmogelijk enige baat kan brengen gelet op de waarde van de onroerende zaken, de hoogte van de hypothecaire inschrijvingen en de hoogte van de vordering van de ING en ABN AMRO. Alleen al op grond van de redelijkheid en billijkheid dienen de beslagen opgeheven te worden. gedaagde heeft geen baat bij het beslag, terwijl het eiseres elke dag geld kost.
3. gedaagde betwist dat het beslag niet tot zekerheid kan strekken en betwist bovendien dat er geen grondslag zou bestaan voor het beslag. gedaagde stelt dat op grond van het bepaalde in de intentie overeenkomst de aandelen aangeboden moeten worden aan eiseres en niet aan de medeaandeelhouders. In de concept vaststellingsovereenkomst worden de aandelen wel aangeboden aan de medeaandeelhouders, doch de vaststellingsovereenkomst is niet getekend. De inventaris en de debiteuren zijn ook ter zekerheid van de vordering van de ING aan de ING verpand. Het is maar de vraag of de ING de zekerheid uit de panden volledig nodig heeft.
4. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Aan de orde is de vraag of de beslagen op de onroerende zaken te Hengelo en Mariënberg opgeheven dienen te worden. Opheffing van het beslag op de onroerende zaak te Almelo wordt niet gevorderd, daarvan ontbreekt bovendien het spoedeisend belang.
4.1 Spoedeisend belang voor opheffing van de beslagen op de onroerende zaken te Hengelo en Mariënberg is aanwezig, dit wordt door gedaagde ook niet betwist. Wel dient opgemerkt te worden dat eiseres het spoedeisende belang in haar vordering zelf heeft veroorzaakt door in strijd met de wet en het beslagreglement zaken te verkopen waar een beslagrecht op rust.
4.2 Wat betreft het ontbreken van de grondslag voor de vordering waarvoor beslag is gelegd oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 2:195 Burgerlijk Wetboek is eiseres verplicht een blokkeringsregeling in haar statuten op te nemen. De statuten zijn door eiseres niet in het geding gebracht, maar onweersproken is gesteld dat de blokkeringsregeling van eiseres een aanbiedingsregeling betreft, inhoudende dat de aandelen eerst aan de medeaandeelhouders aangeboden dienen te worden. De mogelijkheid bestaat om contactueel af te wijken van de blokkeringsregeling in de statuten. Wat betreft de vraag in hoeverre dergelijke overeenkomsten geldig zijn wordt verschillend gedacht. Vanzelfsprekend mag er geen sprake zijn van strijd met dwingend recht. Ook kan de contractuele afwijking niet zover gaan dat de B.V. gedenatureerd wordt tot pseudo N.V.
In de op 12 juni 2002 opgemaakte en door alle aandeelhouders getekende intentieovereenkomst is opgenomen dat bij uittreden de betreffende holding zijn aandeel zal moeten verkopen aan eiseres (toen nog N.). gedaagde beroept zich op deze intentieovereenkomst. In de onderhavige procedure gaat het slechts om de interne werking van deze intentieovereenkomst, waarbij voorop staat dat alle aandeelhouders deze overeenkomst hebben getekend. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat deze overeenkomst in strijd is met dwingend recht. Ook wordt de B.V. door deze overeenkomst niet gedenatureerd tot pseudo N.V. Op grond van het bepaalde in artikel 2:195 lid 7 Burgerlijk Wetboek kan de vennootschap zelf gegadigde zijn. De vereiste instemming van de medeaandeelhouders hiervoor blijkt uit de intentieovereenkomst. Gelet op bovenstaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat gedaagde zich voor de grondslag van haar vordering terecht beroept op het bepaalde in artikel 5 van de intentieovereenkomst.
Dat in de vaststellingsovereenkomst de aandelen worden aangeboden aan de medeaandeelhouders is ter zake niet van belang nu deze vaststellingsovereenkomst niet is getekend en aldus geen werking heeft. Dat partijen op enkele punten uit de vaststellingsovereenkomst wel overeenstemming hebben bereikt doet hier eveneens niet aan af nu partijen over het meest essentiële deel, namelijk de waardevaststelling van de aandelen nog geen overeenstemming hebben bereikt.
4.3 De voorzieningenrechter is evenwel van oordeel dat de beslagen op de onroerende zaken te Hengelo en Mariënberg opgeheven dienen te worden nu deze beslagen geen doel treffen. Een beslag voor een geldvordering dient ertoe betaling van die vordering zeker te stellen. Gelet echter op de hoogte van de hypothecaire inschrijving van de ING (€ 2.000.000) en ABN Amro (€ 342.604) en de hoogte van de huidige vorderingen van de ING
(€ 2.689.755,86) en ABN Amro (€ 208.737,82) alsmede gelet op de onderhandse verkoopwaarde van de onroerende zaken te Hengelo (€ 495.000,00) en Mariënberg
(€ 110.000,00) is voldoende aannemelijk dat de verkoopopbrengst van deze twee onroerende zaken geheel aan ABN Amro en ING toekomt.
4.4 Bij eventuele verkoop van het pand te Almelo (met een onderhandse verkoopwaarde van € 1.450.000) bestaat de kans, gelet op de overige zekerheden die de ING heeft, dat de ING de zekerheid op de onroerende zaak te Almelo niet geheel nodig heeft. Het beslag op het pand te Almelo wordt echter niet opgeheven zodat deze eventuele zekerheid voor gedaagde blijft bestaan.
4.5 De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van eiseres voor opheffing van de beslagen zwaarder dient te wegen enkel omdat, gelet op bovenstaande overwegingen, voldoende aannemelijk is geworden dat de beslagen op de panden te Hengelo en Mariënberg gedaagde geen baat kunnen bieden en eiseres op grond van de koopovereenkomst van het pand te Hengelo elke dag een boete is verschuldigd van € 1.485,00 (subsidiair € 49.500 bij ontbinding). Enkel op die grond dienen de beslagen opgeheven te worden.
5. Gelet op het feit dat dit kort geding heeft plaatsgevonden omdat eiseres in strijd met de wet en het beslagrecht heeft gehandeld ziet de rechtbank aanleiding eiseres te veroordelen in de kosten van deze procedure.
I. Heft op het beslag op de onroerende zaak bestaande uit kantoor, garage, tuin en erf staande en gelegen te Hengelo (O) aan het adres xxx, kadastraal bekend gemeente Hengelo (O) sectie , groot 5 are en 12 centi-are.
II. Heft op het beslag op de onroerende zaak bestaande uit kantoorgebouw en erf staande en gelegen te Mariënberg aan het adres xxx, kadastraal bekend gemeente Ambt-Hardenberg sectie, groot 3 are en 15 centi-are.
III. Veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 248,00 aan verschotten en € 816,00 aan salaris van de procureur.
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Inden, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.