ECLI:NL:RBALM:2006:AX8895

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
55860 / HA ZA 03-84
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Jongebreur
  • A. Breitbarth
  • M. Schreuder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige handelingen door het opstellen en verzenden van valse facturen met hoofdelijk aansprakelijkheid van de bestuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 7 juni 2006 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen AEGON NEDERLAND N.V. en verschillende vennootschappen, waaronder T Assurantiën B.V. en H.H.T. Holding B.V. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door het opstellen en verzenden van valse facturen. AEGON vorderde schadevergoeding van de gedaagden, die gezamenlijk T c.s. werden genoemd, en hun bestuurder T. werd hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die AEGON had geleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoogte van de schade niet gemotiveerd was betwist door T c.s. en dat zij hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schadevergoeding aan AEGON en AIG, die ook als interveniënt in de zaak optrad. De rechtbank heeft de vorderingen van AEGON en AIG toegewezen en de gedaagden veroordeeld tot betaling van aanzienlijke bedragen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 mei 2004. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van AEGON en AIG toegewezen aan de gedaagden, die als in het ongelijk gestelde partij werden aangemerkt. De rechtbank heeft ook de reconventionele vordering van T c.s. afgewezen, omdat AEGON niet onrechtmatig beslag had gelegd ter verzekering van haar vordering. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 55860 / HA ZA 03-84
Datum vonnis : 7 juni 2006
In de hoofdzaak
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
AEGON NEDERLAND N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
verder te noemen: Aegon,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur: mr. P.C. Kleyn van Willigen,
advocaat: voorheen mr. M.S. de Kort-de Wolde te 's-Gravenhage, thans
mr. D.J.S. Voorhoeve te Amsterdam.
en
2. de vennootschap naar het recht van de Verenigde Staten
INSURANCE COMPANY OF THE STATE OF PENNSYLVANIA,
gevestigd te New York, Verenigde Staten,
3. de vennootschap naar het recht van de Verenigde Staten
AMERICAN INTERNATIONAL UNDERWRITERS,
gevestigd te New York, Verenigde Staten,
interveniënten in de hoofdzaak,
verder gezamenlijk te noemen: AIG,
procureur: mr. P.C. Kleyn van Willigen,
advocaat: voorheen mr. M.S. de Kort-de Wolde te 's-Gravenhage, thans
mr. D.J.S. Voorhoeve te Amsterdam.
tegen
1. HERRE T,
wonende te Hengelo,
verder te noemen: T,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
T ASSURANTIËN B.V.,
gevestigd te Enschede,
verder te noemen: T Assurantiën,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.H.T. HOLDING B.V.,
gevestigd te Hengelo,
verder te noemen: HHT,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JESA BEHEER & MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Hengelo,
verder te noemen: Jesa,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REGIOTOP B.V.,
gevestigd te Hengelo,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
verder gezamenlijk te noemen: T c.s.,
procureur: voorheen mr. E. Lassche, thans mr. L.J. Speijdel.
Het procesverloop
De rechtbank neemt over hetgeen zij in haar incidentele vonnissen d.d. 23 april 2003, 27 augustus 2003, 17 november 2004 en haar tussenvonnis van 1 maart 2006 heeft overwogen.
Aegon en AIG hebben een akte-verzoek vermindering van eis, uitlating tussenvonnis en indiening specificaties genomen.
Ter rolle van 29 maart 2006 heeft mr. L.J. Speijdel zich voor T c.s. gesteld. T c.s. hebben vervolgens een antwoordakte, tevens akte overlegging producties genomen.
Aegon en AIG hebben ter rolle van 10 mei 2005 gedesisteerd van het nemen van een akte uitlating producties.
Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd. Het vonnis is bepaald op heden.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing.
In de hoofdzaak:
In conventie
De rechtbank neemt hier over hetgeen zij in haar vonnissen van 23 april 2003, 27 augustus 2003, 17 november 2004 en 1 maart 2006 heeft overwogen en beslist.
