ECLI:NL:RBALM:2006:AY9701

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
27 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
69642 / HA ZA 05-216
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Jongebreur
  • A. Inden
  • M. Zweers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders bij onrechtmatige daad in het kader van faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Almelo op 27 september 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Lanny G. en Kalesh K. met betrekking tot bestuurdersaansprakelijkheid. Lanny G. vorderde schadevergoeding van Kalesh K. en de besloten vennootschap ECS Energy Savers B.V. wegens onrechtmatige daad, gebaseerd op artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft de eerdere vonnissen van 8 juni 2005 en 25 januari 2006 in acht genomen, waarin al eerder was geoordeeld over de aansprakelijkheid van K. en de ontbinding van ECS na faillissement.

Lanny G. stelde dat K. verantwoordelijk was voor het niet nakomen van (koop)overeenkomsten door ECS in de periode van maart tot en met augustus 2003, wat zou hebben geleid tot schade voor G. Tijdens de procedure heeft G. getuigen gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat G. niet in het bewijs was geslaagd. De verklaringen van K. en Van der V. gaven geen steun aan de stelling dat K. op enige wijze had bewerkstelligd dat ECS haar verplichtingen niet nakwam.

De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren bewezen die erop wezen dat K. als bestuurder van ECS een persoonlijk verwijt trof. De vorderingen van G. werden afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat G. niet-ontvankelijk was in haar vordering jegens ECS. Tevens werd G. veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van K., die op € 5.363,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 69642 / HA ZA 05-216
Vonnis van 27 september 2006
in de zaak van
LANNY G.,
wonende te Gresik (Jawa Timur, Indonesië),
eiseres,
procureur: voorheen mr. G.G. Vermeulen, thans mr. R. Kroon,
advocaat: mr. C.A. Prinsen te Doetinchem,
tegen
1. KALESH K.,
wonende te Oldenzaal,
gedaagde,
procureur: mr. R.B. de Kleine,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECS ENERGY SAVERS B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna G., K. en ECS genoemd worden.
De procedure
De rechtbank neemt hier over hetgeen zij heeft overwogen in haar vonnissen van 8 juni 2005 en 25 januari 2006. Naar aanleiding van laatstgenoemd vonnis heeft G. op 13 april 2006 twee getuigen en op 4 september 2006 één getuige doen horen. Van de verhoren is proces-verbaal opgemaakt. K. heeft afgezien van contra-enquête.
Vervolgens hebben partijen vonnis gevraagd. Het vonnis wordt heden bij vervroeging uitgesproken.
De beoordeling
De rechtbank neemt over hetgeen zij in haar vonnissen d.d. 8 juni 2005 en 25 januari 2006 heeft overwogen en beslist.
Vordering jegens K.
G. is bij vonnis van 25 januari 2006 in de gelegenheid gesteld om feiten en/of omstandigheden te bewijzen, waaruit volgt dat K. heeft bewerkstelligd of toegelaten dat ECS de in de periode maart 2003 tot en met augustus 2003 met G. aangegane (koop)overeenkomsten niet nakomt en daardoor aan G. schade berokkent.
G. heeft als getuigen voorgebracht zichzelf, de heer K. en de heer E. Van der V. (voormalig bestuurder van Stichting Aandelen Beheer Abacus).
De rechtbank is van oordeel dat G. niet is geslaagd in het haar opgedragen bewijs: G. heeft geen feiten en omstandigheden bewezen, waaruit volgt dat K. heeft bewerkstelligd of heeft toegelaten dat ECS de met G. gesloten overeenkomsten niet na zou komen en daardoor schade aan G. zou berokkenen.
K. heeft onder meer verklaard:
“Hij heeft de aandelen voor 1 euro gekocht en kreeg daarmee de activa en de passiva van ECS. De activa bestonden met name uit het netwerk dat wij in de loop van de jaren hadden opgebouwd. Er was geen voorraad of inventaris meer. Dat was allemaal al verkocht aan bouwcentra en tuincentra en klanten om te proberen de cashflow te verbeteren. […] Ik heb met Erik gesproken over de schuldenpositie van ECS. Hij zou alle schulden betalen. Hij was bezig verder te gaan met het bedrijf, maar ik weet niet of hij het daadwerkelijk heeft voortgezet. […]
Ik heb met Van der V. gesproken over de schuldenpositie van ECS waaronder de schuld aan G.. Ik heb niet aan Van der Veen gevraagd hoe en op welke manier hij deze schulden zou gaan betalen.”
