ECLI:NL:RBALM:2006:AZ5752

Rechtbank Almelo

Datum uitspraak
22 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/710723-06
Instantie
Rechtbank Almelo
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Geeve
  • A. Drewes
  • J. Bloebaum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting en aanranding van de eerbaarheid met meerdere slachtoffers

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Almelo op 22 december 2006 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere zedenmisdrijven, waaronder poging tot verkrachting en aanranding van de eerbaarheid. De verdachte, geboren in 1963 en op het moment van de uitspraak verblijvende in een huis van bewaring, werd beschuldigd van het plegen van seksuele geweldpleging tegen twee meisjes en een vrouw. De feiten vonden plaats op verschillende data in 2005 en 2006, waarbij de verdachte onder andere probeerde een vrouw te verkrachten en twee meisjes aanrandde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestond uit materiële en immateriële schade, tot een totaal van € 1.845,10. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan zedenmisdrijven, ondanks eerdere veroordelingen, en dat dit een zware inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers betekende. De rechtbank hield rekening met de psychische gevolgen voor de slachtoffers en de kans op herhaling van dergelijk gedrag door de verdachte. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf werd ook toegewezen, gezien de recidive van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en legde de straf op, waarbij ook de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht werd opgelegd, gezien de schade die aan de slachtoffers was toegebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 710723-06 + 751046-05 + 005889-03 (TUL)
STRAFVONNIS
Uitspraak: 22 december 2006
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[verdachte]
geboren te [plaats] op [datum] 1963,
wonende te [plaats]
thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats].
terechtstaande -na voeging ter terechtzitting en wijziging van de tenlastelegging- terzake dat:
met betrekking tot parketnummer 710723-06:
hij op of omstreeks 02 september 2006 te Goor, althans in het arrondissement
Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], de knoop van zijn broek heeft losgemaakt, in elk geval zijn broek heeft opengedaan en/of
naar genoemde [slachtoffer 1] is toegegaan en/of genoemde [slachtoffer 1] heeft vastgepakt
en/of (vervolgens) boven op [slachtoffer 1] is gaan zitten en/of liggen (terwijl
[slachtoffer 1] op de grond lag) en/of heeft verdachte, zijn hand(en) tussen de benen van die [slachtoffer 1] gedaan en/of in de borsten van genoemde [slachtoffer 1] geknepen en/of
getracht zijn, verdachtes, tong in de mond van genoemde [slachtoffer 1] te duwen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 02 september 2006 te Goor, althans in het arrondissement
Almelo, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het
plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
het knijpen in en/of betasten van de borsten en/of de vagina van genoemde
[slachtoffer 1] en/of het zoenen van genoemde [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) uit het achtervolgen van genoemde [slachtoffer 1] en/of het
belemmeren van de vrije doorgang voor die [slachtoffer 1] en/of het vastpakken van genoemde [slachtoffer 1] en/of boven op genoemde [slachtoffer 1] zitten en/of liggen (terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag);
en met betrekking tot parketnummer 751046-05:
hij op of omstreeks 03 september 2005 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
meermalen, althans eenmaal, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit het zoenen in de nek en/of de hals en/of het decolleté van die [slachtoffer 2] en/of vastpakken bij/van de borsten van die [slachtoffer 2] en/of drukken en/of duwen met zijn onderlichaam en/of zijn geslachtsdeel tegen de billen van die [slachtoffer 2] en/of bestaande uit het zoenen in de nek van die [slachtoffer 3] en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het vastpakken om het middel
van die [slachtoffer 2] en/of (hierbij) vastklemmen van de armen van die [slachtoffer 2]
en/of van achteren vastpakken van die [slachtoffer 2] en/of zeggen tegen die [slachtoffer 2]
N.:"Eén minuutje maar, één minuutje maar" en/of een arm om de schouders van
die [slachtoffer 3] slaan;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 03 september 2005 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
meermalen, althans eenmaal, et [slachtoffer 2] (geboren 05 mei 1990) en/of met [slachtoffer 3] (geboren 7 april 1991), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande
uit het zoenen in de nek en/of de hals en/of het decolleté van die [slachtoffer 2]
en/of het vastpakken van/bij de borsten van die [slachtoffer 2] en/of het drukken
van zijn onderlichaam en/of zijn geslachtsdeel tegen de billen van die [slachtoffer 2] en/of het zoenen in de nek van die [slachtoffer 3];
Gezien de stukken;
Gelet op het onderzoek ter terechtzitting;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte/veroordeelde gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank is door de inhoud van wettige bewijsmiddelen – die in de gevallen waarin de wet aanvulling van dit (verkorte) vonnis met de bewijsmiddelen vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage zullen worden opgenomen – waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte met betrekking tot zowel het primair tenlastegelegde feit genoemd onder parketnummer 710723-06 als onder parketnummer 751046-05 heeft begaan, met dien verstande dat:
met betrekking tot parketnummer 710723-06:
hij op 2 september 2006 te Goor, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], de knoop van zijn broek heeft losgemaakt, in elk geval zijn broek heeft opengedaan en naar genoemde [slachtoffer 1] is toegegaan en genoemde [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en vervolgens boven op [slachtoffer 1] is gaan zitten en liggen terwijl [slachtoffer 1] op de grond lag en heeft verdachte, zijn hand tussen de benen van die [slachtoffer 1] gedaan en in de borsten van genoemde [slachtoffer 1] geknepen en getracht zijn, verdachtes, tong in de mond van genoemde [slachtoffer 1] te duwen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en met betrekking tot parketnummer 751046-05:
hij op 3 september 2005 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten,