2. Allereerst merkt de rechtbank op dat zij in haar tussenvonnis van 1 maart 2006 in rechtsoverweging 1.5. ten onrechte heeft vermeld dat AIG op 20 oktober 2004 een bedrag ad € 15.939.392,00 aan Aegon heeft uitgekeerd. Dit is, zoals ook uit de rechtsoverwegingen 2.3. en 3.3. van voornoemd vonnis volgt, 20 mei 2004.
3. De rechtbank heeft in haar vonnis d.d. 1 maart 2006 over geschilpunten van partijen uitdrukkelijk en zonder voorbehoud eindbeslissingen genomen. Zo heeft de rechtbank overwogen en beslist dat T c.s. door het verzenden van valse facturen onrechtmatig jegens Aegon hebben gehandeld en dat T c.s. de door Aegon geleden schade dienen te vergoeden. Voorts heeft de rechtbank overwogen en beslist dat T c.s. de hoogte van de schade niet gemotiveerd hebben betwist. T is (in privé) telkens met de aansprakelijke vennootschap hoofdelijk aansprakelijk voor de door Aegon geleden schade. Aegon en AIG zijn vervolgens door de rechtbank in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het totaal bedrag dat T Assurantieën, Jesa, HHT en Regiotop afzonderlijk door het verzenden van zwarte facturen aan Aegon in rekening hebben gebracht, alsmede over welke bedragen vanaf welke datum wettelijke rente wordt gevorderd en de hoogte van die rente bedragen.
4. De rechtbank is in de verdere loop van het geding gebonden aan haar genomen eindbeslissingen. Dit is alleen anders als die consequentie in uitzonderlijke gevallen onaanvaardbaar zou zijn. Zo’n uitzonderlijk geval doet zich hier niet voor. T c.s. kunnen daarom bij de door hen genomen akte na tussenvonnis het debat over de juistheid van de door de rechtbank genomen beslissingen met name met betrekking tot de juistheid van de hoogte van de zwarte facturen niet heropenen.
5. Aegon heeft bij akte haar vordering met een bedrag ad € 907.560,43 verminderd, nu zij heeft geconstateerd dat een drietal zwarte facturen ten onrechte dubbel was vermeld. De totale schade uit hoofde van de zwarte facturen bedraagt thans € 17.227.869,57 in plaats van € 18.135.430,00. Voorts heeft Aegon haar vordering terzake rente verminderd en vorderen Aegon en AIG de wettelijke rente vanaf 20 mei 2004 in plaats van vanaf 20 april 2004. Aegon heeft aangegeven dat de vorderingen van de verschillende vennootschappen als volgt zijn opgebouwd:
T Assurantieën:
datum hoofdsom rente t/m 20-04-2004
31-12-1997 € 502.961,00 € 241.495,47
31-12-1998 € 271.996,00 € 107.819,65
31-12-1999 € 955.071,00 € 303.101,37
31-12-2000 € 2.325.850,00 € 564.697,70
31-12-2001 € 4.801.902,00 € 724.089,19
31-12-2002 € 181.526,00 € 13.701,43
totaal € 9.039.306,00 + € 1.954.904,81 = € 10.994.210,81
HHT:
datum hoofsom rente t/m 20-04-2004
31-12-1999 € 53.047,00 € 16.835,00
31-12-2000 € 901.434,00 € 218.860,95
31-12-2001 € 430.637,00 € 64.936,69
totaal € 1.385.118,00 + € 300.632,64 = € 1.685.750,64
Regiotop:
datum hoofsom rente t/m 20-04-2004
31-12-2001 € 247.310,00 + € 37.292,40 = € 284.602,40
Jesa:
datum hoofsom rente t/m 20-04-2004
31-12-1993 € 161.183,00 € 151.427,02
31-12-1994 € 206.561,00 € 160.970,48
31-12-1995 € 230.111,00 € 148.984,65
31-12-1996 € 317.233,00 € 188.084,82
31-12-1997 € 1.148.177,00 € 551.294,28
31-12-1998 € 1.193.392,00 € 473.062,52
31-12-1999 € 1.145.087,00 € 363.404,84
31-12-2000 € 1.649.945,00 € 400.593,38
31-12-2001 € 258.428,00 € 38.968,92
31-12-2002 € 246.016,00 € 18.569,07
totaal € 6.556.133,00 + € 2.495.359,98 = € 9.051.492,98
6. De rechtbank overweegt als volgt. Aegon heeft van T Assurantiën, HHT, Regiotop en Jesa – in totaal – een bedrag van € 22.016.056,83 te vorderen (inclusief de wettelijke rente tot en met 20 april 2004). AIG heeft op 20 mei 2004 een bedrag ad € 15.939.392,00 aan Aegon voldaan. De vordering van Aegon op T c.s. bedraagt – na de vermindering van eis – derhalve nog € 6.076.664,83, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 mei 2004.
7. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 1 maart 2006 overwogen en beslist dat er van een hoofdelijke aansprakelijkheid tussen de verschillende vennootschappen (T Assurantiën, HHT, Regiotop en Jesa) op grond van het bepaalde in de artikelen 6:166 BW en 6:102 lid 2 BW geen sprake is. Voorts heeft zij overwogen en beslist dat T (in privé) telkens met de aansprakelijke vennootschap hoofdelijk aansprakelijk is voor de door Aegon geleden schade. Nu T c.s. de hoogte van de zwarte facturen niet, althans tardief, hebben betwist én Aegon en AIG inzichtelijk hebben gemaakt voor welk (totaal) bedrag T Assurantiën, HHT, Regiotop en Jesa aan Aegon zwarte facturen hebben verzonden, zal de rechtbank T c.s. veroordelen om pro rato de door Aegon geleden schade aan AIG (72,3989410232641%) en Aegon (27,6010589767359%) te voldoen (zijnde € 15.939.392,00 / € 22.016.056,83 x 100% respectievelijk € 6.076.664,83 / € 22.016.056,83 x 100%). T zal (in privé) naast de afzonderlijke vennootschap worden veroordeeld tot het vergoeden van de geleden schade, nu hij hiervoor hoofdelijk aansprakelijk is.
8. Per saldo zal de rechtbank:
a. T Assurantiën en T hoofdelijk veroordelen om te betalen:
- aan AIG een bedrag van € 7.959.692,20 (72,3989410232641 van € 10.994.210,81), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2004;
- aan Aegon een bedrag van € 3.034.518,61 (27,6010589767359% van € 10.994.210,81), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2004;
b. HHT en T hoofdelijk veroordelen om te betalen:
- aan AIG een bedrag van € 1.220.465,61 (72,3989410232641 van € 1.685.750,64), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2004;
- aan Aegon een bedrag van € 465.285,03 (27,6010589767359% van € 1.685.750,64), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2004;
c. Regiotop en T hoofdelijk veroordelen om te betalen:
- aan AIG een bedrag van € 206.049,12 (72,3989410232641 van € 284.602,40), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2004;
- aan Aegon een bedrag van € 78.553,28 (27,6010589767359% van € 284.602,40), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2004;
d. Jesa en T hoofdelijk veroordelen om te betalen:
- aan AIG een bedrag van € 6.553.185,06 (72,3989410232641 van € 9.051.492,98), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2004;
- aan Aegon een bedrag van € 2.498.307,92 (27,6010589767359% van € 9.051.492,98), vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 20 mei 2004.
Proceskosten
9. Aegon vordert T c.s. te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 4.176,57 voor verschotten en € 8.304,00 voor salaris procureur (3 rekesten x € 2.768,00).
10. T c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Aegon worden begroot op:
- dagvaarding € 65,18
- vast recht € 3.632,00
- salaris procureur € 6.920,00 (2,5 punt x tarief € 2.768,00)
Totaal € 10.617,18
De kosten aan de zijde van AIG worden begroot op:
- vast recht € 3.632,00
- salaris procureur € 0,00 (0 punt x tarief € 2.768,00)
Totaal € 3.632,00
In reconventie
11. Nu is komen vast te staan dat T c.s. onrechtmatig jegens Aegon hebben gehandeld, heeft Aegon niet onrechtmatig beslag gelegd ter verzekering van haar vordering. De reconventionele vordering van T c.s. zal door de rechtbank dan ook worden afgewezen.