Van der V. heeft onder meer verklaard:
“Ik had wel interesse in dat bedrijf omdat het een wereldwijd netwerk had. […]
De schuldenlast van ECS heb ik met K. besproken. In de regel koopt Abacus bedrijven op die in die zwaar weer verkeren en probeer ik er weer een goedlopende onderneming van te maken. […]
Voorzover ik mij kan herinneren heeft Abacus enkel de aandelen overgenomen om op die manier van het netwerk gebruik te kunnen maken. Er waren geen overige activa zoals voorraad en inventaris. […]
Het adres van ECS aan de Elektronweg 18c in Utrecht is een domiciliatieadres van ECS. De post werd naar dat adres verstuurd en verzameld door iemand in het pand ernaast. […]
In de periode vanaf de overname tot datum faillissement (9 maart 2005) heb ik niets met ECS gedaan behalve dan het verkrijgen van financiering. Dat is niet in die periode gelukt. De activiteiten van ECS heb ik in die periode niet voortgezet. […]
Met K. heb ik over de vordering van de schuldeisers gesproken. De crediteurenlijst hebben wij doorgesproken en daar zal ongetwijfeld de vordering van G. op hebben gestaan maar ik kan mij nu niet meer precies herinneren wat wij daarover hebben besproken. Ik heb met K. gesproken over de mogelijke oplossingen voor de schuldenpositie van ECS. Ik probeer venture capital te verkrijgen en als dat lukt kunnen daardoor meestal de crediteuren wel worden betaald. Lukt het verkrijgen daarvan niet (volledig), dan dient er gesaneerd te worden.”
Uit deze verklaringen volgt dat K. en Van der V. hebben gesproken over de schuldenpositie van ECS, waaronder de vordering van G.. Voorts blijkt uit de verklaring van Van der V. dat hij voornemens was door middel van “venture capital” ECS nieuw leven in te blazen, maar dat het verkrijgen van dit kapitaal is doorkruist door het faillissement. Geen feiten of omstandigheden zijn bewezen, waaruit bijvoorbeeld volgt dat ECS – na de aandelenoverdracht aan de Stichting Aandelen Beheer Abacus – activa te gelde heeft gemaakt en dat de opbrengst daarvan niet ten goede van de crediteuren is gekomen. Evenmin is bewezen of gebleken dat ECS door de Stichting Aandelen Beheer Abacus is voortgezet. Zowel K. als Van der V. hebben verklaard dat de activa van ECS bestonden uit het netwerk en dat van overige activa (voorraad en inventaris) ten tijde van de overname (al) geen sprake meer was. Dat K. ECS als dekmantel heeft gebruikt om onder zijn persoonlijke aansprakelijkheid uit te komen is – naar het oordeel van de rechtbank – evenmin gebleken. Nu voor het overige geen feiten en/of omstandigheden zijn bewezen, waaruit volgt dat K. heeft bewerkstelligd of heeft toegelaten dat ECS haar verplichtingen uit hoofde van de met G. gesloten (koop)overeenkomsten niet nakomt, treft K. geen persoonlijk verwijt dat voldoende ernstig is om hem persoonlijk aansprakelijk te houden.
Nu G. niet is geslaagd in het haar opgedragen bewijs èn de rechtbank in haar vonnis van 25 januari 2006 reeds heeft overwogen en beslist dat het voor K. niet voorzienbaar was dat ECS niet aan haar betalingsverplichtingen kon respectievelijk zou kunnen voldoen, dienen de vorderingen van G. te worden afgewezen. Niet is komen vast te staan dat K. als bestuurder van ECS een persoonlijk verwijt treft. Van een door K. gepleegde onrechtmatige daad is dan ook geen sprake.
Vordering jegens ECS
Bij vonnis van 25 januari 2006 heeft de rechtbank reeds overwogen en beslist dat de vordering van G. geen verdere bespreking meer behoeft, nu ECS – na opheffing van het faillissement wegens gebrek aan baten – op grond van het bepaalde in artikel 2:19 Burgerlijk Wetboek (BW) is ontbonden.
Proceskosten
G. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van K. worden begroot op:
- vast recht € 1.100,00
- salaris procureur € 4.263,00 (3 punten x tarief € 1.421,00)
totaal € 5.363,00
De kosten aan de zijde van de niet verschenen gedaagde worden begroot op nihil.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart G. niet-ontvankelijk in haar vordering jegens ECS;
wijst de vorderingen jegens K. af;
veroordeelt G. in de proceskosten, aan de zijde van K. tot op heden begroot op € 5.363,00;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Jongebreur, Inden en Zweers en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 27 september 2006.?