meermalen, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het zoenen in de nek en de hals en het decolleté van die [slachtoffer 2] en het vastpakken van de borsten van die [slachtoffer 2] en het drukken met zijn onderlichaam en zijn geslachtsdeel tegen de billen van die [slachtoffer 2] en het zoenen in de nek van die [slachtoffer 3] en
bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld uit het vastpakken om het middel
van die [slachtoffer 2] en het hierbij vastklemmen van de armen van die [slachtoffer 2]
en het van achteren vastpakken van die [slachtoffer 2] en zeggen tegen die [slachtoffer 2]
:"Eén minuutje maar, één minuutje maar" en een arm om de schouders van
die [slachtoffer 3] slaan.
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
met betrekking tot parketnummer 710723-06:
wat betreft het primair tenlastegelegde, het misdrijf:
"poging tot verkrachting",
strafbaar gesteld bij de artikelen 242 jo. 45 van het Wetboek van Strafrecht;
en met betrekking tot parketnummer 751046-05:
wat betreft het primair tenlastegelegde, het misdrijf:
"feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd”
strafbaar gesteld bij de artikelen 247 jo. 57 van het Wetboek van Strafrecht;
De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte/veroordeelde, terzake parketnummer 710723-06 en 751046-05 het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, een werkstraf van 240 uur bij niet voldoen te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, met gedeeltelijke toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 1] voor een bedrag van € 1.845,10 en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel. Terzake parketnummer 005889-03 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde straf voor de duur van 2 maanden.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte/veroordeelde, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
De rechtbank constateert dat de eis van de officier van justitie in strijd is met artikel 9 lid 4 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte heeft zich opnieuw schuldig gemaakt aan meerdere zedenmisdrijven, waaronder een poging tot verkrachting, waarbij, anders dan de raadsman heeft betoogd, het trachten te brengen van de tong in de mond van het slachtoffer, onder verwijzing naar HR d.d. 21 april 1998, als verkrachting dient te worden aangemerkt. Ondanks een eerdere veroordeling voor een zedenmisdrijf, waarbij verdachte een geheel voorwaardelijke straf is opgelegd, heeft verdachte reeds in de hierbij vastgestelde proeftijd deze zedenmisdrijven gepleegd. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan. Hierdoor heeft verdachte opnieuw een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers hetgeen voor laatstgenoemden ook nadelige psychische gevolgen van mogelijk langere duur met zich kan brengen.
Bij de vaststelling van na te melden straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met het omtrent verdachte uitgebrachte rapport van Forensisch Psychiatrische Dienst te Almelo d.d. 28 november 2006, opgemaakt door J. Dam, zenuwarts en kinder- en jeugdpsychiater, van welk rapport de rechtbank de inhoud en conclusie juist acht, deze overneemt en tot de hare maakt. De rechtbank heeft derhalve bij de strafoplegging rekening gehouden met het oordeel dat de bewezenverklaarde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat de kans op herhaling van een soortgelijk delict aanwezig is, aangezien verdachte zich al meerdere keren heeft schuldig gemaakt aan zedenmisdrijven. Blijkens het reclasseringsrapport d.d. 31 oktober 2006, opgemaakt door S. Bouwmeester is het gezien de ontkenning van verdachte, diens gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal en zijn beperkte verstandelijke vermogens niet mogelijk ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten een COVA training op te leggen. De rechtbank legt daarom een gedeeltelijk voorwaardelijk straf op, mede teneinde verdachte er mede op die wijze van te weerhouden opnieuw dergelijke feiten te plegen.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [slachtoffer 1], ter zake van feit met parketnummer 710723-06, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 3.095,10.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze vordering van de benadeelde partij ten dele gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De rechtbank zal de vordering toewijzen voor een bedrag van € 845,10 voor materiele schade (broek, vest, reiskosten voor de therapie en de no-claim ziektekosten) en € 1.000,-- aan immateriële schade, totaal € 1.845,10. Voor het overige acht de rechtbank de vordering niet-ontvankelijkheid nu die voor dit gedeelte niet eenvoudig is vast te stellen.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit is toegebracht.
De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14h, 14i, 14j, 27, 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging wegens recidive, betreffende parketnummer 005889-03.
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie te Almelo van 31 januari 2006, tot het geven van een last tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van deze rechtbank van 13 september 2004 opgelegde voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, van oordeel dat die vordering behoort te worden toegewezen, nu is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd meermalen aan soortgelijke strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart bewezen dat terzake de parketnummers 710723-06 en 751046-05 het primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (TWAALF) maanden.
Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot vier (VIER) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij op twee jaren wordt bepaald, aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte, terzake van het bewezen feit met parketnummer 710723-06 tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag groot € 1.845,10.
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit onder parketnummer 710723-06 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 1.845,10 ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer 1], met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 36 dagen zal worden toegepast. Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij [slachtoffer 1], voor het overige deel niet-ontvankelijk is in haar vordering en dat de benadeelde partij dit gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
Betreffende parketnummer: 005889-03
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 13 september 2004, te weten 2 (TWEE) maanden gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. Geeve, voorzitter, mr. Drewes en mr. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Lambers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 december 2006.