ECLI:NL:RBALM:2006:AY6284

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
1 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/700098-06
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door aanrijding met auto en meegesleurd slachtoffer

Op 1 augustus 2006 heeft de Rechtbank Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 20 februari 2006 in Albergen met zijn auto een man heeft aangereden. De verdachte heeft het slachtoffer opzettelijk over een afstand van ruim 140 meter meegesleurd en overreden, wat heeft geleid tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van alcohol, roekeloos heeft gereden en niet heeft geprobeerd het slachtoffer te helpen na de aanrijding. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan doodslag, zoals ten laste gelegd, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vijf jaren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en zijn betrokkenheid bij het feit heeft ontkend, wat het verwerkingsproces voor de nabestaanden bemoeilijkt. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank ook rekening heeft gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van het feit en de impact op de rechtsorde.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/700098-06
STRAFVONNIS
Uitspraak: 1 augustus 2006.
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1980,
thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats],
terechtstaande, na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging ex artikel 314a Wetboek van Strafvordering, terzake dat:
hij op of omstreeks 20 februari 2006, althans in of omstreeks de periode van
19 februari 2006 tot en met 20 februari 2006,
te Albergen in de gemeente Tubbergen,
- terwijl hij, verdachte, al dan niet verkeerde in de toestand als bedoeld in
artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 -
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers is verdachte met dat opzet als bestuurder van een auto, daarmede
rijdende over de rijbaan van de Tichelweg, met die door hem bestuurde auto
aangereden of gebotst tegen die zich op die rijbaan van de Tichelweg
bevindende [slachtoffer] en/of heeft hij, verdachte, (vervolgens) die [slachtoffer] met
die door hem, verdachte, bestuurde auto (over een afstand van ruim 140 meter,
althans een (zeer) grote afstand) meegesleurd en/of (over de rijbaan van die
Tichelweg) voor zich uit geschoven en/of overreden, tengevolge waarvan
voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(parketnummer 08/700098-06);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 februari 2006, althans in of omstreeks de periode van
19 februari 2006 tot en met 20 februari 2006,
te Albergen in de gemeente Tubbergen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Tichelweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan
zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in
elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of
onachtzaam en/of onoordeelkundig over deze weg te rijden, welke
onvoorzichtigheid, onoplettendheid, onachtzaamheid en/of onoordeelkundigheid
hierin/hieruit heeft/hebben bestaan dat hij, verdachte,
- mede gelet op de omstandigheden ter plaatse, te weten duisternis en/of een
(zeer) smalle rijbaan -
heeft gereden met een snelheid die (veel) te hoog was voor een veilige
verkeersafwikkeling ter plaatse en/of
dat hij, verdachte, zich zodanig heeft gedragen, dat hij zijn voertuig niet
tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien
en/of
dat hij, verdachte, niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg voor hem
en/of op mogelijke weggebruikers op die weg voor hem en/of niet tijdig met dat
door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is gestopt en/of niet tijdig en/of
voldoende snelheid heeft verminderd en/of niet tijdig en/of voldoende is
uitgeweken,
tengevolge waarvan een botsing of aanrijding is ontstaan tussen dat door
verdachte bestuurde motorrijtuig en een zich op de rijbaan van die Tichelweg
bevindende persoon genaamd [slachtoffer],
waarbij of waarna die [slachtoffer] met dat door verdachte bestuurde motorrijtuig
(over een afstand van ruim 140 meter, althans een (zeer) grote afstand) werd
meegesleurd en/of waarbij of waarna verdachte met dat door hem bestuurde
motorrijtuig die [slachtoffer] (over de rijbaan van die Tichelweg) voor zich uit
heeft geschoven en/of heeft overreden,
waardoor die [slachtoffer] werd gedood,
terwijl hij, verdachte, al dan niet verkeerde in de toestand als bedoeld in
artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de eventuele in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen -die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 februari 2006 te Albergen in de gemeente Tubbergen,
- terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in
artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 -
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers is verdachte als bestuurder van een auto, daarmede
rijdende over de rijbaan van de Tichelweg, met die door hem bestuurde auto
aangereden tegen die zich op die rijbaan van de Tichelweg bevindende [slachtoffer] en heeft hij, verdachte, vervolgens met dat opzet die [slachtoffer] met die door hem, verdachte, bestuurde auto over een afstand van ruim 140 meter,
meegesleurd en/of over de rijbaan van die Tichelweg voor zich uit geschoven en overreden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden. Hieruit blijkt onder meer dat de aanrijding op de Tichelweg is veroorzaakt met de Volvo 440 met kenteken DZ-VS-56, en dat verdachte deze auto in beheer had. Hij heeft de middag voorafgaand aan de aanrijding in de Volvo gereden en deze geparkeerd aan De Gagel. De Volvo heeft daar in ieder geval tot 23.10 uur gestaan. De aanrijding heeft plaatsgevonden tussen 0.45 en 1.00 uur. Verdachte is rond 1.00 à 1.05 uur gezien in de directe nabijheid van de Volvo, die dan aan de Librijestraat geparkeerd staat, waar verdachte woont. De rechtbank heeft bij haar beslissing ook nadrukkelijk het gedrag betrokken dat verdachte heeft vertoond nadat de aanrijding had plaatsgevonden. Een getuige heeft de Opel Corsa van verdachte, die mankementen zou vertonen, de ochtend na de aanrijding omstreeks 7.30 uur vanaf de Ootmarsumseweg linksaf de Tichelweg in zien slaan. Dit is geen logische route voor verdachte van huis naar werk. Diezelfde dag heeft verdachte de Volvo waarmee het feit is gepleegd en die hem niet in eigendom toebehoort laten repareren bij getuige Gommer, die hij die ochtend al een sms-bericht stuurde. Verdachte rijdt die middag via een ongebruikelijke, deels onverharde route naar Gommer, die normaal geen reparaties voor verdachte verricht. Hij vertelt Gommer dat hij niet wil dat men denkt dat hij iets met de aanrijding te maken heeft. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte op deze manier willen verhullen dat hij de voorgaande nacht de aanrijding op de Tichelweg heeft veroorzaakt waarbij de Volvo beschadigd is.
