ECLI:NL:RBALM:2006:AX2160

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
17 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
76590 / FA RK 06-89
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Moes
  • A. Blomhert
  • J. Oude Aarninkhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot adoptie met inachtneming van het belang van het kind en co-ouderschap na beëindiging huwelijk

In deze zaak hebben verzoekers een verzoek tot adoptie ingediend, waarbij de rechtbank Almelo op 17 mei 2006 uitspraak deed. De verzoekers, die eerder gehuwd waren en hun huwelijk hebben omgezet in een geregistreerd partnerschap, voldeden niet aan de wettelijke eis van drie jaar samenleven voorafgaand aan de indiening van het verzoek, aangezien hun samenleving in juli 2003 was beëindigd. Desondanks oordeelde de rechtbank dat de verzoekers ontvankelijk waren in hun verzoek tot adoptie, waarbij het belang van het kind voorop stond. De rechtbank benadrukte dat adoptie een maatregel van kinderbescherming is en dat de duurzame binding tussen de verzoekers en het kind niet was geëindigd, ondanks de beëindiging van hun huwelijk. De rechtbank nam in overweging dat de verzoekers in een co-ouderschapssituatie verkeerden, waarbij zij gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de verzorging en opvoeding van het kind. Dit was in lijn met de wetsvoorstellen van de Minister van Justitie en de Tweede Kamer over voortgezet ouderschap na scheiding.

