ECLI:NL:RBALM:2006:AX6394

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
3 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
74800 / HA ZA 05-1126
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Groener
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wijziging van de tekst op de grafsteen van een overleden echtgenote en moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 3 mei 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde, die familieleden zijn. De zaak betreft de vordering van eiser om de tekst op de grafsteen van zijn overleden echtgenote en moeder te wijzigen. Eiser, wonende te Delfzijl, heeft de vordering ingesteld omdat gedaagde, de overblijvende echtgenoot, weigerde de woorden 'en oma' toe te voegen aan de grafsteen, ondanks de wens van eiser en de kinderen. De rechtbank overweegt dat de beslissing over de tekst op de grafsteen niet alleen aan de overblijvende echtgenoot toekomt, maar ook aan andere nabestaanden, in dit geval de zoon. De rechtbank stelt vast dat de weigering van gedaagde om de tekst aan te passen onrechtmatig is, omdat deze niet in overeenstemming is met de gerechtvaardigde wens van eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde niet heeft aangetoond dat hij een gerechtvaardigd belang heeft bij het achterwege laten van de vermelding 'oma'. De rechtbank wijst erop dat de wens van eiser om de tekst aan te passen gerechtvaardigd is, gezien de rol van de overledene als grootmoeder. Gedaagde heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om zijn weigering te onderbouwen, en de rechtbank concludeert dat deze weigering onbetamelijk is. Eiser heeft bovendien op eigen kosten een identieke grafsteen laten maken met de gewenste tekst, wat de financiële gevolgen van de wijziging voor zijn rekening brengt.

De rechtbank heeft de vordering van eiser toegewezen en gedaagde veroordeeld om binnen twee maanden na betekening van het vonnis de tekst op de grafsteen aan te passen, met een dwangsom voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 74800 / HA ZA 05-1126
datum vonnis: 3 mei 2006 (EG)
Vonnis van de rechtbank Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
eiser,
wonende te Delfzijl,
eiser,
procureur: mr. A.J. Spoor,
advocaat: mr. J.S van Burg te Assen,
tegen
Gedaagde,
wonende te Rijssen,
gedaagde,
procureur: mr. A.E.B. de Hollander.
Het procesverloop
Op 18 januari 2006 heeft de rechtbank een tussenvonnis gewezen.
Op 16 februari 2006 vond een comparitie van partijen plaats, waar partijen met hun raadslieden zijn verschenen.
Op 1 maart 2006 heeft gedaagde een akte houdende uitlating genomen, waarna eiser op
29 maart 2006 een antwoordakte heeft genomen.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
Beoordeling van het geschil en motivering van de beslissing
1.
De rechtbank neemt hier over hetgeen daarover in voormeld tussenvonnis is overwogen.
2.
Ter comparitie is partijen in overweging gegeven zich te wenden tot een mediator. Gedaagde wilde zich daarover beraden. Bij akte heeft gedaagde doen meedelen dat hij na beraad heeft besloten niet aan mediation mee te werken. Eiser kan niet anders dan zich daarbij neerleggen. Partijen hebben niet verzocht om een voortzetting van de comparitie en de rechtbank gaat ervan uit dat een regeling in der minne tussen partijen niet tot de mogelijkheden behoort.
3.
Eiser baseert zijn vordering op een onrechtmatige daad aan de kant van gedaagde jegens hem en zijn kinderen. De rechtbank overweegt dat, voor zover de (meerderjarige) kinderen van eiser zich gegriefd voelen, zij zelfstandig in rechte hadden dienen op te treden. Eiser kan hen niet in rechte vertegenwoordigen. Dit neemt echter niet weg dat ook eiser zelf gegriefd kan zijn door de weigering van gedaagde om op de grafsteen van zijn echtgenote niet te vermelden dat zij ook oma was van de kinderen van eiser.
4.
De rechtbank gaat ervan uit dat in beginsel alle nabestaanden na onderling overleg samen hebben te beslissen over de tekst op de grafsteen van een overledene. Dit houdt in dat het gedaagde in beginsel niet vrij staat eigenmachtig hierover een beslissing te nemen. Gedaagde is op verzoek van eiser overgegaan tot wijziging van de tekst, echter niet volledig. De overleden echtgenote van gedaagde was echter, behalve echtgenote en moeder van meer kinderen, grootmoeder van kleinkinderen. De wens van eiser komt derhalve met de realiteit overeen en is daarmee alleszins gerechtvaardigd.
5.
De vraag is vervolgens in hoeverre gedaagde een gerechtvaardigd belang heeft bij het achterwege laten van de vermelding “oma”. Gedaagde heeft aangevoerd dat partijen gebrouilleerd waren en elkaar weinig zagen. Het feit dat eiser gedaagde verwijten maakt, wil naar de mening van gedaagde niet zeggen dat eiser ook met zijn moeder geen contact wilde onderhouden. Gedaagde spreekt overigens de verwijten van eiser tegen. Op zich moge juist zijn dat eiser best contact met zijn moeder had kunnen onderhouden ondanks de moeilijke relatie met zijn vader, doch dit betekent niet dat gedaagde daardoor gerechtigd is de op zich gerechtvaardigde wens van eiser betreffende de tekst op het graf naast zich neer te leggen. Door gedaagde is niet aangevoerd dat het de uitdrukkelijke wens van zijn overleden echtgenote was de tekst op de grafsteen te realiseren zoals hij dat heeft gedaan. Gedaagde heeft ook anderszins geen argumenten aangevoerd waaruit zou blijken dat hij een gerechtvaardigd belang heeft bij zijn weigering. Deze weigering is daarmee onbetamelijk jegens eiser.
6.
Daar komt nog bij dat eiser kennelijk op eigen kosten een identieke grafsteen heeft laten maken met een aanvulling op de tekst zoals door hem gewenst. De financiële gevolgen van de wijziging komen ook verder volledig voor rekening van eiser.
7.
Onder deze omstandigheden kan de rechtbank niet anders dan de vordering van eiser toewijzen. De rechtbank betreurt het dat partijen er in onderling overleg niet uitgekomen zijn. Nu gedaagde geen bezwaar heeft gemaakt tegen de gevorderde dwangsom en de omvang daarvan en evenmin tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad zal de rechtbank ook dat deel van de vordering toewijzen. Nu de primaire vordering van eiser wordt toegewezen komt de rechtbank aan de subsidiaire vordering van eiser niet toe.
8.
Omdat partijen familieleden zijn en ook in verband met de overige omstandigheden zoals die in de procedure naar voren zijn gekomen, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren.
De beslissing
De rechtbank:
I. Veroordeelt gedaagde om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis ervoor zorg te dragen dat op kosten van eiser aan de tekst op de grafsteen van gedaagdes echtgenote en eisers moeder de woorden “en oma” worden toegevoegd onder verbeurte van een dwangsom van € 150,-- voor elke dag dat gedaagde in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen met een maximum van € 15.000,--.
II. Verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
III. Wijst af het meer of anders gevorderde.
IV. Compenseert de proceskosten in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Groener en is op 3 mei 2006 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.