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het onmogelijk is dat verdachte de aanrijding op de Tichelweg heeft veroorzaakt. Hij is van mening dat gelet op de tijdstippen waarop getuigen verdachte in de bewuste nacht hebben gezien de verdachte niet op de Tichelweg heeft kunnen zijn op het moment van de aanrijding. De rechtbank oordeelt anders: zelfs indien wordt uitgegaan van de voor verdachte meest gunstige uitleg van de getuigenverklaringen over de tijdstippen waarop zij verdachte in de bewuste nacht hebben gezien en over het tijdstip van de aanrijding gaat dit verweer niet op. Er is gelet op de getuigenverklaringen en de afstanden die verdachte moet hebben overbrugd ruim voldoende tijd geweest voor verdachte om van zijn woning aan de Librijestraat naar De Gagel te lopen, met de Volvo een ronde te rijden via de Tichelweg en de auto vervolgens te parkeren aan de Librijestraat. Het moment waarop de aanrijding moet hebben plaatsgevonden valt precies binnen deze tijdspanne.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft primair het misdrijf:
"Doodslag",
strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zeven jaren onvoorwaardelijk met teruggave van het beslag aan verdachte.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straffen behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
In de nacht van 19 op 20 februari 2006 heeft verdachte, onder invloed van een grote hoeveelheid alcoholhoudende drank, over de Tichelweg te Albergen gereden. Na aldaar de heer [slachtoffer] te hebben aangereden heeft hij direct hard geremd. Daarna heeft verdachte zich niet over het slachtoffer ontfermd, maar heeft hij welbewust getracht zich van het slachtoffer te ontdoen door hem al slingerend over een afstand van ruim 140 meter met en onder zijn auto mee te sleuren en tenslotte te overrijden, ten gevolge waarvan het slachtoffer ter plaatse is overleden. Met dit zeer ernstige misdrijf heeft verdachte een onherstelbare inbreuk gemaakt op het meest fundamentele recht van de mens, te weten het recht op leven. Door de bewezenverklaarde doodslag is onherstelbaar leed toegebracht aan de familie en kennissen van het slachtoffer. Door bovendien geen openheid van zaken te geven en iedere betrokkenheid bij het onderhavige feit te ontkennen, bemoeilijkt hij het verwerkingsproces bij de nabestaanden. Op deze ernstige inbreuk van de rechtsorde, die grote beroering teweeg heeft gebracht, in het bijzonder in Albergen en omgeving, dient naar het oordeel van de rechtbank gereageerd te worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur, zoals door de officier van justitie is gevorderd. Nu het verdachte het feit heeft gepleegd als bestuurder van een auto dient hem tevens een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid te worden opgelegd. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op de eerdere veroordelingen van verdachte en op hetgeen verder ter zitting is gebleken over de wijze waarop verdachte aan het verkeer pleegt deel te nemen. De ontzegging van de rijbevoegdheid kan korter zijn dan door de officier van justitie is gevorderd, om verdachte na ommekomst van de gevangenisstraf niet ieder perspectief te ontnemen.
De na te melden straffen zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen, dat het primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot
een gevangenisstraf voor de tijd van zeven jaren.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
alsmede
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vijf jaren.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: een zwarte Nokia mobiele telefoon, en boeren kiel, een boeren zakdoek, een gele geldbuidel aan een koord, 2 zwarte leren schoenen, een zwarte pet, een meerkleurige muts, een grijze Toshiba mobiele telefoon met oplader, blauwe kleding en een bruine lederen jas, aan verdachte.
Aldus gewezen door mr. Caminada, voorzitter, mrs. Stoové en Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van Klaassen, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 augustus 2006.