12. T c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Aegon worden begroot op € 1.384,00 (0,5 punt x tarief € 2.768,00).
In het vrijwaringsincident:
13. Nu Aegon en AIG in de hoofdzaak in het gelijk worden gesteld, dienen T c.s. in de kosten van het vrijwaringsincident te worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Aegon worden begroot op € 2.768,00 (1,0 punt x tarief € 2.768,00) wegens salaris procureur.
In het incident tot tussenkomst
14. Nu Aegon en AIG in de hoofdzaak in het gelijk worden gesteld, dienen T c.s. in de kosten van het incident tot tussenkomst te worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van AIG worden begroot op € 2.768,00 (1,0 punt x tarief € 2.768,00) wegens salaris procureur.
De beslissing
De rechtbank:
In de hoofdzaak
In conventie
I. Veroordeelt T Assurantiën en T hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om te betalen:
- aan AIG een bedrag van € 7.959.692,20 (zeven miljoen negenhonderd negenenvijftig duizend zeshonderd tweeënnegentig 20/100 euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 20 mei 2004 tot de dag van volledige betaling;
- aan Aegon een bedrag van € 3.034.518,61 (drie miljoen vierendertig duizend vijfhonderd achttien 61/100 euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 20 mei 2004 tot de dag van volledige betaling;
II. Veroordeelt HHT en T hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om te betalen:
- aan AIG een bedrag van € 1.220.465,61 (één miljoen tweehonderd twintigduizend vierhonderd éénenzestig 61/100 euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 20 mei 2004 tot de dag van volledige betaling;
- aan Aegon een bedrag van € 465.285,03 (vierhonderd vijfenzestig duizend tweehonderd vijfentachtig 3/100 euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 20 mei 2004 tot de dag van volledige betaling;
III. Veroordeelt Regiotop en T hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om te betalen:
- aan AIG een bedrag van € 206.049,12 (tweehonderd zes duizend negenenveertig 12/100 euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 20 mei 2004 tot de dag van volledige betaling;
- aan Aegon een bedrag van € 78.553,28 (achtenzeventig duizend vijfhonderd drieënvijftig 28/100 euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 20 mei 2004 tot de dag van volledige betaling;
IV. Veroordeelt Jesa en T hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om te betalen:
- aan AIG een bedrag van € 6.553.185,06 (zes miljoen vijfhonderd drieënvijftig duizend éénhonderd vijfentachtig 6/100 euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 20 mei 2004 tot de dag van volledige betaling;
- aan Aegon een bedrag van € 2.498.307,92 (twee miljoen vierhonderd achtennegentig duizend driehonderd zeven 92/100 euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 20 mei 2004 tot de dag van volledige betaling;
V. Veroordeelt T c.s. om aan Aegon te betalen de beslagkosten, tot op heden begroot op € 12.480,57 (twaalfduizend vierhonderd tachtig 57/100 euro);
VI. Veroordeelt T c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Aegon tot op heden begroot op € 10.617,18 (tienduizend zeshonderd zeventien 18/100 euro) en aan de zijde van AIG begroot op een bedrag € 3.632,00 (drieduizend zeshonderd tweeëndertig euro);
VII. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VIII. Wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie:
IX. Wijst af het gevorderde;
X. Veroordeelt T c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Aegon tot op heden begroot op € 1.384,00 (éénduizend driehonderd vierentachtig euro).
In het vrijwaringsincident
XI. Veroordeelt T c.s. in de kosten van het vrijwaringsincident, aan de zijde van Aegon tot op heden begroot op € 2.768,00 (tweeduizend zevenhonderd achtenzestig euro).
In het incident tot tussenkomst
XII. Veroordeelt T c.s. in de kosten van het incident tot tussenkomst, aan de zijde van AIG tot op heden begroot op € 2.768,00 (tweeduizend zevenhonderd achtenzestig euro).
Dit vonnis is gewezen door mrs. Jongebreur, Breitbarth en Schreuder en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 7 juni 2006.