De rechtbank oordeelde dat de adoptie in het belang van het kind was, aangezien het kind al sinds 3 juni 2002 in het gezin van de verzoekers verbleef en eerder door hen was geadopteerd. De rechtbank wees het verzoek tot adoptie toe en gelastte tevens een wijziging van de voornaam van het kind. De beslissing werd genomen met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder artikel 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeerde dat de adoptie de positie van het kind in familierechtelijke en erfrechtelijke zin gelijk zou maken aan die van haar zus, die eerder door de verzoekers was geadopteerd. De rechtbank wees ook het verzoek tot voornaamswijziging toe, en de beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. Moes, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 76590 / FA RK 06-89 (mk)
beschikking van de rechtbank Almelo, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 17 mei 2006
inzake
(Verzoekster),
wonende te (adres)
(Verzoeker)
wonende te (adres),
verzoekers,
procureur: mr. A.M.C. de Vroet.
Het procesverloop
Op 9 februari 2006 is een verzoekschrift tot adoptie ter griffie ingekomen met daarbij een verzoek tot voornaamswijziging.
Op 15 maart 2006 hebben verzoekers aanvullende stukken in het geding gebracht, het verzoek over de geboortedatum gewijzigd en het verzoek voor het overige nader onderbouwd.
Bij beschikking van deze rechtbank van 17 maart 2006 is mr. Oortman tot bijzonder curator benoemd.
Aan de Raad voor de Kinderbescherming is op 21 maart 2006 een afschrift van het verzoekschrift gestuurd.
Op 4 mei 2006 is een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming ter griffie ingekomen.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 8 mei 2006. Ter zitting zijn verschenen: verzoekers vergezeld door mr. De Vroet en mr. Oortman. De standpunten zijn toegelicht.
Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De beschikking is bepaald op heden.
De vaststaande feiten
Verzoekers zijn op 1 september 1995 te Raalte gehuwd. Dit huwelijk is op 22 juli 2003 omgezet in een geregistreerd partnerschap. Het geregistreerd partnerschap is vervolgens beëindigd op 24 oktober 2003.
(Verzoekster) is op 14 mei 2004 gehuwd met (echtgenoot). Uit dit huwelijk is op
16 maart 2004 te Enschede een dochter geboren.
(Verzoeker) is op 20 oktober 2005 gehuwd met (echtgenote).
Op 20 september 2001 is te Chageni (Ethiopië) geboren: (het kind), kind van onbekend gebleven ouders en thans genaamd: (het kind). Naar Ethiopisch recht is op 3 mei 2002 de adoptie uitgesproken. (het kind) verblijft sinds 3 juni 2002 in het gezin van verzoekers.
Bij beschikking van deze rechtbank van 8 juni 2000 hebben verzoekers naar Nederlands recht geadopteerd: (de zus), geboren te Addis Abeba (Ethiopië) op
26 mei 1998.
De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing
De wettelijk voorgeschreven bewijsstukken zijn bij het verzoekschrift overgelegd.
Vaststaat dat (het kind) naar Ethiopisch recht al door verzoekers is geadopteerd. Daarom kan de oproeping van de ouders achterwege blijven.
Verzoekers bezitten door de adoptie in Ethiopië een vorm van gezag over (het kind), dat naar Nederlands recht gelijk gesteld kan worden met voogdij.
Verzoekers voldoen niet aan de voorwaarde in artikel 1:227, lid 2 Burgerlijke Wetboek (BW) dat het verzoek door twee personen tezamen slechts kan worden gedaan, indien zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. De samenleving is immers in juli 2003 beëindigd. De rechtbank zal moeten beoordelen of verzoekers desondanks in hun verzoek kunnen worden ontvangen. Voor die beoordeling acht de rechtbank het volgende van belang.
De adoptie is in het Nederlandse recht geïntroduceerd als een maatregel van kinderbescherming die genomen wordt in het belang van het kind dat bescherming nodig heeft. Deze bescherming wordt geboden door een erkenning rechtens van de duurzame binding tussen kind en pleegouders die het kind duurzaam verzorgen en opvoeden. Door adoptie wordt het kind – dat feitelijk al deel uitmaakt van het gezins- en familieverband van de adoptanten – juridisch geheel geïntegreerd in de nieuwe familie. Hoewel het belang van de pleegouders eveneens bij de adoptie is betrokken, staat het belang van het kind voorop. Ook in het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) staat het kinderbeschermingsaspect voorop. Volgens artikel 20, lid 1 IVRK is adoptie een vorm van gezinsvervangende zorg voor een kind dat het verblijf in het gezin waartoe het behoort, moet missen. Het belang van het kind is de afgelopen jaren steeds meer centraal komen te staan. Het belang van (het kind) dient daarom voorop te staan bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot adoptie. (Het kind) verblijft sinds 3 juni 2002 in het gezin van verzoekers. In juli 2003 is de samenleving van verzoekers geëindigd. De voorwaarde die artikel 1:227 lid 2 BW aan de duur van de samenleving stelt is weliswaar niet vervuld, maar naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke wetsuitlegging met zich dat ook gekeken wordt naar de verzorging en opvoeding na het verbreken van de samenleving. Verzoekers hebben goede en duidelijke afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding van (het kind) na de beëindiging van hun huwelijk. Er is sprake van een co-ouderschap. Het doet de rechtbank deugd dat verzoekers hierdoor ook na de verbreking van de samenleving in gelijke mate betrokken zijn bij en verantwoordelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van (het kind). Dit is geheel in lijn met de wetsvoorstellen van de Minister van Justitie en het lid van de Tweede Kamer Luchtenveld over het voortgezet ouderschap na (echt)scheiding.
Door de beëindiging van het huwelijk van verzoekers is de duurzame binding tussen verzoekers en (het kind) en de gezinsvervangende zorg naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet geëindigd. Dit blijkt ook uit het rapport van raad. De raad heeft geconstateerd dat verzoekers in staat zijn om zo goed mogelijk en als co-ouders in gezamenlijkheid voor de kinderen te blijven zorgen. Er zijn bij de raad geen vragen gerezen over de ontwikkeling van (het kind). Het verzoek tot adoptie lijkt een bestendiging te zijn van de bestaande situatie en de raad acht de adoptie geheel in het belang van (het kind). De nieuwe partners van verzoekers staan volledig achter het verzoek en de bijzonder curator heeft ter zitting gemotiveerd gesteld dat adoptie in het belang van (het kind) is.
Ook acht de rechtbank van belang dat door adoptie van (het kind) haar positie in familierechtelijke en erfrechtelijke zin dezelfde zal zijn als die van (de zus).
Indien de scheiding de adoptiemogelijkheid voor (het kind) definitief zou afsnijden, zou die scheiding haar zwaarder duperen dan (de zus) die tijdens het huwelijk is geadopteerd.
Gelet op dit alles acht de rechtbank verzoekers ontvankelijk in hun verzoek tot adoptie.
De rechtbank is van oordeel dat de adoptie in het kennelijk belang van (het kind) is en dat thans vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat zij niets meer van haar ouder(s) in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. Ook aan de in artikel
1:228 BW genoemde voorwaarden is voldaan, zodat het verzoek tot adoptie kan worden toegewezen.
Het verzoek tot voornaamswijziging komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en is daarom ook voor toewijzing vatbaar.
Zoals hiervoor al overwogen, adopteerden verzoekers al eerder een kind. Dit kind draagt de geslachtsnaam (naam). Hierdoor zal (het kind) ook de geslachtsnaam (naam) dragen.
De rechtbank acht voor de vaststelling van de geboortedatum, de datum zoals deze staat vermeld op de geboorteakte bepalend, zodat zij die datum als geboortedatum aanmerkt.
De beslissing
De rechtbank:
I. Spreekt uit de adoptie door verzoekers van:
(het kind), geboren op 20 september 2001 te Chageni (Ethiopië).
II. Gelast de wijziging van de voornaam, zodat het kind na adoptie zal zijn geheten:
(het kind).
III. Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mrs. Moes, Blomhert en Oude Aarninkhof en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2006 door mr. Moes in tegenwoordigheid van Keupink, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming te Almelo en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een procureur – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.